Over graaiflatie spreekt Rabobank niet meer, maar van overwinsten lijkt wel degelijk sprake

De tijden van maandelijkse zorgen over extreme prijsstijgingen lijken alweer even voorbij. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) berichtte vorige week dat de inflatie inmiddels terug is op het niveau van vóór de Russische inval in Oekraïne en momenteel nog maar 0,2 procent op jaarbasis bedraagt. De energieprijzen zijn nog hoog, maar veel minder dan een jaar geleden. En de vraag of bedrijven de inflatie hebben ‘misbruikt’ om zichzelf te verrijken, hoor je ook zelden meer.

Maar dat is buiten de economen van de Rabobank gerekend. Die kwamen vorige week met een aanvulling op hun eerdere bevindingen over de zogenoemde ‘graaiflatie’. De ingrediënten daarvan: meer cijfers, nu ook per sector, een berg nauwkeuriger berekeningen en een snufje meer nuance in het debat over de vermeende overwinsten.

Want de economen van de Rabobank zorgden eerder dit jaar voor een felle discussie over deze graaiflatie. Destijds stelden zij vast dat bedrijven hun winsten meer hadden weten te verhogen dan de kosten waren gestegen. De winstmarges waren dus toegenomen en daardoor droegen bedrijven bij aan hogere inflatie, was de redenering destijds. Dat sloot aan bij internationale bevindingen over overwinsten. De rekening van de kostenstijgingen werd bij de huishoudens gelegd. Een nuancering van de Rabo-economen – namelijk dat bedrijven ook alvast konden anticiperen op hogere kosten in de toekomst – ging in het hoog oplopende graaiflatiedebat verloren.

Kritiek op graaiflatieconclusie

Er kwam veel kritiek op de bevindingen van Rabobank. Zo verklaarde het CBS dat de meeste bedrijven hun kosten eerder minder doorberekenen aan hun klanten dan dat ze de winsten nog eens opschroeven. Ze zouden bang zijn klanten te verliezen als alle hogere kosten doorberekend zouden worden. Anderen verweten de Rabo-economen van de verkeerde veronderstellingen uit te gaan. En het Centraal Planbureau zei dat het nog te vroeg was om nu al te spreken over graaiflatie, omdat een deel van de gegevens incompleet was.


Lees ook
Graaiflatie? Eerder het omgekeerde, meent het CBS want klanten worden ontzien

Winkelend publiek in de <strong>Kalverstraat</strong>. Proberen bedrijven hun klanten meer te laten betalen of durven ze dat juist niet? ” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2023/10/over-graaiflatie-spreekt-rabobank-niet-meer-maar-van-overwinsten-lijkt-wel-degelijk-sprake.jpg”><br />
</a> </p>
<p>Dat laatste erkent Rabobank ook impliciet met <a rel=het nieuwe rapport over de inflatie en de winsten. De bank schrijft letterlijk: „Door gebrek aan data was tot nu toe nog weinig bekend over de precieze achtergrond van de toename van operationele winsten.” Nu heeft Rabobank ook de cijfers per sector van het CBS gekregen en komt de bank met een verdere precisering van de veronderstelde overwinsten. De term ‘graaiflatie’ komt overigens niet meer terug in het rapport.

Gemiddeld genomen stegen de operationele winsten van het bedrijfsleven met 12,8 procent ten opzichte van 2021. Deels was die stijging te verklaren door hogere volumes (er werd meer verkocht), maar een steeds groter deel is alleen nog het gevolg van hogere afzetprijzen, hoger dus dan de kostenstijging rechtvaardigde. Over heel 2022 bedroeg de inflatie overigens 10 procent – die had dus lager kunnen zijn als de bedrijven minder hoge winstmarges hadden gepakt.

Maar de verschillen tussen sectoren zijn groot. Zo boekte de delfstoffensector een winst die maar liefst 4,5 keer hoger was dan het jaar daarvoor, en ook de energiebedrijven wisten de winst een kleine 200 procent op te schroeven, met name als gevolg van de hoge gasprijzen door de oorlog in Oekraïne.

Andere sectoren, zoals de ict, de financiële diensten en de handel en de bouw, lieten daarentegen kleine minnen zien. Hun winsten namen dus af ten opzichte van 2021.

Verschillende oorzaken

Niet elke winstgroei kent dezelfde dynamiek, stellen de economen. In de horeca is het met name de inhaalvraag na de lockdowns van 2021 die een forse winststijging veroorzaakt. De hogere productie (meer omzet) maakt dat ook de winsten mee omhoog gingen. De hogere kosten voor de inkoop van ‘grondstoffen’ in de horeca en de hogere personeelskosten waren niet genoeg om de hele winst te laten verdampen. Dit corona-effect (inhaalvraag, hogere volumes) komt ook terug in de sector cultuur, sport en recreatie. Daar bleef de operationele winst overigens nagenoeg gelijk.


Lees ook
Gaat de inflatie straks terug naar 2 procent, en moet dat eigenlijk wel?

Gaat de inflatie straks terug naar 2 procent, en moet dat eigenlijk wel?

Een gemêleerd beeld, kortom, maar onder de streep blijft de conclusie van mei dit jaar overeind: de winsten in het bedrijfsleven gingen meer omhoog dan de kosten. Waar dat eerst nog ten dele verklaard kon worden door hogere volumes (zoals in de horeca), zien de Rabo-economen nu vooral een autonome stijging van de afzetprijzen (onafhankelijk van de kosten), en dus van de winstmarges. Toch weer graaiflatie.

De Rabo-economen wagen zich met de nodige slagen om de arm ook aan een vooruitblik op deze trend in 2023. De cijfers zijn nog niet allemaal binnen, maar „een ruwe analyse” laat zien dat de toename van winsten zelfs nog iets lijkt te verbreden: de winnaars van vorig jaar (delfstoffen en energie) zien de winsten inmiddels dalen, terwijl ze in veel andere sectoren – waaronder delen van de dienstensector – juist versneld stijgen.

Het inflatiecijfer mag dan inmiddels weer terug bij af zijn, de vraag hoe de pijn verdeeld werd en wordt ligt nog steeds op tafel. En daarmee ook de vraag welk deel van die pijn bij huishoudens terecht komt en hoeveel daarvan met hogere lonen gecompenseerd kan en moet worden. Ook hier waarschuwen de Rabo-economen voor een onesizefitsall-benadering. De ene sector is de andere niet, noch bij de overwinsten, noch bij de cao-loonruimte.