N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Onderzoek De levensverwachting in de omgeving van Tata Steel is 2,5 maand korter dan in de rest van het land. Tot dusver is nog nooit zo expliciet vastgesteld dat er een verband bestaat tussen gezondheidsklachten en de staalfabriek in IJmuiden.
Het kustplaatsje Wijk aan Zee, met op de achtergrond het complex van Tata Steel. Foto Olivier Middendorp
Omwonenden van Tata Steel hebben meer kans op gezondheidsklachten door de uitstoot van de staalfabriek. De levensverwachting in de regio is 2,5 maand korter dan in de rest van het land als gevolg van de nabijheid van de fabriek. Ook is 4 procent van de toekomstige longkankergevallen in de regio toe te schrijven aan de huidige uitstoot van Tata Steel, en 3 procent van de astmagevallen bij kinderen onder de achttien jaar. Dat concludeert het RIVM na grootschalig onderzoek in de omgeving van het complex.
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu doet al jarenlang onderzoek naar de luchtkwaliteit en gezondheid in de IJmond – de regio rondom de fabriek – en publiceerde daar meerdere rapporten over. Tot dusver heeft het instituut nog nooit zo expliciet vastgesteld dat er een verband bestaat tussen gezondheidsklachten en de staalfabriek (9.000 werknemers) in IJmuiden.
De afgelopen tijd heeft het RIVM op basis van de informatie uit eerdere onderzoeken nieuwe berekeningen gemaakt en alle data gecombineerd. Nu concludeert het instituut dat de uitstoot van fijnstof en stikstofdioxides van de Tata-fabrieken leidt tot een lagere levensverwachting van 2,5 maand. Deze verkorte levensduur komt bovenop een verkorte levensduur door stof uit andere bronnen, zoals bijvoorbeeld verkeer.
Verder draagt specifiek de fijnstofuitstoot bij aan longkankergevallen en de stikstofdioxide-uitstoot aan astma bij kinderen. De effecten zijn volgens het onderzoeksinstituut het grootst in het dorp Wijk aan Zee (2.200 inwoners), dat slechts enkele honderden meters van de fabriek ligt. De schadelijke gezondheidsgevolgen nemen af naarmate mensen verder van de fabriek wonen.
Stof, stank en geluid
Het RIVM merkt verder op dat overlast van de fabriek – in de vorm van stof, stank en geluid – ook kan leiden tot stress en hart- en vaatziekten. Volgens het RIVM ervaart ruim 80 procent van de inwoners van Wijk aan Zee dit soort overlast. Verder kan ook de uitstoot van lood gevolgen hebben voor het zenuwstelsel van kinderen, en daardoor IQ-verlies tot gevolg hebben van 0,02 tot 0,2 punt.
Het rapport is het nieuwste hoofdstuk in de al jarenlang voortslepende discussie over Tata Steel. Al sinds 2019 krijgen de fabriek én de overheid zware kritiek van omwonenden en milieuorganisaties als Greenpeace vanwege de schadelijke stoffen die Tata Steel uitstoot. Verschillende politieke partijen, zoals Volt en D66, hebben een harde aanpak van Tata Steel als belangrijk onderwerp opgenomen in hun verkiezingsprogramma’s.
In september 2021 concludeerde het RIVM al dat de uitstoot van lood en PAK’s – polycyclische aromatische koolwaterstoffen – van de fabriek schadelijk kunnen zijn voor kinderen die buitenspelen. Verantwoordelijk gedeputeerde Jeroen Olthof (PvdA) van de provincie Noord-Holland vroeg zich toen hardop af of er wel plaats was voor een staalindustrie in de IJmond. „De grenzen zijn bereikt en er zijn forse keuzes nodig.”
De afgelopen jaren heeft de toezichthouder, de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, geprobeerd strengere vergunningen en boetes op te leggen aan het bedrijf, dat in feite bestaat uit zeventien losse fabrieken op een terrein zo groot als de plaats Bussum. De dienst – die valt onder de provincie Noord-Holland – loopt echter tegen het probleem aan dat Tata Steel zich overwegend aan de Europese normen houdt, waardoor harder ingrijpen vaak moeilijk is. Ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid wees eerder dit jaar op dit probleem in een uitgebreid rapport over gezondheid en industrie, waarin het concludeerde dat de huidige normen de gezondheid van omwonenden vaak niet afdoende beschermen.
