Deze macho zou zo graag een rots in de branding zijn

Recensie Boeken

Henk van Straten De hoofdpersoon van zijn nieuwe roman is er een van het type ruwe bolster, blanke pit. En toch slaagt hij erin hem veelzijdig te maken.

Foto Don Mammoser

Daar gaat de bullebak, zesennegentig kilo schoon aan de haak, ‘vlezig’, ‘deinend’, de ‘torso vol bloed gepompt’, de spieren ‘bulkend’. Wel tweehonderdvijftig kilo kan hij ‘powerliften’. Wat een man, en wat een muis. Want zo kranig als Walter, de hoofdpersoon van Het kraaiennest van Henk van Straten (1980), er van buiten uitziet, zo klein is hij van binnen. Hij heeft geen baan, is gescheiden, vatbaar voor depressie en een roedel, stam of zelfs maar een partner heeft hij ook al niet. Wel een reïntegratietraject op de arbeidsmarkt, dat niet van de grond komt. Arme grote witte heterofluim. Zelfs als opvoeder is hij mislukt. Zoon Ben is ‘slap, een lachertje’. Net als hijzelf vroeger, denkt Walter. Wat moet je met zulke jongens aanvangen?

In Het kraaienschip redt een vader zijn zoon, of doet althans een poging. Wanneer Ben bij een steekincident betrokken raakt, gevalletje ‘foute vrienden’, ontvoert Walter hem, middenin het schooljaar. Ze gaan samen naar Portugal, waar een vage maat van de sportschool een nog vager huisje bezit, een lekkend krot zonder gas, water en licht. Blij is de zoon er aanvankelijk helemaal niet mee, temeer daar zijn vader algauw zijn mobiel uit de auto smijt.

Het kraaienschip lijkt een typisch mannenboek, spierballenproza over een spierballenhoofdpersoon, ruwe bolster, blanke pit. Van Straten, die in zijn eerdere romans al bewees goed stoer te kunnen schrijven, schrijft dikwijls afgemeten, afgebroken zinnen en simpele observaties. ‘Zulke gasten. Zoals die daar. Bij die auto’, luiden de eerste zinnen van het boek, en op die toon gaat het door. De vertelstem, van Walter dus, is beperkt, het is duidelijk dat deze kerel geen mooie woorden tot zijn beschikking heeft. En toch, toch slaagt Van Straten erin hem veelzijdig te maken. Dat is knap. De man die zich aan de wereld eenduidig presenteert als groot en sterk, blijkt kwetsbaar en knullig. Hij zou zo graag een rots in de branding zijn, maar het wil maar niet lukken. Eenmaal in Portugal, terugdenkend aan zijn jongensjaren waarin hij gepest werd en leed onder een tirannieke vader, sluit hij daar min of meer vrede mee. Waar hij alleen zijn zoon dacht te helpen en te redden, helpt en redt hij dus zichzelf.

Enigszins voorspelbaar is Het kraaienschip wel, het lijkt soms wel satire. Natuurlijk is de buurvrouw in Portugal een typische new age-zweefkees. Rond haar camper hangen Tibetaanse gebedsvlaggetjes, ze heeft zelf geknutselde meubels en kippen met ingewikkelde namen zoals ‘Pyriet’ en ‘Agaat’. Ze mediteert en ja, ze heeft een moestuin natuurlijk, je kunt haar uittekenen haast zonder verder te lezen. Hoe er echter een verstandhouding groeit tussen Walter en haar, die twee uitersten, is mooi en meeslepend vastgelegd. In de dialogen blijft hij meestentijds stug en zij temerig dan wel prekerig: je moet haast tussen de regels door lezen om te zien wat ze dan toch aan elkaar gaan hebben. In de invulling van hoe mietjes macho’s kunnen zijn en andersom, van wat kracht precies is, biedt Van Straten zijn lezers de ruimte. Ook het eind van de roman is op zo’n plezierige manier niet eenduidig – is Walters missie nou gelukt of niet? – je blijft erover nadenken.