Ondanks bloedspetters en blaren hebben de de Nederlanders zich gekwalificeerd voor de Olympische Spelen

Reportage

Turnen De Nederlandse turnmannen hebben in Antwerpen een ticket verdiend voor de Olympische Spelen in Parijs. Op het nippertje.

Loran de Munck, Bart Deurloo en Casimir Schmidt (van links naar rechts) in actie tijdens de kwalificaties voor de WK turnen.
Loran de Munck, Bart Deurloo en Casimir Schmidt (van links naar rechts) in actie tijdens de kwalificaties voor de WK turnen. Foto Iris van den Broek

Met de armen over elkaar staat de rest van de Nederlandse turnmannen te kijken naar de voltigeoefening van Casimir Schmidt (27). Het is de laatste oefening van het Nederlandse team tijdens de WK in Antwerpen, zaterdagavond. Jordi Hagenaar (20), die pas zijn tweede WK turnt. Daarnaast allrounder Jermain Grünberg (23), vervolgens veteraan Bart Deurloo (32), die eigenlijk al was gestopt met turnen maar dit jaar terugkeerde. Dan Loran de Munck (24), die vorig jaar een unieke zilveren EK-medaille haalde op voltige, en tot slot reserve Martijn de Veer (20). Af en toe moedigen ze wat aan, maar ze zijn toch vooral stil, gespannen. Een eindje verderop staat hun bondscoach, de Vlaming Dirk Van Meldert, met de armen stijf aan zijn zij te kijken.

Als dit goed gaat, als Schmidt niet valt, heeft het team een aardige kans op een ticket voor de Olympische Spelen in Parijs, volgend jaar. Al kwam daarover pas op zondagmiddag duidelijkheid, toen alle teams aan de beurt waren geweest.

Het was „heftig”, zegt Schmidt zaterdagavond na de wedstrijd, als hij net is komen aanlopen met een half opgegeten banaan in zijn hand. Grünberg, die op de onderdelen daarvoor heel stabiel had gepresteerd, was bij voltige gevallen. „Ik was helemaal kapot, helemaal verzuurd”, zei hij daar zelf achteraf over. Al op vloer, het onderdeel vóór voltige, had het hoge tempo van de wedstrijd erin gehakt. Grünberg: „Bij de een na laatste serie kwam de kots in mijn mond.” Die had hij weer ingeslikt.

Ook Deurloo had het zwaar. Kramp in zijn benen, eigenlijk al vanaf het begin, maar op vloer is het pas te zien. „Ik weet eigenlijk niet precies waarom.” Hij kan zijn laatste serie niet afmaken.

Vanwege de kramp van Deurloo op de vloer, kan Schmidt pas later beginnen aan zijn eigen vloeroefening, zegt hij, omdat de jury niet goed wist wat ze met Deurloos oefening „aan moest”. Het duurt lang voor de score er was. En vanwege zijn late start op vloer moet Schmidt daarna weer haasten naar voltige, het laatste onderdeel.

Hartslag laag houden

Tijdens het aanmoedigen probeert hij zijn hartslag laag te krijgen. „En dan opeens heb je die beugels vast en denk je: ja, nu moet het wel gebeuren.” Normaal, zegt hij, gaat hij vrijuit een voltige-oefening in, maar nu denkt hij vooral: niet vallen. „Dat zag je ook wel terug in hoe de oefening werd uitgevoerd.” De score valt met 13.1333 wat tegen. „Maar… niet gevallen.”

Als Schmidt weer netjes op de mat landt, zijn zijn teamgenoten in alle staten. Gebalde vuisten, daarna een groepsomhelzing, gigantisch applaus van de grote hoeveelheid Nederlanders op de tribune. „Dan komt die ontlading even los”, aldus Jordi Hagenaar, die zegt „nog nooit zoveel zenuwen te hebben gevoeld.” Het Nederlandse team eindigt zaterdag op een mooie achtste plek met een score van net iets meer dan 246 punten, met vooral goede prestaties op sprong en brug.

Het is genoeg, zien de mannen zondagmiddag na een paar heel spannende uren op de tribune, als Frankrijk en Korea in de fout gaan. Nederland eindigt op de elfde plek, de eerste twaalf teams mogen naar Parijs. Allemaal hebben ze tranen in hun ogen als ze kort daarna met de pers praten.

Schmidt maakte hier in Antwerpen in 2013 zijn WK-debuut. En tien jaar later is zijn rol in dit gemiddeld vrij jonge team veranderd. Hij is nu de „oudere, meer volwassene in de groep”. Bij de start van de wedstrijd, in de catacomben, geeft Schmidt een „goede speech”, vertelt Deurloo. „Dat was heel chill, dat hij die rol op zich neemt. Fijn man, we zijn gewoon een goed team.”

Wat hij gezegd had? Schmidt: „Dat het pas over is als het over is. Dat we scores gaan tegenkomen waar we het niet mee eens zijn.” Lager dan gehoopt dus. „Maar dat we ons niet moeten laten meeslepen in de ellende.” Hij zegt ook dat het harde werk al gedaan is. „Het is puntjes op de i en het gaat zoals het gaat. Niemand gaat expres vallen nu. Iedereen heeft er keihard voor gestreden. Iedereen heeft hetzelfde doel.”

Het helpt natuurlijk dat Deurloo en hij allebei al twee kwalificatiemomenten voor de Olympische Spelen hebben meegemaakt. Maar een groot verschil: voor Tokio (2021) kwalificeerde de Nederlandse mannen zich niet als team, en lukte het Schmidt niet om zich individueel te plaatsen. En in Rio de Janeiro (2016) was het team er wél bij, maar werd Schmidt niet geselecteerd.

Voor volgend jaar lijkt zo’n scenario onwaarschijnlijk, gezien de belangrijke plek die hij nu inneemt in het team. Maar Schmidt is nog voorzichtig: „Ik hoop dat ik erbij kan zijn in Parijs. Daar ga ik wel alles voor doen.”

Inzetten op team

Het is nog niet zó lang geleden dat de Nederlandse turners als individueel sporter naar grote toernooien gingen. De inzet op een kwalificatie als team werd er voor het eerst echt ingeslepen door de in 2013 aangetreden bondscoach Mitch Fenner. Maar jongens als Hagenaar zijn van ver na die tijd. Zij wéten niet beter, zegt Schmidt.

En die teamgeest is voelbaar, in zowat alles wat de Nederlandse turners na afloop over elkaar zeggen. Als Hagenaar vanwege zijn sterke oefening op de rekstok Deurloo prijst en verklaart dat het zonder hem nooit gelukt was om zo’n mooie eindscore neer te zetten, reageert Deurloo: „Leuk dat hij dat zegt.” Om te vervolgen: „Je hebt achttien scores, weet je wel.” Alles telt mee, dus.

En als Grünberg, die uitblonk op de rekstok, vertelt over zijn val op voltige, zegt hij dat hij op het einde „niet bij de grote jongens zat”. Op zijn witte shirt zitten bloedspetters, van de blaren aan zijn handen. Maar gelukkig, „het team heeft het goed opgepakt”.