N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Rwandese genocide Na jarenlang onderzoek veroordeelde het Haagse gerechtshof Joseph Mpambara tot levenslang wegens zijn rol in de Rwandese genocide. Maar de uitspraak stoelt op verklaringen van getuigen die elders logen.
Met de nonchalance van een ervaren gevangenisbezoekster ondergaat de 79-jarige Marijke Ameling de routines voor een bezoek aan de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard. Legitimeren, door de metaaldetector, langs een snuffelende herdershond in justitie-hesje. In de bezoekersruimte, waar geroezemoes klinkt en gehuil van een baby, neemt ze plaats aan tafel 3 met drie zwarte stoelen en één rode – voor de gedetineerde. Dan komt Joseph Mpambara binnen. Met een brede lach omhelst hij zijn bezoekster.
De twee leerden elkaar in 2012 kennen door een ingezonden brief die Ameling naar de Volkskrant stuurde. Als pastor bij de rooms-katholieke kerk in Boskoop had ze de Rwandese oppositieleider Victoire Ingabire in haar parochie die – eenmaal teruggekeerd naar haar land – werd vervolgd. „Er is absoluut nog geen spoor van democratie of rechtvaardigheid te bekennen in dit land”, schreef Ameling naar aanleiding van een artikel over vooruitgang in Rwanda.
In zijn cel las Mpambara die ingezonden brief en hij zocht vervolgens contact met Ameling. Een jaar eerder was hij door het Haagse gerechtshof tot levenslang veroordeeld wegens betrokkenheid bij moorden en andere oorlogsmisdaden tijdens de Rwandese genocide. Of Ameling een keertje bij hem langs wilde komen? Sindsdien voorziet ze de Rwandees van kleding en stopt ze hem maandelijks een paar tientjes toe zodat hij bijvoorbeeld kan telefoneren. „Hij zit hier helemaal alleen. Dat heeft me gegrepen. Ik ben hem in al die jaren als een zoon gaan beschouwen.”
Bij dat eerste bezoek bezwoer Mpambara al dat hij geen mensen heeft vermoord tijdens de genocide. Ameling heeft sindsdien alles in het werk gesteld om het lot van Mpambara onder de aandacht van experts te krijgen, in de hoop dat zijn veroordeling opnieuw tegen het licht gehouden wordt. Ze kreeg hoogleraar rechtspsychologie Peter van Koppen en zijn projectgroep Gerede Twijfel van de Vrije Universiteit Amsterdam zo ver de zaak te onderzoeken. Zij brachten in 2017 het kritische onderzoeksrapport Een Rwandees Kaartenhuis uit.
Ook vond ze nieuwe advocaten voor hem, onder wie het team van het Knoops’ Innocent Project dat – voortbordurend op onder meer Een Rwandees Kaartenhuis – via de Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS) nader onderzoek en zo een herziening van Mpambara’s strafzaak voor elkaar probeert te krijgen. Dat advies van de ACAS wordt dit najaar verwacht.
Naast wraakgevoelens jegens Hutu’s is volgens de liegende getuigen namelijk ook angst een belangrijke verklaring voor hun valse getuigenissen.
NRC deed maandenlang onderzoek naar de zaak van Mpambara en putte daarbij onder meer uit het omvangrijke strafdossier, opgenomen getuigenverhoren, vertrouwelijke justitiedocumenten uit Rwandese genocidezaken in Amerika en Canada en gesprekken met deskundigen en betrokkenen. Uit het onderzoek blijkt dat twee cruciale getuigen in de zaak tegen Mpambara als onbetrouwbaar zijn bestempeld in buitenlandse rechtszaken tegen genocideverdachten. Ook zouden zij andere liegende getuigen hebben aangestuurd. Twee andere getuigen – door NRC geïdentificeerd – hebben toegegeven in meerdere genocidezaken verklaringen over verdachten te hebben verzonnen, onder meer uit wraakgevoelens. Mede op basis van deze vier omstreden getuigen werd Mpambara door de Nederlandse rechter tot levenslang veroordeeld.
Kapmessen
„President Juvenal Habyarimana van Rwanda en president Cyprien Ntaryamira van Burundi kwamen terug van een vergadering van Afrikaanse leiders in Tanzania. Om 20.30 uur lokale tijd waren twee luide explosies te horen en stortte het vliegtuig dat hen en zes anderen vervoerde in vlammen neer. Geweervuur en granaatexplosies klinken vanaf zonsopgang in het centrum van de stad.”
