Z’n gezicht lag aan gruzelementen, maar nu hebben Spaanse en Amerikaanse paleoantropologen de schedel van de uitgestorven primatensoort Pierolapithecus catalaunicus gereconstrueerd. In PNAS beschrijven ze hoe ze via micro-CT-scans en 3D-computermodellen tot de conclusie kwamen dat deze vroege voorloper een gezicht had dat, ondanks enkele overeenkomsten, duidelijk verschilde van hedendaagse mensen en mensapen: zo was zijn gezicht minder langgerekt. Het typische ‘primatengezicht’ ontstond vermoedelijk pas later in de evolutie, ná het verdwijnen van de laatste gemeenschappelijke voorouder.
Pierolapithecus catalaunicus leefde zo’n 12 miljoen jaar geleden in het noordoosten van Spanje en wordt beschouwd als een van de laatste gemeenschappelijke voorouders van mensen en mensapen (maar niet de állerlaatste). Deze uitgestorven primaat duikt regelmatig op in discussies over de evolutie van mensen en mensapen, omdat hij mogelijk al rechtop liep. De stand van de lage ruggenwervels, de ribben en de heupen wijzen op een rechtopgaande houding, maar andere adaptaties aan het op-twee-benen-lopen – zoals lange, gekromde tenen – ontbreken.
Evolutie van rechtop lopen
Om meer inzicht te krijgen in de evolutie van dat rechtop lopen is het allereerst nodig om de precieze positie van Pierolapithecus catalaunicus in de hominidenstamboom te bepalen, schrijven de onderzoekers. Met andere woorden: was de soort daadwerkelijk een van de voorouders van huidige mensen en mensapen? Of had hij toch meer gemeen met andere primatensoorten?
Hoewel de fossiele wervels en ledematen van Pierolapithecus catalaunicus al veelvuldig zijn bestudeerd, is er over de enige bewaard gebleven schedel weinig bekend: die is tijdens het fossilisatieproces te veel vervormd. Om die reden besloten de onderzoekers tot een ‘gezichtsreconstructie’. Ze haalden de gefragmenteerde fossiele schedel door de scanner en kwamen tot een 3D-model dat ze vervolgens vergeleken met de schedelreconstructies van tachtig andere levende en al uitgestorven apensoorten – waaronder bijvoorbeeld breedneusapen, franjeapen en makaken, maar ook orang-oetans en gorilla’s – om verwantschappen te bepalen.
Zodoende concludeerden de onderzoekers dat Pierolapithecus catalaunicus daadwerkelijk meer gemeen heeft met mensen en mensapen dan met andere apen, waaronder een brede neusholte, relatief hoge jukbeenderen en een diep gehemelte. Tegelijkertijd waren er ook duidelijke verschillen waarneembaar: zo was het gezicht niet zo langgerekt als dat van huidige mensapen, waren de oogkassen breder en heeft de neus een afwijkende hoek ten opzichte van het gehemelte.
Al met al is de soort te beschouwen als een primitieve hominide, schrijven de onderzoekers, die nauwer verwant was aan de grote mensapen (waaronder gorilla’s, chimpansees en orang-oetans) dan aan de kleine mensapen (gibbons). Ze vermoeden dat het gezicht van Pierolapithecus catalaunicus er in grote lijnen net zo uitzag als dat van de laatste gemeenschappelijke voorouder van alle mensen en mensapen, waarvan ze ook een hypothetische reconstructie hebben gemaakt – wel waren de oogkassen bij die laatste al wat smaller. Pas later in de evolutie zouden andere ‘typische’ primatenkenmerken zijn ontstaan.
Doordat er relatief weinig fossielen van vroege mensachtigen bekend zijn, is er volop ruimte om over het uiterlijk van die laatste gemeenschappelijke voorouder te speculeren. Maar, zo benadrukken de onderzoekers, de vondst van nieuwe fossielen zal pas écht duidelijk maken hoe die voorouder eruit zal hebben gezien – en of die wellicht ook al de zo kenmerkende lange, gekromde tenen bezat om goed rechtop te kunnen lopen.