Column | De balans is gesneuveld. Geen enkele poging tot context kan dat rechttrekken

Terwijl ik deze column aan het schrijven ben, gaat de geweldsspiraal gewoon verder. In Gaza, in Arras en in Brussel. En in Nederland? Daar word ik gebeld door serieuze mensen met de nerveuze vraag of ‘we dit als terrorisme moeten benoemen, of dat we het beter over strijders kunnen hebben’. Tja. Het is een oprechte vraag, waaruit bewogenheid en betrokkenheid bij het geweld in Israël spreekt, maar ook zenuwachtigheid over de eigen houding. Doe ik het wel goed, sta ik wel in het goede kamp?

Dat wij die vraag alleen al kunnen stellen en breeduit kunnen bediscussiëren is eerst en vooral een luxe. Maar het is wel een luxe die met verantwoordelijkheid gepaard gaat. Daarom zal ik de vraag voor u beantwoorden, en wel op twee manieren. Academisch en persoonlijk-psychologisch.

Eerst de academische beantwoording. In eerstejaarscolleges terrorisme en terrorismebestrijding is het standaardkost om te beginnen met het onderstrepen van het feit dat terrorisme een omstreden concept is. Net als zoveel andere -ismen hangt het af van de duidingsmacht hoe iets wordt gedefinieerd. Zijn het helden of moordenaars? Terroristen of vrijheidsstrijders? Meestal bepaalt de zittende macht de definitie. In zo’n situatie is het dus zaak dat je ervoor waakt als feitelijke buitenstaander zelf partij te worden. Zeker in een academische of pedagogische setting is het goed de luxe van de zakelijkheid te betrachten. Gaan doen alsof je stiekem toch meevecht en partij moet kiezen is net zo misplaatst als aanmatigend naar het leed van anderen toe.

Goed luisteren

Dus, van een afstand kun je er beter voor waken partij te kiezen, en je bij de definitiekwestie te richten naar wat de academische consensus is alsmede naar wat de regels zijn van de (internationale) rechtsorde in het gebied waar je je ophoudt, voor zover dat een open democratie is. Hamas geldt in de meeste handboeken als terroristische organisatie. En ook onder meer Nederland en de EU hebben de beweging als terroristisch gekwalificeerd. Dat heeft te maken met de derde, inhoudelijk doorslaggevende reden om een organisatie of groep als terroristisch aan te merken, namelijk door goed te luisteren naar wat de leiders zelf zeggen over hun bereidheid terroristisch geweld te gebruiken. Hamas werd opgericht in 1987, toen Fatah het gebruik van terroristisch geweld in de jaren zeventig expliciet had afgezworen en Hamas juist besloot die gewapende strijd wél voort te zetten, inclusief het plegen van aanslagen op niet-militaire doelen. Uiteraard strijdt Hamas óók voor de vrijheid van het Palestijnse volk, en levert het allerlei sociale diensten aan dat volk – net zoals de IRA, de ETA, de FARC en Fatah dat eerder deden. De één z’n terrorist kan prima de ander z’n vrijheidsstrijder zijn. Op het moment dat Hamas de wapens inlevert en ervoor kiest te besturen en te onderhandelen, schrappen we het adjectief terroristisch, precies zoals bij die andere organisaties is gebeurd. Maar voorlopig is het niet zo moeilijk om Hamas als terroristisch te kwalificeren.

De orde onder druk

Waarom voelen sommige mensen zich daar dan toch ongemakkelijk bij? Dat brengt me bij het tweede, meer psychologische deel van mijn antwoord. Dat heeft met balans te maken. In tijden van spanning en onzekerheid staat de orde onder druk, politiek, militair of moreel. De Oostenrijkse psycholoog Fritz Heider (Wenen, 1896) maakte de ineenstorting van zo’n orde zelf mee en schreef daarover in 1958 (samen met Beatrice Wright) het beroemde boek The psychology of interpersonal relations.

Volgens Heider willen mensen een consistent, kloppend en begrijpelijk beeld van de wereld om hen heen opbouwen. Wanneer conflicten de orde verstoren en de eigen emoties het beeld verder vervuilen, willen mensen de balans zo snel mogelijk herstellen, want die disbalans voelt naar. Ze zullen daarbij de gruwelijkheden in het eigen kamp, nuances en andere ambivalente inzichten onderdrukken ten gunste van een eenduidig, moreel helder beeld. Dat gaat dan bijvoorbeeld zo: ‘Ik kom op voor onderdrukten en ben tegen kolonialisme. Israël onderdrukt de Palestijnen. VS ondersteunt Israël. Hamas komt op voor de Palestijnen. Ergo: ik ben tegen Israël en de VS, en vóór Hamas, no matter what.’

Kees van den Bos legt in zijn belangrijke boek Elkaar eerlijk behandelen uit dat consistentie voor mensen die willen geloven in recht en gerechtigheid zo belangrijk is dat het ten koste van feitelijkheid en nuance kan gaan. Dat verklaart waarom idealistische mensen Hamas gaan vergoelijken, of de organisatie niet meer als terroristisch durven te bestempelen uit angst als moreel fout te worden weggezet.

Kortom, er zijn in deze oorlog hier godzijdank nog geen dodelijke slachtoffers gevallen. Maar de balans is wel gesneuveld. De aanslagen waren gruwelijk en het lot van de Palestijnen blijft afschuwelijk. Geen enkele ‘ja maar’ of ‘context’-poging kan die balans rechttrekken. Laten we dat dan ook niet proberen. In plaats van anderen onze morele consistentie te willen opdringen, kunnen we ons eigen lijden aan die disbalans van inconsistent geweld beter in stilte dragen en compassie betonen met slachtoffers aan beide zijden.

Beatrice de Graaf is hoogleraar geschiedenis van internationale betrekkingen in Utrecht.