In de ochtend van 7 april 1994 vertelt een lokale verslaggever op BBC Radio dat het onrustig is in de Rwandese hoofdstad Kigali nadat de avond tevoren een vliegtuig met de Rwandese Hutu-president Habyarimana aan boord is neergehaald. Habyarimana’s dood is de katalysator die de al jaren spelende spanningen tussen de Hutu’s (85 procent van de bevolking) en Tutsi’s (15 procent) doet escaleren. Opgestookt door radio-uitzendingen waarin Tutsi’s als slangen en kakkerlakken worden afgeschilderd, slaan het Hutu-leger en burgermilities met kapmessen en geweren aan het moorden. In de drie maanden die volgen, komen naar schatting 800.000 Tutsi’s en gematigde Hutu’s om het leven. Aan de genocide komt een eind als het Rwandees Patriottisch Front (RPF) – een Tutsi-militie met de huidige president Paul Kagame als militair leider – Kigali inneemt.
Uit vrees voor wraak en vervolging vluchten veel Hutu’s daarop naar het buitenland. Onder hen ook de dan 26-jarige Joseph Mpambara uit het district Kibuye, zo’n 150 kilometer ten westen van Kigali. Hij is afkomstig uit een grote en invloedrijke familie die in de wijde omtrek bekend is om haar koffieplantages en winkel. Het gezin van acht meisjes en twee jongens is zo welvarend, dat Mpambara begin jaren negentig in Europa kan studeren: civiele techniek aan de universiteit van Bari.
Omdat zijn zieke vader hulp in de winkel nodig heeft, breekt Mpambara die studie af. Hij is in Rwanda als de genocide uitbreekt. Naar eigen zeggen houdt hij zich in die periode afzijdig en vlucht hij naar Congo voor de oprukkende RPF. Nadat Kenia zijn asielaanvraag heeft afgewezen, vliegt hij in 1998 met hulp van een mensensmokkelaar naar Nederland. Op een koude, bewolkte decemberdag landt Mpambara op Schiphol en vraagt hij asiel aan. Hij krijgt een tijdelijke verblijfsvergunning. Rwanda geldt inmiddels als een veilig land en in 2003 krijgt Mpambara te horen dat hij Nederland moet verlaten.
Hij vertrekt niet. En in 2005, elf jaar na de genocide, verneemt de Immigratie- en Naturalisatiedienst IND uit onbekende Rwandese bron dat Mpambara destijds oorlogsmisdaden zou hebben gepleegd.
Op een koude, bewolkte decemberdag landt Mpambara op Schiphol en vraagt hij asiel aan. Hij krijgt een tijdelijke verblijfsvergunning
En dat raakt een snaar. De vervolging van oorlogsmisdadigers op eigen bodem staat namelijk hoog op de politieke agenda nadat een kritisch onderzoek in 2002 had geconcludeerd dat Nederland het op dat vlak heeft laten afweten. Er verschijnen berichten dat waarschijnlijk vele oorlogsmisdadigers vrij rondlopen in Nederland. Een nieuwe. gespecialiseerde afdeling van de Nederlandse politie en justitie – het Team Internationale Misdrijven – moet daar een eind aan maken. De IND klopt bij dit team aan. In de zomer van 2006 , terwijl Mpambara in de Amsterdamse Bijlmer helpt bij de voorbereidingen van een verlovingsfeest, wordt hij gearresteerd.
Kogels
„Hij schoot op Tutsi’s, op de vluchtelingen die daar waren. Ik heb hem daar vaak op mensen zien schieten. Ik kan niet zeggen welke slachtoffers door kogels van Mpambara zijn gedood. Maar met zijn groep was hij bezig op de vluchtelingen te schieten. Iedereen viel op de grond.”
In een pand van het Rwandese Supreme Court in Kigali verklaart Vincent U., een Tutsi, uitgebreid over de gruweldaden van Joseph Mpambara. Het is december 2008, bijna vijftien jaar na de genocide, en tegenover U. zitten onder meer een tolk en de Nederlandse rechter-commissaris Martin Witteveen.
