Op zoek naar de vermeende nazi-schat in Ommeren: ‘Het is al dagen een gekkenhuis hier’


Reportage

Schatzoeken In de Gelderse plaats Ommeren wordt driftig gezocht naar een vermeende nazischat, ook al mag het niet van de gemeente. „Het gaat toch om heel veel geld.”

Richard Bruinsma vertrok vanochtend om vijf uur uit Sneek om naar de schat te zoeken in Ommeren.
Richard Bruinsma vertrok vanochtend om vijf uur uit Sneek om naar de schat te zoeken in Ommeren.

Foto Eric Brinkhorst

Het is zeker twee uur rijden vanuit Sneek, dus Richard Bruinsma stond deze ochtend al om vijf uur naast z’n bed. Nu drinkt hij een kop thermoskoffie langs een landweggetje bij de Gelderse plaats Ommeren. Zijn metaaldetector rust op een schop in de berm.

Toen Bruinsma deze week hoorde over de schat die hier in Ommeren zou liggen, sloeg hij daar „meteen op aan”. Een paar dagen lang zat hij tot twee uur ’s nachts achter zijn computer. Google Earth, Google Maps, oude topografische kaarten bestuderen, op zoek naar de juiste plek. „Als je van zo’n schat hoort, dan word je gek”, zegt Bruinsma, in het dagelijks leven klusjesman. „Het gaat toch om heel veel geld.”

Maar toen hij vanochtend arriveerde op de plek waar volgens hem de schat zou moeten liggen, wachtte Bruinsma een teleurstelling. „Er waren al allemaal gaten, soms wel een halve meter diep.” Hij groef nog een tijdje („Ik geef niet snel op”), maar verkaste uiteindelijk naar dit stoppelveld, een kilometer verderop, „om toch nog wat te zoeken”. Hij vist de buit van de ochtend uit zijn broekzak: een zilveren knoop, wat muntjes en een kogel.

Mannen met metaaldetectors

Sinds een paar dagen wordt Ommeren, een gehucht in de Betuwe, overlopen door schatzoekers als Bruinsma. Aanleiding is de openbaarmaking van een geheimzinnige schatkaart, afgelopen dinsdag, door het Nationaal Archief. De kaart werd twee jaar na de oorlog getekend door de Duitse oud-Wehrmachtsoldaat Helmuth Sonder. Die beweerde in april 1945, op de vlucht voor de oprukkende geallieerden, een kostbare verzameling zilver en goud te hebben begraven op landgoed Den Eng in Ommeren. De kostbaarheden zouden afkomstig zijn uit een gebombardeerd bankgebouw nabij Arnhem.

Nadat verschillende media, waaronder NRC, over de ‘nazischat’ schreven, arriveerden in Ommeren de mannen – vooral mannen – met metaaldetectors. In de bermen en boomgaarden op het landgoed zijn overal sporen te vinden van hun speurwerk in de afgelopen dagen: grote kuilen, lang niet allemaal dichtgegooid.

„Het is al dagen een gekkenhuis hier”, zegt streekhistoricus Joke Honders. „De schatzoekers komen van heinde en ver, eentje zelfs uit Engeland.” Op haar telefoon toont ze een foto van een man die tot aan zijn middel in een zelfgegraven gat staat, metaaldetector in de hand.

Ook Honders is danig opgewonden geraakt van de schatkaart, vertelt ze op de parkeerplaats van het streekmuseum naast het landgoed. Samen met Conny van der Heyden, een collega-amateurhistoricus die alles weet van de Tweede Wereldoorlog, toog ze meteen naar de zolder van het streekmuseum, op zoek naar oude kaarten en boeken. „En ik heb bij de Universiteit van Wageningen oude luchtfoto’s opgevraagd van de Royal Air Force”, zegt Van der Heyden.

