Koloniaal geweld tijdens de oorlog in Indonesië werd bewust geheim gehouden

Indonesië Inlichtingendiensten maakte buitensporig veel slachtoffers tijdens de oorlog in Indonesië en dat werd toegedekt. Dit blijkt uit twee nieuwe onderzoeken die deze dinsdag publiek worden.

Militairen van het Indonesische nationale leger (TNI).
Militairen van het Indonesische nationale leger (TNI). Foto NIMH / Collectie Stoottroepen Museum

Nederlandse militaire inlichtingendiensten hebben zich tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog op grote schaal schuldig gemaakt aan systematische martelingen van Indonesische gevangenen. Martelen was officieel verboden maar was „in feite inofficieel beleid”. Verder oefenden de diensten een contraterreur uit met doodseskaders (hit squads). „De relatief kleine inlichtingendiensten hadden een onevenredig groot aandeel in het extreme geweld dat de Nederlandse krijgsmacht van 1945 tot en met 1949 heeft gepleegd.” Tot deze conclusies komt Rémy Limpach in het boek Tasten in het duister, inlichtingenstrijd tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949 dat deze dinsdag is gepresenteerd in Amsterdam.

Het gelijktijdig gepresenteerde onderzoek Talen van geweld, stilte, informatie en misleiding in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog 1945-1949 van Remco Raben en Peter Romijn beschrijft hoe het mogelijk was dat informatie over de mensenrechtenschendingen door Nederlandse troepen in Indonesië nauwelijks doordrong tot Nederland. En hoe het kwam dat, als overschrijdingen soms wel bekend waren, deze werden geaccepteerd.

Lees ook: We hebben het verhaal over de oorlog in Indonesië niet kunnen kantelen

Raben en Romijn schrijven deze „brede geweldstolerantie” onder andere toe aan het feit dat het Nederlands koloniaal bestuur in Indonesië een „bureaucratische dictatuur” was, zonder controlemechanismen van de democratische rechtsstaat.

Het militair optreden was het resultaat van „diep ingesleten patronen” gedurende de lange periode van koloniale overheersing. „Nederland liet zich leiden door koloniale drijfveren, van vooroordeel, bevoogding en beheersing.” Politici voelden door „hun geografische en mentale afstand” nauwelijks verantwoordelijkheid voor het geweld. Dit noemen de auteurs „koloniale dissociatie”.

Bloedig en wreed

Beide onderzoeken stellen overigens vast dat ook van Indonesische zijde bloedig en wreed is opgetreden, vaak ook tegen de eigen bevolking. Maar ze stellen ook vast dat de motieven van Nederland en Indonesië verschilden. Limpach: „Zo voerden de Indonesiërs een gerechtvaardigde oorlog tegen een koloniale macht […].” Bij de oorlog verloren naar schatting honderdduizend Indonesiërs het leven, 5.300 Nederlandse militairen, tienduizend Indonesiërs van Chinese komaf, tweeduizend Britten en Japanners en ongeveer zesduizend Nederlandse of Indo-Europese en Molukse burgers. Het aantal slachtoffers van geweld tussen Indonesische facties is onbekend en daarom niet meegerekend.

Lees ook: Veel emoties tijdens debat over oorlog in Indonesië

„Over de inlichtingenoorlog was tot nu toe niet zoveel bekend”, zei Limpach bij de presentatie. Die leemte heeft hij met dit boek opgevuld. Een van zijn nieuwe bevindingen is dat dat Nederland de gewapende militaire strijd weliswaar gewonnen heeft, maar de strijd tegen de Indonesische inlichtingendiensten heeft verloren.

De oorlog was volgens hem gebaseerd „op politiek gekleurd, vooringenomen en amateuristisch Nederlands inlichtingenwerk”. Leidend waren „paternalische, oriëntalistische en racistische mentaliteiten die diep in het koloniale verleden wortelden”. Als belangrijke militair verantwoordelijke wijst Limpach op de militaire commandant generaal Simon Spoor. „Deze autoritaire en halsstarrige KNIL-officier” maakte volgens hem „de inlichtingendiensten tot instrument van zijn agressieve beleid”.

Excuses

De boeken die deze dinsdag zijn verschenen zijn het resultaat van het onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië 1945-1950 uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van Koninklijk Instituut van Taal-Land- en Volkenkunde, het Nederlands Instituut voor Militaire Historie en NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Het samenvattend hoofdrapport Over de grens werd 22 februari vorig jaar gepubliceerd. Hoofdconclusie toen was dat Nederlandse militairen structureel extreem geweld toepasten in de oorlog met Indonesië en dat dit politiek, justitieel en militair werd toegedekt. Minister-president Mark Rutte (VVD) bood in reactie op het rapport zijn excuses daarvoor aan aan de regering van Indonesië.

Dat deed hij nogmaals tijdens het debat met de Tweede Kamer over het eindrapport op 13 juni dit jaar. Het kabinet onderschreef de conclusies uit het rapport en herzag daarmee het standpunt dat de regering sinds 1969 had ingenomen, namelijk dat afgezien van een aantal excessen de Nederlandse strijdkrachten zich als geheel correct hebben gedragen. Rutte weigerde echter in te gaan op het verzoek van GroenLinks om 17 augustus 1945, de dag van de proclamatie van de Republiek Indonesië, staatkundig te erkennen. Zo blijft de koloniale oorlog een ‘binnenlands conflict’. Jakarta heeft niet gereageerd op de Nederlandse excuses.