Witteveen is niet de eerste Nederlander die Vincent U. tegenover zich heeft. Rudolf, Ariaan, Jan Hendrik en andere rechercheurs van Team Internationale Misdrijven togen in 2006 en 2007 ook al meermaals naar Kigali en ondervroegen er tientallen getuigen in hun strafrechtelijk onderzoek tegen Mpambara. Zij kregen daarbij ondersteuning van de Rwandese autoriteiten die getuigen ophaalden en verhoorruimte ter beschikking stelden.
In de verdenking tegen Mpambara staan drie oorlogsmisdrijven centraal, gepleegd op drie verschillende dagen in april 1994. Bij de ‘ambulance-moorden’ op 13 april zou Mpambara met een groep een ambulance met twee vluchtende Tutsi-moeders bij een slagboom hebben tegenhouden. Omstanders zouden de inzittenden met machetes te lijf zijn gegaan. Op de chauffeur en een kind na zouden ze allemaal zijn vermoord waarna de kinderlichamen in een nabijgelegen meer werden gegooid. Door zijn leidende rol bij de slagboom zou Mpambara medeverantwoordelijk zijn voor hun dood.
Twee weken later zou Mpambara een Duitse arts, diens Tutsi-vrouw en hun baby, die per ambulance wilden vluchten, bij een wegversperring samen met anderen urenlang hebben tegengehouden. Ze werden uitgescholden voor „kakkerlakken” en hoorden bedreigingen als „kijk maar goed naar die Tutsi-vrouw, dat zijn het soort mensen die de president hebben vermoord”, zo verklaart het echtpaar later. Ze worden niet vermoord, maar ze verkeren urenlang in doodsangst en zijn ernstig vernederd – eveneens een strafbaar feit.
De oorlogsmisdaden van de grootste omvang vonden echter plaats op 16 april 1994 bij het zogenoemde Zevendedagsadventisten-complex op een heuvel in de buurt van het Kivu-meer. Het complex bestond uit een kerk, school en ziekenhuis en diende als toevluchtsoord voor Tutsi’s. Op zaterdagochtend bestormde een grote groep Hutu-aanvallers het complex en bewapend met machetes, geweren en granaten richtten zij een slachtpartij aan. Een enkeling overleefde. Onder hen Vincent U., die tegen rechter-commissaris Witteveen verklaarde dat hij Mpambara er „op mensen zag schieten”.
In 2009 is de rechtbank Den Haag niet overtuigd van Mpambara’s rol bij de massamoord op het Adventistencomplex. Hij krijgt ‘slechts’ 20 jaar celstraf wegens de ambulance-zaken. Twee jaar later weegt het gerechtshof Den Haag in hoger beroep verklaringen van veertien getuigen over de aanval op het Adventistencomplex volledig anders: het hof veroordeelt hem tot levenslang.
Het is de eerste keer dat een onderzoek van het Team Internationale Misdrijven een levenslange celstraf oplevert. Het arrest laat volgens justitie zien dat Nederland geen ‘safe haven’ is „voor dit soort mensen.”
Met de veroordeling komt een eind aan een atypische strafzaak. Een onderzoek waarin Nederlandse rechercheurs, rechters-commissarissen, rechters en raadsheren te maken hebben met misdrijven die 6.500 kilometer verderop zijn gepleegd, en waarbij (op de Duitse arts na) de slachtoffers, getuigen en de dader allen Rwandees zijn. Er zijn geen camerabeelden, telefoongegevens, dna-hits of ander forensisch bewijs. De veroordeling van Joseph Mpambara is volledig gebaseerd op verklaringen van getuigen. De vraag is: hoe betrouwbaar zijn die?
Kruisverhoor
De bruine haren van de Canadese advocaat Philippe Larochelle wapperen alle kanten op terwijl hij druk bellend komt aanlopen langs het Scheveningse strand. Larochelle is kort in Nederland voor een zaak bij het Internationaal Strafhof in Den Haag. De Canadees geldt internationaal als een van de juridische experts als het gaat om Rwandese genocidezaken. Hij stond aan de basis van een baanbrekende uitspraak in Canada. Daar werd in 2013 de Rwandese genocideverdachte Jaqcues Mungwarere vrijgesproken, nadat de advocaat meerdere getuigen had opgeroepen die erkenden dat hun eerder afgelegde verklaringen in deze zaak vals waren. En – daar is Larochelle van overtuigd – de Canadese zaak is lang niet het enige onderzoek waarin Rwandese getuigen hebben gelogen. „Tijdens kruisverhoren bleek dat verschillende getuigen samenspanden en logen over de rol van Mungwarere. En diezelfde getuigen hebben in veel meer genocidezaken verklaringen afgelegd.”