Eigenlijk wilden Honders en Van der Heyden vandaag gaan zoeken naar de schat. Ze hadden al de hulp ingeschakeld van Cees-Jan van de Pol, een ervaren detectorman die enkele jaren geleden een Romeinse muntschat vond in een appelboomgaard even verderop. Alleen: zoeken mag niet. In de gemeente Buren, waar Ommeren onder valt, geldt sinds afgelopen najaar een detectorverbod. Sowieso verbiedt de Erfgoedwet om zomaar in de bodem te graven, tenzij je een ontheffing hebt. „Die hebben we aangevraagd”, zegt Honders, „maar dat is niet een kwestie van een paar dagen.”

‘Klaar met die flauwkul’

De gemeente Buren heeft schatzoekers afgelopen vrijdag opgeroepen niet meer naar Ommeren te komen. Negen gravers hebben inmiddels een officiële waarschuwing gekregen van een boa, vertelt wethouder Pieter Neven (Ruimte en Verkeer, PCG), die ook even poolshoogte is komen nemen op landgoed Den Eng. „De lokale bevolking heeft last van al die mensen die ongevraagd op hun terrein komen graven.”

Bovendien, zegt de wethouder, kan zomaar in de bodem spitten gevaarlijk zijn in de Betuwe. „De Duitsers hebben hier bij hun aftocht boobytraps neergelegd, die kunnen nog in de grond zitten. Vorig jaar is nog munitie gevonden die onschadelijk moest worden gemaakt.”

De Duitsers hebben hier bij hun aftocht boobytraps neergelegd, die kunnen nog in de grond zitten

Neven had de goudkoorts in Ommeren niet zien aankomen, zegt hij: het Nationaal Archief had de gemeente niet ingeseind over de op handen zijnde onthulling. Inmiddels heeft hij contact gehad met het archief. „Ze hebben excuses aangeboden en gezegd dat het een leermoment voor ze is.”

Aan de andere kant van de provinciale weg is te zien hoe ver sommige schatzoekers gaan. Op een erf naast een kersenboomgaard zijn drie reusachtige kuilen gegraven. De daders, die vermoedelijk in de nacht hebben toegeslagen, zijn spoorloos. Hun schoppen hebben ze tegen een schuurtje laten staan.

Rondom de kuilen staan de drie zusters Van Dee, wier moeder op het erf woont, met twee politieagenten te praten. Ze zijn nogal geprikkeld door de gebeurtenissen. „Wegwezen!” krijgt de verslaggever te horen als hij het erf op loopt. „Dit is ons terrein.”

Nadat de politie is vertrokken, tuurt Janny van Dee, een van de zussen, in de diepste kuil. „Zo meteen”, zegt ze, „schoppen we die zooi dicht en zijn we klaar met die flauwekul.”

Wichelroedeloper Lammert Hingstman (rechts) en schatzoeker Cees-Jan van de Pol zijn ook op zoek naar de nazischat.

Foto Eric Brinkhorst

Een sterk vermoeden

Een van de negen goudzoekers die een waarschuwing kregen, is wichelroedeloper Lammert Hingstman uit Drenthe. Toch is hij deze zaterdag weer naar Ommeren gekomen om te zoeken. De wichelroede blijkt geen Y-vormige tak te zijn, maar te bestaan uit twee draden, gebogen in een hoek van negentig graden. „Koperdraad. IJzerdraad is net zo goed. Ik heb een paar rollen in m’n auto liggen. Moet ik er eentje voor je maken?”

Tot nu toe hebben de schatzoekers vergeefs gezocht: de gouden ringen, horloges en munten van soldaat Sonder zijn nog niet gevonden. Het probleem, zegt streekhistoricus Joke Honders, is dat de schatkaart behoorlijk gedateerd is en „nogal vaag”. Ze haalt een kopie tevoorschijn uit haar tasje. „Kijk, volgens de kaart ligt de schat bij drie hoge populieren. Maar die zijn inmiddels gerooid.”

Toch hebben Honders en Van der Heyden een sterk vermoeden waar de schat zou kunnen liggen. Als de rust in Ommeren is wedergekeerd en hun ontheffing ingewilligd, willen ze gaan graven. „Maar we zeggen natuurlijk niet wáár.”

Wethouder Neven heeft inderdaad een ontheffingsverzoek ontvangen, zegt hij. Vijf stuks zelfs. „Maar waarschijnlijk gaan we ze afwijzen.”