Het enige rijtjeshuizenpaleis van Nederland staat in Den Haag

Rijtjeshuis Veel zeventiende-eeuwse hofjes van liefdadigheid, gebouwd voor arme weduwen, lijken op een klooster. Maar het Hofje van Nieuwkoop werd een paleis.

Het Hofje van Nieuwkoop, het grootste en mooiste Haagse hofje, is een onvervalst geval van liefdadigheid.
Het Hofje van Nieuwkoop, het grootste en mooiste Haagse hofje, is een onvervalst geval van liefdadigheid. Foto Nick den Engelsman

Het rijtjeshuis is in Nederland het ‘gewoonste’ huis: de meeste Nederlanders wonen in een ‘eengezinswoning die met twee of meer identieke woningen een blok vormen’, zoals de beste definitie ervan luidt. Van de acht miljoen woningen in Nederland zijn er 3,4 miljoen, oftewel 42 procent, een rijtjeshuis. Dit is 6 procent meer dan het aandeel van appartementen en andere ‘meergezinswoningen’. Vrijstaande huizen zijn goed voor 13 procent, twee-onder-één-kappers voor 9.

Dat de meeste Nederlanders in een rijtjeshuis wonen is van tamelijk recente datum. Voor de Tweede Wereldoorlog was dit nooit het geval. En na de oorlog werd het rijtjeshuis pas in de jaren 1975-1985 het gewoonste Nederlandse huis. Nadat de omstreeks 1970 uit de grond gestampte Amsterdamse hoogbouwwijk de Bijlmermeer al binnen vijf jaar was uitgelopen op de grootste stedenbouwkundige mislukking uit de Nederlandse geschiedenis, werden veel meer rijtjeshuizen gebouwd dan voordien. Eindelijk was het tot de Nederlandse stedenbouwers doorgedrongen dat Jan en Annie Modaal met hun gezin liever woonden in een rijtjeshuis in een ‘overloopgemeente’ als Hoorn dan in een galerijflat in een corbusiaanse hoogbouwwijk.

Uiteindelijk werd ruim de helft van de 2,2 miljoen nieuwbouwwoningen uit de jaren 1965-1985 een rijtjeshuis. Het is geen toeval dat het juist toen de dominante vorm werd van sociale woningbouw, die de architect Carel Weeber eens treffend heeft omschreven als „de huisvesting van mensen die eigenlijk geen woning kunnen betalen.” De Nederlandse verzorgingsstaat en de daarbij horende wereldberoemde volkshuisvesting waaraan de rijksoverheid een aanzienlijk deel van het jaarlijkse budget besteedde, beleefden toen hun glorietijd.


Het rijtjeshuis als de Nederlandse sociale woning bij uitstek heeft een lange traditie: al in de zeventiende eeuw was het huis dat hetzelfde als dat van de buren het gewoonste huis van de volkshuisvesting. Verreweg de meeste rijtjeshuizen in steden als Amsterdam en Leiden werden toen gebouwd in ‘hofjes van liefdadigheid’, gesticht door kerkelijke genootschappen en rijke burgers. In beginsel konden hofjes, vaak bestemd voor oude weduwen, elke vorm aannemen. Ook een appartementengebouw kon bijvoorbeeld een hofje van liefdadigheid herbergen. Maar het is, opnieuw, geen toeval dat hofjes heten zoals ze heten. Meestal lijken ze op een middeleeuws klooster en bestaan ze uit aaneengesloten identieke huisjes die in een rechthoek om een tuin staan.

Deugdzame armen

In de Gouden Eeuw werden veel Nederlandse burgers zo door hun rijkdom in verlegenheid gebracht dat ze honderden hofjes stichtten. Zo verschenen in de grotere steden tal van kleine en grote groene enclaves met rijtjeshuisjes waarvan de achterkanten niet zelden een blinde muur vormen in de straten. Voor een oplossing van de toen ook al heersende woningnood zorgden de hofjes overigens niet. Alleen deugdzame armen mochten er wonen, het omvangrijke lompenproletariaat bleef veroordeeld tot een leven in krotten.