De zaak van Mungwarere in Canada heeft een belangrijke overeenkomst met die van Joseph Mpambara in Nederland. Mungwarere zou namelijk óók betrokken zijn geweest bij de aanval op het Adventistencomplex. En, zo blijkt uit geluidsopnamen en documenten die NRC inzag, verklaringen van acht getuigen in de Canadese-zaak van Mungwarere, werden ook door het Haagse gerechtshof gebruikt om te bewijzen dat Mpambara betrokken was bij de massamoord in het Adventistencomplex.
Het Canadese rechtssysteem is echter wezenlijk anders dan het Nederlandse. In Nederland worden getuigen zelden in de rechtszaal ondervraagd; rechters baseren zich op de getuigenverklaringen uit het strafdossier. In Canada is het kritisch ondervragen van getuigen tijdens de rechtszaak juist de norm. Van oktober 2012 tot en met februari 2013 onderwerpt advocaat Larochelle ten overstaan van de rechter via videoverbindingen een hele reeks Rwandese getuigen aan een kruisverhoor.
De getuigen waren in de jaren voor de rechtszaak in Rwanda ondervraagd door de Royal Canadian Mounted Police. Maar tijdens de behandeling van de strafzaak erkennen drie getuigen dat ze bij die eerdere ondervragingen niet de waarheid hebben verteld.
„We logen en zeiden dat hij het geweer droeg, een militair uniform, dat hij betrokken was bij de grote aanval”, vertelt bijvoorbeeld een getuige over Mungwarere en het Adventistencomplex. De Canadese rechtbank had de getuigen geanonimiseerd om veiligheidsredenen. Deze getuige werd ‘TIP117’ genoemd. Ook twee anderen, ‘TIP111’ en ‘TIP112’, verklaarden tijdens het proces dat de beschuldigende verklaringen die zij over Mungwarere hadden afgelegd vals waren.
Voor het liegen geven ze verschillende motieven. „Ik had veel haat jegens de Hutu’s”, zegt TIP112 via de videoverbinding tegen de rechter. „Ik besloot tegen Hutu’s te getuigen, of ze nu schuldig waren of niet.” Hij erkent dat hij ook over andere genocideverdachten valse verklaringen heeft afgelegd: bij de lokale Rwandese volksrechtbanken of gacaca’s, bij het Rwandatribunaal en in de Verenigde Staten.
Net zoals TIP111 en TIP117 vertelt TIP112 dat de getuigen voorafgaand aan hun getuigenis tegenover de Canadezen onderling overleg voerden. Er zouden twee vergaderingen zijn geweest waarbij zij met andere genocide-overlevenden afspraken maakten over wat ze over Mungwarere zouden verklaren.
Spil bij het orkestreren van die verklaringen zijn twee belangrijke getuigen: Samuel N. en Vincent U. Ze zijn actief bij Ibuka – een invloedrijke organisatie van genocideoverlevenden – en Vincent U. is daarnaast een belangrijke lokale bestuurder. Deze twee mannen spelen ook in de strafzaak tegen Joseph Mpambara een belangrijke rol, zo blijkt uit het Nederlandse strafdossier. Ze brachten het gros van de belastende getuigen aan bij de Nederlandse opsporingsinstanties.
TIP111 vertelt bij de behandeling van de Canadese rechtszaak dat Vincent U. en Samuel N. druk uitoefenden op getuigen om belastend over Mungwarere te verklaren en details aanreikten om hun getuigenis geloofwaardig te maken. Dat TIP111 oorspronkelijk heeft verklaard dat Mungwarere „een zwarte hoed, militair overhemd en kaki broek” droeg, is doordat Samuel N. hem dit opdraagt. TIP111 zegt dat hij niet bestand was tegen de druk die hem werd opgelegd om Mungwarere erbij te lappen.
