De coach vertelt de leraar dat die best wat minder mag praten in de klas

De Mr. J.J.L. van der Brugghenschool in Katwijk aan Zee straalt rust en orde uit. Aan niets is te zien dat het er de afgelopen jaren niet lekker liep. Dat er drie interim-directeuren waren in vijf jaar tijd. Dat leerkrachten de school verlieten. Dat de resultaten van leerlingen bij taal- en rekentoetsen daalden.

De protestants-christelijke school, die in juni haar vijftigjarig bestaan vierde, huist in een licht en ruim, gelijkvloers gebouw. Voor onderbouw, middenbouw en bovenbouw zijn er aparte schoolpleinen. Binnen zorgen tussendeuren in de gangen ervoor dat het geluidsniveau laag blijft. „Je merkt nauwelijks dat hier ruim vierhonderd kinderen zijn”, zegt schooldirecteur Walter Wassenaar terwijl hij door de school loopt en af en toe zijn hoofd naar binnen steekt in een lokaal.

De school staat op de grens van twee wijken: Hoornes, dat wordt gekenmerkt door huurflats, en Rijnsoever, een mix van koop- en huurwoningen. „Relatief veel ouders op onze school werken in maakberoepen”, vertelt Wassenaar, die vorig jaar directeur werd. „Veel kinderen komen hier omdat hun ouders er hebben gezeten. Ook veel leerkrachten komen uit Katwijk.”

Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat scholen jaarlijks ‘weegt’ op basis van het opleidingsniveau van ouders, hun land van herkomst en of ze in de schuldsanering zitten, is de leerlingenpopulatie iets „complexer” dan gemiddeld. Maar zelfs als je daar rekening mee houdt, vielen de resultaten van de leerlingen tegen. In de drie jaar voor Wassenaar begon, waren de scores bij de eindtoetsen in groep 8 achteruit gegaan. „We scoren ondergemiddeld, zowel landelijk als vergeleken met andere scholen binnen ons schoolbestuur.”

Ook met het lerarenteam ging het niet goed. De school had een „wat ongelukkige periode” achter de rug. „Er is veel gevraagd van leraren, ze hadden telkens andere leidinggevenden. We hebben een groep die gebleven is, heel loyaal en honkvast. Maar er is in de loop van de jaren ook veel werkervaring de deur uit gelopen.” Wat er dan gebeurt, zegt hij, is dat de leraren die blijven „zich terugtrekken in de klas”. „Er was weinig aan het collectieve gewerkt.”

Wassenaar wilde van de school weer een „gemeenschap” maken en de „doorgaande leerlijn” terugbrengen. Het lot hielp een handje. Hij zat nog geen maand op zijn plek toen zijn schoolbestuur hem wees op een „loterij” van het ministerie van Onderwijs. Scholen konden een eenmalige subsidie aanvragen om het onderwijs in de ‘basisvaardigheden’ taal, rekenen, burgerschap en digitale geletterdheid te verbeteren. Met die vakken gaat het op veel scholen niet goed, blijkt al jaren uit rapporten.

Een beer op de stoel van de juf

De nieuwe schooldirecteur vulde „in veertig seconden” het online aanvraagformulier in. „Ik hoefde alleen het registratienummer van onze school in te vullen. Ik vinkte ook aan dat ik hulp wilde van een ondersteuningsteam van het ministerie.” Twee maanden later kwam de uitslag: de school kreeg 660.000 euro toegewezen, op voorwaarde dat er een gedegen activiteitenplan zou worden ingeleverd. Het geld moet worden ingezet op methodes waarvan wetenschappelijk vaststaat dat ze werken.

Wassenaar wilde ongeveer de helft van het geld besteden aan coaching van de leraren. Het tweekoppige ondersteuningsteam van het ministerie dat langskwam kon dat niet bieden, dat bood vooral procedurele ondersteuning. Zo kwam hij, na gesprekken met verschillende onderwijsadviesbureaus, uit bij de Bazalt Groep, die werkt met een model om effectiever les te geven dat is ontworpen door de Amerikaanse onderwijswetenschapper Robert Marzano.


Lees ook
‘Sommige kinderen hebben nog nooit een potlood gezien’

Op basisschool de Globe geeft juf Mar les aan veertien zevenjarigen. Ze werkte eerder op een witte school in Hoofddorp.

Zes coaches zijn nu aan de slag in de school. Op dinsdagochtend, terwijl de kleuters een half uurtje naar de gymles zijn, wordt Marieke van der Ende, leerkracht van groep 1/2A, gecoacht door Marije van Onna. Van der Ende vertelt dat de kinderen het tellen nog niet goed beheersen. „Soms wil ik te snel”, zegt ze. „Dan moet ik de les afschalen.” Ze wil het leren tellen meer integreren in de verschillende hoeken die in de klas zijn ingericht voor spelend leren, zoals de bouwhoek, de leeshoek en de knutselhoek. Dat is een goed idee, vindt de coach. „Jij moet dan ook gaan observeren wat daar gebeurt.” Dat vindt Van der Ende nog lastig, want in de klas gebeurt overal tegelijk iets. Daarom zet ze de kinderen vaak in de grote kring als ze het tellen wil oefenen.

De coach geeft een tip: „Oefen met de kinderen eerst dat ze moeten wachten met hun vragen als jij ergens anders in de klas bezig bent. Zet bijvoorbeeld een beer op je stoel, die is zichtbaarder dan het stoplicht dat in de klas hangt.” Het kan Van der Ende ook helpen als ze de kinderen leert hoe ze in de tussentijd zélf hun probleem kunnen oplossen. „Maak er maar een aparte les van. Wat doe je als je moet plassen of als je veter loszit?”