Zo talrijk waren de hofjes dat het woningbestand van een stad als Den Haag omstreeks 1800 er voor een kwart uit bestond. Dit waren overigens niet alleen hofjes van liefdadigheid. Het nog altijd bestaande Hofje van Severie, een rijtje van negen identieke huizen aan het Noordeinde uit 1768, was bijvoorbeeld van begin af aan een exploitatiehofje met huurhuizen. Maar het Hofje van Nieuwkoop, het grootste en mooiste Haagse hofje, is een onvervalst geval van liefdadigheid. Vlak voor zijn dood in 1657 bepaalde de puissant rijke Johan de Bruyn van Buytewech (1590-1657), Heer van Nieuwkoop, Noorden en Achttienhoven, in zijn testament dat uit zijn nalatenschap een hofje voor de allerarmste weduwen moest worden gebouwd op zijn landerijen aan de toenmalige Warmoesstraat in Den Haag. Hiervan moest het Hollands-classicistische tuinpaviljoen, dat hij eerder als buitenverblijf had laten bouwen, het middelpunt worden. Voor het ontwerp van het hofje vroegen de executeurs testamentair toparchitect Pieter Post (1608-1669), bekend van onder meer Huis ten Bosch in Den Haag. Post ontwierp een nagenoeg rechthoekig complex waarin het buitenverblijf, dat De Bruyn van Buytewech eens zijn ‘speelhuis’ had genoemd, als regentenkamer van het hofje in het noordelijk bouwdeel was opgenomen. Daar recht tegenover plaatste hij een monumentaal poortgebouw aan de Prinsegracht, met Ionische zuilen en vijf grote putti die het wapen van De Bruyn van Buytewech en zijn vrouw vasthouden. Op de vier hoeken van het complex met 62 woningen verschenen bouwdelen die iets naar voren springen en hoger zijn dan de rijtjeshuizen, zodat het hofje een paleiselijk aanzien kreeg.

Anders dan veel andere grote hofjes uit de zeventiende eeuw heeft het Hofje van Nieuwkoop geen kapel. De katholieke De Bruyn van Buytewech, die het speelhuis wellicht ook heeft gebruikt als schuilkerk, had bepaald dat zijn hofje was bestemd voor weduwen „sonder aansien van wat religie d’selve souden mogen wezen.”


Gated community

Anno 2023 wordt het Hofje van Nieuwkoop allang niet meer omgeven door weilanden, maar is het opgeslokt door Den Haag. Aan de westzijde werpt de brutalistische kolos van het Haaglanden Medisch Centrum zijn schaduw over het hofje, aan oostkant bestaat de omgeving uit bleke stadsvernieuwingsarchitectuur. Maar hoewel er allang geen weduwen voor niets meer wonen en de rijtjeshuizen worden verhuurd aan vooral alleenstaanden van alle leeftijden, is het Hofje van Nieuwkoop vrijwel onveranderd. Door de imposante 130 meter lange, blinde west- en oostmuren is het nog altijd een hermetisch gesloten gated community. De prachtige poort aan de Prinsegracht zit meestal dicht, bezoekers kunnen via de bescheiden westpoort naar binnen. Hier laat een bord weten dat onbevoegden niet welkom zijn en moeten de bezoekers bij een van de bewoners of de beheerder aanbellen om binnengelaten te worden.

Ook aan de tuinzijde oogt het hofje nog altijd 17de-eeuws. Natuurlijk hebben de rijtjeshuizen met hun rode luiken, die, met een woonkamer beneden en een slaapkamer boven, voor 17de-eeuwse begrippen riant waren, in de loop van de tijd een badkamer, keuken en wc gekregen. Maar bij de grootscheepse restauratie begin jaren tachtig hoefde de indeling niet te worden gewijzigd om aan de toenmalige wooneisen te voldoen. De grootste verandering was dat de tuin, oorspronkelijk vooral een moestuin met bleekveldjes, werd aangelegd in Hollands-classicistische stijl, met rechthoekige bloemperken die worden omzoomd door heggetjes. Maar de nieuwe tuin heeft slechts het statige karakter versterkt dat het enige rijtjeshuizenpaleis van Nederland altijd al had.