Angst
Naast wraakgevoelens jegens Hutu’s is volgens de liegende getuigen namelijk ook angst een belangrijke verklaring voor hun valse getuigenissen. Angst voor invloedrijke mannen als Vincent U. en Samuel N. , angst om door de lokale gemeenschap gebrandmerkt te worden als Hutu-vriend, angst dat de overheid hun ziektekostenverzekering en andere financiële voordelen afpakt en angst om wegens het geven van een onwelgevallige getuigenis zélf in de gevangenis te belanden.
In Rwanda is het namelijk strafbaar om de genocide te ontkennen. En tijdens hun ondervraging door advocaat Larochelle geven zowel TIP111, 112 als 117 aan dat zij dat verbod zo interpreteren, dat ze in Rwanda dus ook niet mogen verklaren dat genocideverdachten onschuldig zijn. „Je mag geen ontlastende getuigenis afleggen in het land, dat is taboe”, zegt TIP117. Dat hij tegenover de rechter in Canada wél ontlastend durft te verklaren komt doordat hij op dat moment in Oeganda verblijft en anoniem wordt opgevoerd.
Onbetrouwbaar
Het gerechtshof van Ontario spreekt Mungwarere in juli 2013 vrij. „Essentiële elementen van de misdaden waarvan de verdachte wordt beschuldigd zijn niet buiten redelijke twijfel bewezen.” Dankzij de bekentenis van de anonieme getuigen merkt de rechter ook verklaringen van vijf andere getuigen als onbetrouwbaar aan. De getuigenissen van de TIP’s, die Vincent U. en Samuel N. een sturende rol toedichten, spelen daar een grote rol in.
In de Nederlandse strafzaak tegen Joseph Mpambara getuigen Vincent U. en Samuel N. ook, blijkt uit het Nederlandse strafdossier. Maar het Haagse gerechtshof acht hun getuigenissen wél betrouwbaar.
Uit niet-geanonimiseerde processtukken waar NRC kennis van nam blijkt bovendien dat twee van de anonieme getuigen – TIP112 en TIP117 – die in de Canadese zaak toegeven gelogen te hebben, ook in de Nederlandse zaak hebben getuigd en dat zij in belangrijke mate bijdroegen aan het bewijs voor Mpambara’s rol bij de massaslachting op het Adventistencomplex. Het hof baseert de veroordeling mede op hun verklaringen Het gaat om J. (TIP112) en I. (TIP117), wiens volledige naam NRC om veiligheidsredenen niet publiceert. In totaal spelen vier getuigen die in de Canadese zaak door de rechter als onbetrouwbaar worden gezien, in de Nederlandse veroordeling van Mpambara een grote rol.
Deze getuigen leggen in de Nederlandse zaak verklaringen af die haaks staan op hun eerdere getuigenissen. Zo vertelt I. – die in Canada TIP117 heet – aan de Nederlandse politie (in 2009) en de rechter-commissaris (in 2010) dat Joseph Mpambara verantwoordelijk is voor de dood van zijn vrouw en kinderen. Zij zouden door hem zijn vermoord in het ziekenhuis op het complex. Maar in het Canadese onderzoek had getuige I. in 2007 en 2009 gezegd dat zijn vrouw en kinderen zijn overleden in de kerk en dat hij niet wist wie de moordenaar was.
Ook wijst getuige I. Mpambara aan als dader van een moordpartij waarbij een baby uit de buik van een zwangere vrouw wordt gesneden. „Ik heb het gezien”, verklaart getuige I. in 2010 tijdens een verhoor in Kigali door een Nederlandse rechter-commissaris. „Hij stond naast de vrouw. Hij was bezig de vrouw te snijden en de baby is naast de vrouw gelegd.” Tegen de Canadezen zei hij in 2007 over hetzelfde incident dat hij niet heeft gezien wie de buik open sneed.
Ook andere getuigen die zowel in Nederland als Canada zijn opgevoerd verklaren niet eenduidig. Zo vertelt Edison K. in 2007 tegenover de Nederlandse rechter-commissaris dat hij heeft gezien dat Mpambara in het complex een man heeft doodgeschoten die Munonozi heette. Hij is er zeker van, hij vertelt dat Mpambara de enige was in de buurt van het slachtoffer met een wapen. Maar tegen de Canadese autoriteiten vertelt hij dat hij met eigen ogen heeft gezien dat iemand anders Mununozi heeft doodgeschoten. Getuige Assinathe N. verklaart tegenover de Nederlanders dat ze Mpambara zag schieten, maar tegen de Canadezen zegt ze later dat ze zich dit niet meer kan herinneren.
