Mestkevers kunnen helpen bij onderzoek naar de maki’s van Madagaskar, zoals ringstaartmaki’s en de zeldzame diadeemsifaka’s. De kevers zijn in dat opzicht „betrouwbaar en kosteneffectief”, schrijven Russische biologen deze week in zoölogisch tijdschift ZooKeys.
Ze zijn prachtig, de mestkevers van Madagaskar: tot wel drie centimeter groot, glanzend als metaal, iriserend als parelmoer en met poten als kolenschoppen. Samen ruimen ze de poep op van de bijzondere zoogdieren van dit Afrikaanse eiland. In de meeste gevallen zijn die dieren endemisch: ze komen alleen dáár voor. De meeste zijn bedreigd, door stroperij en boskap. Vooral de iconische maki’s, of lemuren, staan daarom wereldwijd in de belangstelling.
Biologen willen graag in kaart brengen waar nog maki’s voorkomen, van welke soorten en hoeveel – niet alleen om de staat van die soorten zelf aan af te lezen, maar ook die van hun leefgebieden. Zo hopen ze de natuur beter te kunnen beschermen.
De Russische onderzoekers verzamelden tientallen exemplaren van vier soorten mestkevers (zelf ook endemisch) en onderzochten hun darminhoud. Die bevat dna van de kevers zelf, van de halfverteerde plantenresten uit de poep, maar ook van de producenten van die poep. Dat dna is echter vaak al grotendeels uit elkaar gevallen tijdens de vertering door zoogdier en mestkever. Je kunt er daardoor geen complete genomen (dna-sets) van planten of dieren uit samenstellen.
Tot op soortniveau
Wel kun je fragmentjes ervan analyseren. De vraag was, aldus het artikel in ZooKeys, of die fragmentjes groot genoeg zijn om de eigenaar ervan tot op soortniveau te kunnen achterhalen. Dat kan inderdaad, zo bleek uit het onderzoek: maar liefst vijftien zoogdiersoorten kwamen uit de dna-analyses naar voren.
Deels waren dat zeldzame lemuren, waaronder bruine maki, kroonmaki, roodbuikmaki en diadeemsifaka. Maar met stip op nummer 1 stond een andere poepproducent: Homo sapiens. De mestkevers in alle gebieden, inclusief een afgelegen natuurgebied in het noorden van Madagaskar, hadden voornamelijk mensenpoep gegeten. Op nummer 2 en 3 stonden rund en varken. Ook dna van rat en hond was overvloedig in de poep aanwezig. Het lemuren-dna vormde maar 5 procent van het totaal, terwijl lemurenmest miljoenen jaren lang het hoofdvoedsel van deze kevers was.
Dit vertelt ons een aantal dingen, zo concluderen de biologen. Ten eerste is deze methode geschikt en kosteneffectief om lemuren-dna mee aan te tonen tot op soortniveau, zelfs in heel lage concentraties. De Russen noteren in hun artikel welke stukjes dna – relatief klein én soortspecifiek – je daarvoor het beste kunt gebruiken. Een andere conclusie is dat het dieet van de mestkevers vrijwel geheel is verschoven naar poepproducenten met een link naar de mens: vee, andere huisdieren, geïntroduceerde ratten én mensen zelf. Dat zegt veel over de staat van de ecosystemen op het eiland, aldus de Russen. Ze hopen dat ook andere biologen hun methode zullen gebruiken om die in kaart te brengen als basis voor natuurbescherming.