Column | Vlaggetjesnacht

Gisteravond logeerde ik bij een zachtmoedige vriend op het platteland met nogal wat vlaggenmasten in zijn prachtige tuin. Ooit had hij één vlag. Een doodgewone rood-wit-blauwe. Maar bij het laatste boerenprotest wilde zijn vrouw die vlag omdraaien. Zij heeft een moestuin en gifgroene vingers. Daar had mijn vriend geen zin in en toen heeft zijn vrouw een eigen mast gekocht. De twee vlaggen wapperden een tijdje vrolijk naast elkaar. Tot hun lesbische dochter thuiskwam. Zij vroeg zich af waarom haar ouders geen regenboogvlag hadden hangen. Waren zij homofoob ofzo? Nee, natuurlijk niet. Uurtje later stond mijn vriend bij de plaatselijke bouwmarkt voor een nieuwe mast. Twee dagen later wapperde het regenbooglapje vrolijk mee. Ondertussen was de vrouw van mijn vriend druk met een drietal Oekraïense vluchtelingen, die een tijdje gebruik mochten maken van het zomerhuis. Na een week vroegen de vluchtelingen bescheiden of ze een geel-blauw vlaggetje voor hun raam mochten hangen. Of was dat ingewikkeld?

„Absoluut niet”, riep mijn vriend en spoedde zich naar de bouwmarkt voor een volgende mast.

Een uur later ging de bel. De buurman. Hij zag de Oekraïense vlag toch een beetje als een provocatie omdat mijn vriend heel goed wist dat hij een van de laatste aanhangers van Thierry was en daarbij had hij een topfunctie bij Heineken, dat het toen nog lekker druk had in Rusland. Mijn vriend hing er een Russische vlag bij. Voor de lieve vrede.

Vorige week kwam de dochter haar nieuwe Amerikaanse liefje voorstellen. Een biseksueel meisje dat door mijn vriend meteen als een ‘twijfelpotje’ werd omschreven. Fluisterend, want dat soort grapjes liggen uiterst gevoelig. Het meisje komt uit een Joodse familie uit New York. Zonder dat iemand het aan mijn vriend vroeg fietste hij de volgende ochtend naar de bouwmarkt waar achter de toonbank al een vlaggenmast voor hem klaarstond. Ze waren wel bijna op. Niet veel later wapperde er een Israëlische vlag voor zijn verse schoondochter in het inmiddels best wel vrolijke rijtje. Maar dit schoot de Tunesische klusjesman in het verkeerde keelgat. Nu hangt er een Palestijnse vlag naast.

Diep in de nacht dronken mijn vriend en ik een glas met uitzicht op het rijtje vlaggen. Het leek wel een hotel.

We kregen het over Poetin die Netanyahu deze week heeft gebeld om hem te zeggen dat hij absoluut moet zien te voorkomen dat er burgerslachtoffers vallen. En dat hij wel wilde bemiddelen. Ook vroegen we ons af hoe Biden de Israëlische premier genoemd heeft. Zelensky? Zou zomaar kunnen.

En we kregen het uiteraard nog even over onze arme koning die in Zuid-Afrika allemaal verwijten naar zijn hoofd kreeg over dat vervloekte slavernijverleden. We vroegen ons af wat Willy tegen die arme mensen gezegd heeft. Dat zijn eigen familie er niks mee te maken had? En dat hij echt geen geld heeft om ze een beetje te compenseren? Onze koning schijnt humor te hebben. Dus wie weet.

Het laatste glas dronken we op onze criminele melkmuil Sywert, die afgeluisterd schijnt te zijn door het OM. En dat mag niet. Hij en zijn vriendjes Camille en Bernd zijn daar heel boos over. Ze voelen zich genaaid. En dat is een rotgevoel. Dat doet pijn. Zeker bij Sywert, Bernd en Camille. Ik heb met alle drie enorm te doen.

Toen was de fles leeg en stamelden we nog wat over de artsen die in Gaza moeten opereren bij het licht van hun mobiele telefoons. Omdat de stroom is afgesneden. Net als dat het water is afgesloten. Dat hoort bij oorlog.

We zwegen omdat we geen woorden hadden. Er waren ook geen woorden meer. Alle woorden zijn op. Er zijn alleen nog wapens. De oplossing? Iedereen moet dood. Als iedereen het loodje gelegd heeft dan hebben ze allemaal gewonnen en worden ze stuk voor stuk door hun eigen god gefeliciteerd. Proficiat!

We liepen naar de masten en hingen alle vlaggen zorgvuldig halfstok. Vogels zongen en kikkers kwaakten. Alleen jammer dat mijn vriend aan een doodlopende weg woont. Dus niemand ziet het.