Advocaat Larochelle noemt de getuigen „beroepsgetuigen en beroepsleugenaars”. Hij vertelt over zijn ‘sudoku-matrix’, een lijvig Excel-bestand met tientallen getuigennamen verdeeld over zestien genocide-rechtszaken. Het dient om Rwandese getuigen te kunnen identificeren, aangezien zij in de meeste zaken onder wisselende schuilnamen en codes getuigden. Aan de hand van details in hun getuigenverklaring heeft Larochelle een enorme puzzel gelegd om de mensen achter alle schuilnamen te identificeren. „Verscholen achter hun pseudoniemen ruïneren ze mensenlevens”, zegt de advocaat.
Vincent U., zo komt uit de matrix naar voren, was getuige in zes strafzaken. Samuel N. in drie. Naast de zaken tegen Mpambara in Nederland en Mungwarere in Canada traden Samuel N. en Vincent U. ook gezamenlijk op in een Amerikaanse zaak. En net zoals in Canada trok eerder ook de Amerikaanse rechter hun geloofwaardigheid ernstig in twijfel, blijkt uit processtukken.
Het gaat om een zaak uit 2003 tegen de Rwandees Enos Kagaba, waarin de immigratierechtbank in Bloomington, Minnesota zich boog over de vraag of hij in Amerika mag blijven. Onderdeel van de zaak is de vermeende rol van Kagaba bij de aanval op het Adventistencomplex. Vincent U. en Samuel N. werden voor de zaak naar de VS gehaald, waar ze getuigden tegen Kagaba, die zelf alle betrokkenheid bij de massamoord ontkende.
Samuel N. verklaarde dat Kagaba een leidende rol bij de aanval had en dat hij hem twee mannen had zien doodschieten, onder wie Samuel N.’s eigen broer, die hij zag smeken voor zijn leven. Ook Vincent U. benadrukte Kagaba’s leidende rol en beschuldigde hem van het doodschieten van ene Donat – een man over wie hij later tegen de Nederlandse politie zou verklaren dat Joseph Mpambara degene was hem doodschoot.
De Amerikaanse rechter trekt de verklaringen in twijfel, te meer omdat de getuigen toegeven een voorafgaande bespreking bij Samuel N. thuis te hebben gehad. Dat lijkt zich te vertalen in op elkaar afgestemde getuigenissen waarbij bijvoorbeeld continu de kaki-broek van Kagaba genoemd wordt. De rechter vermoedt dat de getuigen overlegden „om vergelijkbare verhalen te creëren, door dezelfde daders te identificeren”. De rechter concludeert dat de getuigen, onder wie Samuel N. en Vincent U., niet geloofwaardig zijn. Twee andere Rwandese getuigen hebben hun verklaringen zelfs „volledig gefabriceerd”.
Presenteerblaadje
„Een van de grootste zwaktes van dit soort onderzoeken naar genocide is dat de getuigen met hulp van de Rwandese autoriteiten op een presenteerblaadje worden aangereikt. Dat zou je bij een strafrechtelijk onderzoek in Nederland nooit accepteren”, zegt Filip Reyntjens, emeritus hoogleraar Afrikaans Recht en Politiek aan de Universiteit van Antwerpen, desgevraagd. Reyntjens geldt als kenner van Rwanda en treedt geregeld op als expert in rechtszaken, bijvoorbeeld over uitlevering naar Rwanda.
Reyntjens vindt dat het Rwanda-tribunaal maar ook de Nederlandse, Belgische en Franse autoriteiten die Rwandezen vervolgen, er te gemakkelijk vanuit gaan dat er niet gelogen wordt. „Maar dat doen getuigen wel, bijvoorbeeld omdat ze gebriefd, betaald of onder druk gezet zijn, of uit wraak. Liegen door Rwandese getuigen is veel voorgekomen.”
In Rwanda bestaat er zelfs een woord voor dat soort liegen, vertelt de hoogleraar: ubwenge. De meeste Rwandezen vertalen dat als bien parler, ‘intelligent spreken’. Het wil zeggen dat je vertelt wat de zaak dient. „Als je de waarheid spreekt, heb je heel dikwijls niet intelligent gesproken.” Maar, waarschuwt Reyntjens, dat betekent niet dat er altíjd gelogen wordt en dat álle getuigen onbetrouwbaar zijn. „Het enige wat ik kan zeggen is dat liegen in genocidezaken geregeld gebeurt.”
