De nieuwe verhalen van Mortier zijn zowel melig als van een schuimende vindingrijkheid

Omdat we de roman nu eenmaal beschouwen als het summum van het prozaschrijven (zo wordt de Libris Literatuurprijs alleen aan romans toegekend), wil men verhalenschrijvers, novellisten en essayisten nog wel eens de vraag voorleggen waar die roman toch blijft. Ja, dit was prachtig hoor, maar… toch een beetje een prelude van het echte werk.

De Vlaming Erwin Mortier verkeert in de luxepositie dat hij die gedachtegang om kan draaien. Vijfentwintig jaar terug debuteerde hij met een roman (Marcel) en sindsdien serveerde hij met regelmaat nieuwe romans, essays en gedichten uit, maar geen verhalen. Tot nu dan, zodat hij het nieuwe Glorie en Heerlijkheid de plezant ironische ondertitel ‘Eindelijk ook verhalen’ mee kon geven.

En dat is even wennen, die verhalen. Niet omdat Mortier daarin nou zo anders schrijft dan in zijn romans, maar omdat hij met die barokke zwier van hem zo afwijkt van wat je van de gemiddelde andere schrijver onder ogen krijgt. ‘De piepkleine tuinkabouter en de samenhang der dingen’, het verhaal waar Mortier de bundel mee opent, is wat dat betreft exemplarisch, handelend over de piepkleine tuinkabouter uit de titel die ‘iedere nacht uit zijn knusse schuilholletje komt geklauterd’ om ‘een waarlijk epische tocht door de weidse vlaktes van je buik en je borstkas aan te vangen’. Met dat holletje wordt iemands navel bedoeld, maar de herinnering aan kabouter Prikkeprak, de even onbevreesde als behulpzame co-assistent uit Kreatief met Kurk van Arjan Ederveen en Tosca Niterink, laat zich hierbij toch moeilijk verdringen.

Tel daar die gulle stijl van Mortier bij op en je noteert al snel het woord ‘bloemencorso’ in de kantlijn. Mooi (soms) en van een schuimende vindingrijkheid, maar ook wat al te melig, als een late Gerard Reve. Als het ergens gaat over iemand die ‘een krop in de keel krijgt van zijn eigen beeldspraak’, dan laat zich dat als een autobiografische opmerking interpreteren.

Dat Mortier zijn kaboutertje daarna in nog drie verhalen opvoert had van mij dus niet per se gehoeven, maar gelukkig demonstreert hij elders in het boek ook veel fortuinlijker kanten van zijn schrijfkunst. Vaak hebben de verhalen iets weg van een intiem portret, waarin het al in de eerste zin gaat over een ‘ze’, ‘hij’ of ‘ik’, waarmee Mortier zich meteen dicht tegen de mensen die centraal staan aan vlijt. Soms is het resultaat geestig en een beetje schurend, zoals in het tweeluik over Inger, een slimme maar gedesoriënteerde tiener die taalmoe overkomt met die mond vol neologismen en anglicismen. Alles komt ‘redelijk heavy binnen’ bij hem. Heel goed is ook het titelverhaal, over een in Congo opgegroeide kardinaal die de nieuwe paus wordt. Het is maar een klein mannetje. ‘Als student had hij geregeld geholpen bij de bedeling van de soep in de krakkemikkige refter van het al even krakkemikkige seminarie waar hij gevormd was. Zelfs met beide handen kon hij de pollepel amper uit de aluminium ketel tillen, en nu moest hij hetzelfde doen voor de hele planeet.’

Langzaam maar zeker raak je verknocht aan de sfeer die Mortier met zijn verhalen weet op te roepen. Vaak hangt er hoop en verwachting in de lucht, het nog niet gematerialiseerde, laat hij grofheid en fijnzinnigheid op elkaar botsen of gaat hij er een spel mee aan: de hardheid van een muzieklerares die de boeren aan de andere kant van de Leie minacht, de precieze rituelen rondom een abortus, de grove bouw van een kapper. Hoe kan alles bij één mens horen, lijkt Mortier zich af te vragen.


Lees ook
Erwin Mortier: De onbevlekte



<p>llustratie Paul van der Steen</p>
<p>” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2023/10/de-nieuwe-verhalen-van-mortier-zijn-zowel-melig-als-van-een-schuimende-vindingrijkheid-1.jpg”><br />
</a> </p>
<aside data-article-id=