N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
KLimaatbeleid
De marges van regeringsleiders in Europa om besluiten te nemen over klimaatbeleid zijn smal. Het beleid komt voor het overgrote deel uit Brussel, waar onder leiding van Eurocommissaris Frans Timmermans de afgelopen jaren met de Green Deal een stevig klimaatpakket is opgetuigd. Op zijn beurt staat ook dat Brusselse beleid niet op zichzelf. Het is de vertaling van wat de internationale gemeenschap in 2015 in Parijs heeft afgesproken om te voorkomen dat de opwarming van de aarde uit de hand zou lopen.
De noodzaak van ‘Parijs’ volgde uit de rapporten van klimaatwetenschappers die in de afgelopen jaren op steeds dwingender toon uitleggen wat de mensheid te wachten staat als de opwarming ongehinderd doorgaat. En voor wie nog twijfelt aan die klimaatrapporten is er de dagelijkse werkelijkheid, waar weersextremen af en toe nog harder toeslaan dan wetenschappers in hun modellen zagen aankomen.
Het Parijsakkoord was een geweldige internationale prestatie. Het verdrag luidde een nieuwe wereld in, het begin van een mondiale maatschappelijke verandering die zijn weerga niet kende. Het begin ook van een enorme politieke krachtsinspanning, die aanvankelijk werd onderschat. Klimaatbeleid, dat was een einde maken aan kolen, olie en gas – in die volgorde – om plaats te maken voor ‘gratis’ energie uit zon en wind. Inmiddels weten we wel beter. Het gaat om een afscheid van de huidige manier van leven.
Voor politici is dat geen prettige boodschap. Jarenlang hebben ze de indruk gewekt dat het wel mee zou vallen met de gevolgen van hun klimaatbeleid. Sommige zaken zouden misschien wat duurder worden, maar verder was de boodschap: beste mensen, jullie kunnen gewoon het leven blijven leiden dat je gewend bent. Je hoeft je gehaktbal niet te laten staan, je vliegvakantie niet te annuleren. Je hoeft je auto niet de deur uit te doen, als je de volgende keer maar kiest voor een elektrische variant. En je mag spullen kopen zoveel je maar wilt.
Maar is dat wel zo?
Met het huidige beleid is het in de verste verte niet haalbaar om de gemiddelde temperatuur op aarde te beperken tot anderhalf à twee graden Celsius, zoals is afgesproken in Parijs. Twee weken geleden, in de aanloop naar de klimaattop in Dubai in december, verscheen de conclusie van de inventarisatie die bij de Verenigde Naties is gemaakt van de nationale bijdragen van alle landen in de wereld aan het mondiale klimaatbeleid. Die bijdragen leiden niet tot het gewenste resultaat, en dus zijn landen verplicht ze verder aan te scherpen – zo is het destijds in Parijs afgesproken.
Pijnlijke maatregelen, die ook individuele burgers treffen, zijn dan ook niet langer te vermijden. Dat politici het daar moeilijk mee hebben, bleek de afgelopen maanden in verschillende Europese landen. De Franse president Macron vroeg de Europese Commissie om het wat rustiger aan te doen met het groene beleid, de Belgische premier De Croo viel hem bij. Eerder al wist de Duitse bondskanselier Scholz, met steun van Italië, het Europese verbod op auto’s met een verbrandingsmotor af te zwakken. Klimaatminister Jetten durfde in zijn klimaatplannen geen heffingen op te nemen om het gedrag van burgers te beïnvloeden; in plaats daarvan koos hij voor subsidies – volgens zijn eigen adviseurs duurder en minder effectief.
Vorige week was het de beurt aan de Britse premier Sunak. Hij rechtvaardigde het besluit om zijn klimaatbeleid te versoepelen met kritiek op zijn voorgangers (en op zichzelf): we zijn niet eerlijk geweest over de kosten en hebben te lang gekozen „voor de gemakkelijkste weg, door te zeggen dat alles tegelijk mogelijk is”.
Intussen houden politici – ook Sunak – vol dat het grotere doel, namelijk klimaatneutraliteit in 2050, niet in gevaar komt. Maar zo’n stip op de horizon is voor de huidige generatie regeringsleiders een gratis belofte. Als het zover is, worden zij daarop niet meer afgerekend.
Dat maakt klimaatbeleid politiek zo ingewikkeld: het voordeel betaalt zich uit op de lange termijn, maar de kosten worden nu gemaakt. In zijn bijna 700 pagina’s tellende rapport over The Economics of Climate Change noemde de Britse econoom Nicholas Stern klimaatverandering al in 2006 het omvangrijkste marktfalen dat de wereld ooit heeft gezien. Snel ingrijpen was uiteindelijk de goedkoopste oplossing.
Maar dat vraagt om politici die niet kiezen voor de gemakkelijkste weg en de moed hebben om uit te leggen wat ze doen. Politici die binnen de smalle marges van hun beleidskeuzes burgers meenemen in de besluitvorming. Zonder er omheen te draaien en zonder een moeilijke boodschap te schuwen. Maar dan moeten burgers bereid zijn daarnaar te luisteren en politici niet afrekenen op hun gebrek aan moed.