De vrijgesproken Jacques Mungwarere, die in Canada woont, twijfelt er niet aan dat de getuigen die in zijn zaak logen dat ook bij Mpambara deden. In een chatgesprek via WhatsApp met NRC schrijft hij dat hij vermoedt dat wraak het motief is. Wraak omdat de broer van Joseph Mpambara een grote rol speelde in de genocide. Deze Obed werd in 1999 door het Rwanda Tribunaal veroordeeld tot 25 jaar celstraf – en is overigens al weer op vrije voeten. „Ze wilden Joseph straffen voor wat zijn broer hun heeft aangedaan.”
Toch is er een wezenlijk punt dat niet in het voordeel van Joseph Mpambara pleit. De getuigen in Canada erkennen te hebben gelogen in de zaak van Mungwarere. Maar in de kruisverhoren daar hebben ze volgehouden dat zij over Mpambara juist wél de waarheid spraken. „Over Mpambara heb ik niet gelogen”, zegt bijvoorbeeld TIP117 in een van de Canadese kruisverhoren.
Volgens hoogleraar rechtspsychologie Peter van Koppen, inmiddels met emeritaat, die de zaak met studenten uitvoerig onderzocht en er onder meer met Gabi de Bruïne het onderzoek Een Rwandees kaartenhuis over schreef, is dat voor de waardering van het bewijs niet relevant. „Het gaat erom dat deze getuigen eerder gelogen hebben, onbetrouwbaar zijn en dus niet hadden mogen bijdragen aan het bewijsmateriaal op basis waarvan Mpambara veroordeeld is.”
Voor Mpambara hangt nu alles af van hoe de Commissie afgesloten strafzaken (ACAS) en vervolgens de procureur-generaal bij de Hoge Raad zijn zaak weegt. Wil zijn levenslange celstraf van tafel gaan, dan is een succesvol herzieningsverzoek bij de Hoge Raad vereist. En dat kan alleen als er sprake is van een novum: een gegeven waarmee de rechters tijdens de behandeling van de strafzaak niet bekend waren en op grond waarvan zij mogelijk anders besloten zouden hebben.
De ACAS – met leden afkomstig uit de wetenschap, advocatuur, politie en OM – speelt daarbij een cruciale rol omdat zij de procureur-generaal bij de Hoge Raad kunnen adviseren om nader onderzoek te doen naar de aanwezigheid van zo’n mogelijke herzieningsgrond. De verwachting is dat het advies van de ACAS dit najaar openbaar wordt. De procureur-generaal bij de Hoge Raad zal op basis van het ACAS-rapport, en de reactie van Mpambara’s advocaten daarop, een beslissing nemen of er nader onderzoek verricht moet worden.
Volgens ingewijden zou in het nog niet gepubliceerde ACAS-rapport worden geconcludeerd dat er inzake de twee ‘ambulance’-incidenten (de moord en de bedreiging) geen sprake is van nieuwe informatie. Maar bij de aanval op het Adventistencomplex zou dat anders liggen. Daar is de vraag: zou de Nederlandse rechter anders hebben geoordeeld als bekend was dat getuigen hebben gelogen in de Canadese zaak? De ACAS zou daarom adviseren nader onderzoek te doen naar de veroordeling voor de aanval op het Adventistencomplex.
In de PI Heerhugowaard houdt Mpambara moed. Terwijl hij van zijn warme chocolademelk drinkt, benadrukt hij dat hij onschuldig is. Met de vraag waarom de liegende Canadese getuigen bij hem volhouden wél de waarheid te hebben gezegd, kan hij niks. „Ik kan niet in hun hoofd kijken. Jullie westerlingen vragen altijd waarom, waarom? Dat weet je soms gewoon niet en zul je soms nooit weten.”
Er klinkt een harde zoemer: het bezoekuur is voorbij. Mpambara en Ameling omhelzen elkaar. Het afscheid valt haar elke keer zwaar, vertelt ze terug in de auto naar Rotterdam. „Ik bid wel iedere dag voor Joseph én de Commissie afgesloten strafzaken: dat ze alles goed zullen lezen en beoordelen. En dat hij hoop houdt. Meer kan ook ik niet doen.”