Leekracht Marjolein van Rijn van groep 1/2C begeleidt een spel waarbij de kinderen getallen moeten slaan met een vliegenmepper.
Foto Olivier Middendorp

Wat later zit Van Onna in de klas bij Marjolein van Rijn van 1/2C. Zij heeft een paar kleuters die naar logopedie gaan en anderen die met een klassenondersteuner extra oefenen met taal. Van Rijn denk dat zijzelf misschien meer boekjes moet voorlezen en woorden moet uitleggen. Volgens de coach is het belangrijk dat de kinderen zélf veel praten. „Als jij veel aan het woord bent, dan oefenen ze niet.” Ze raadt de juf aan om werkvormen aan te bieden waarbij de kinderen samen hun woordenschat vergroten, bijvoorbeeld spelletjes. „Ik zal je wat ideeën mailen.”

In de bovenbouw is coach Marcel Wevers aan het werk. ’s Ochtends observeert hij de les van een leerkracht van groep 7B, Jacqueline Aandewiel. Het gaat over optellen en aftrekken met twee cijfers achter de komma. Ze laat de klas op het digibord zien hoe je dat doet. Daarna zet ze de leerlingen aan het werk, ze moeten nu zelf oefenen, met hun laptop en hun schrift. Ze loopt rond om te helpen en gaat ook een tijdje aan een instructietafel achterin de klas zitten om extra uitleg te geven aan twee kinderen. De meeste kinderen zijn rustig aan het werk, hier en daar wordt er wat gewiebeld.

Coach Marcel Wevers observeert achterin de klas.
Olivier Middendorp

Aan het eind van de middag, als de klas naar huis is, komt Wevers terug voor een nabespreking. Hij zegt dat ze al veel goed doet. „Er is rust in jouw klas, de leerlingen weten wat jij van hen verwacht.” Wat ze nog beter kan doen, is een werkvorm kiezen waarbij ze de leerlingen zo snel mogelijk zelf aan het woord laat. Wevers: „Als je een som voordoet op het bord, en een of twee kinderen de beurt geeft, neemt de betrokkenheid van de andere kinderen af. Hun hersens staan dan niet aan.”

Wat goed werkt, zegt hij, is een som laten zien waar expres een fout in zit. „Laat ze in tweetallen overleggen en daarna aan jou vertellen hoe het wel had gemoeten. Die stappen schrijf je op het bord. Dat zijn wat we noemen hun succescriteria. Die moet je sámen met de leerlingen opstellen, want dan wordt het hun eigen taal en beklijft het beter.” Aandewiel zegt dat ze het gaat uitproberen. Wevers komt binnenkort weer in de les kijken hoe het gaat.


Lees ook
Weer beheersen Nederlandse scholieren de ‘basisvaardigheden’ – lezen, schrijven, rekenen – te weinig

De gymzaal van Sportcomplex Willem Alexander wordt ingericht voor de centrale eindexamens van leerlingen van het Haarlemmermeer Lyceum. De exameneisen zijn dit jaar weer zoals voor corona. Dus geen extra herkansingen en geen mogelijkheid om het slechtste resultaat weg te strepen.

Directeur Wassenaar hoopt dat de coaching zijn leraren „goed zal toerusten om hun leerlingen beter te laten presteren. Zodat, als het geld straks wegvalt, de basis goed is gelegd.” Maar dit is niet de enige ingreep die hij met de subsidie heeft gedaan. Hij heeft ook een docent één dag per week vrij gegeven zodat die eindelijk kan afstuderen. „Dat kwam er nooit van omdat hij altijd voor de klas moest staan.”

Daarnaast besteedt hij een deel van de subsidie aan het uitroosteren en vervangen van leerkrachten die naast hun lestaak lees- of rekencoördinator zijn. „Daar hadden ze nauwelijks tijd voor.” Zij stellen nu samen met de intern begeleiders „kwaliteitskaarten” op voor het taal- en rekenonderwijs, zodat voor alle leraren duidelijk is wat er van hen wordt verwacht. Op die kaarten staat bijvoorbeeld hoeveel minuten per week er in de lessen gelezen en voorgelezen moet worden.

Nog eens een kwart van de subsidie gaat naar een kleine nevenvestiging 600 meter verderop, de Prins Willem-Alexanderschool, waar de leraren collectief worden getraind en een extra leerkracht werd aangesteld, zodat de klassen konden worden verkleind.

Eenmalig geld

Aan het ‘Masterplan Basisvaardigheden’ van het ministerie doen sinds de start in 2022 zo’n 3.000 scholen in het primair en voortgezet onderwijs mee. Zij krijgen samen bijna 900 miljoen euro subsidie. Het geld wordt inmiddels niet meer verdeeld via ‘loting’, scholen met achterstanden krijgen nu voorrang.

Wassenaar weet dat er kritiek is op het eenmalige geld dat het ministerie aan scholen geeft. Onder meer de Onderwijsraad en de Inspectie voor het Onderwijs schreven in rapporten dat dit soort ‘doelsubsidies’ de balans in het onderwijs verstoren. Zij vinden dat schoolbesturen hiermee buitenspel worden gezet, de ongelijkheid tussen scholen wordt vergroot, en onzekerheid wordt gecreëerd over de financiering op lange termijn.

„Tja”, zegt Wassenaar. „Ik heb altijd geleerd dat jam minder lekker wordt als je die dunner uitsmeert. Voor ons kwam deze subsidie precies op het juiste moment.” Bovendien houdt zijn schoolbestuur nu misschien geld over dat zijn school niet nodig heeft. „Dat kan dan ten goede komen aan andere scholen.”