Ingrijpen moeilijk
Tekenend voor hoe moeilijk het is om in te grijpen, is dat de omgevingsdienst al maandenlang juridisch onderzoek doet naar de mogelijkheden om de vergunning in te trekken van de Kooksgasfabriek 2, een van de meest controversiële en vervuilende bedrijfsonderdelen. Een sluiting afdwingen, zelfs van een verouderd bedrijfsonderdeel, blijkt juridisch zeer complex.
Tata Steel, dat onder meer levert aan de auto-industrie en de verpakkingsindustrie, kondigde al in 2020 een pakket maatregelen aan ter waarde van 300 miljoen euro (ongeveer de jaarwinst van de fabriek) om de uitstoot terug te dringen. De uitvoering van deze maatregelen, zoals filters en ‘stofschermen’, loopt op dit moment. Op de langere termijn, rond 2030, wil de fabriek een eerste stap maken naar een schoner productieproces waarbij ook geen CO2 meer vrijkomt. Op dit moment is de fabriek, die onderdeel is van het Indiase Tata-concern, verantwoordelijk voor 7 procent van de totale Nederlandse CO2-uitstoot.
Ruth van de Moesdijk, bij Tata Steel verantwoordelijk voor alles wat betreft uitstoot, liet vrijdag in een reactie weten dat de „RIVM-bevindingen ons raken”. „Gezondheid is een belangrijk onderdeel van onze maatregelen en plannen.” Volgens Van de Moesdijk zijn de „wettelijke en maatschappelijke normen door de jaren heen veranderd. Ons bedrijf verandert mee.” Ze wees op de maatregelen die nog genomen gaan worden en al genomen zijn, en die volgens Tata Steel al hebben geleid tot een afname van onder meer PAK’s en zware metalen. Het is de bedoeling dat eind dit jaar nog wordt begonnen met de bouw van een windscherm en komen er ook spoedig extra afzuiginstallaties.
Gedeputeerde Jeroen Olthof benadrukt in een reactie dat wat de provincie betreft bescherming van „gezondheid beter in wet- en regelgeving moet worden vastgelegd”. Volgens Olthof „bevestigt [het rapport] de noodzaak voor een gezondere leefomgeving van de inwoners van de IJmond en het beleid dat wij als provincie daarvoor voeren”. De provincie blijft volgens hem werken aan het aanscherpen van vergunningen.
Het meest verrassende aan Van Gogh: The Immersive Experience in de Utrechtse Jaarbeurs was dat de ingang werd aangegeven door wapperende A4-printjes en alleen was te bereiken via een gammele brandtrap.
Verder was het precies de spectaculaire scam die ik me ervan had voorgesteld. De eerste paar ruimtes leken in de verte nog op mu-seumzalen, zij het met opvallend belabberde reproducties, geprint op fel uitgelicht canvas. Zetwanden, bouwhekdoeken, allemaal heel pop-upperig. Constant gonsde een nu-gaat-het-gebeuren-soundscape met opdringerige bassen, als in de wachtrij bij Efteling-attracties.
In volgende zaaltjes dwarrelden lichtprojecties over een gipsen vaas en wapperde er een gordijn achter de luiken van de nagebouwde slaapkamer uit Arles. Hart van de experience was een ruimte ter grootte van een gymzaal, vol strandstoelen en kussens. Hier moest het gebeuren. Dit was waar de immersie haar multimediale magie ging verrichten.
Immergere, dat is de verre voorouder van ‘immersive’. ‘In-, onderdompelen. Doen zinken’, volgens mijn oude woordenboek Latijn. Hier werden wij ondergedompeld in de sterrenhemel boven de Rhône, met schommelende bootjes en spiegelende lichtjes in rimpelend rivierwater. De halmen van de korenvelden wuifden. De zonnebloemblaadjes zwierden als een malle. Vincent was hier.
Met minstens vijf vaste en rondreizende digitale expo’s is Van Gogh de patroonheilige geworden van dit soort ‘immersive entertainment’. Volgens onderzoeksbureau Vision Research gaat daar wereldwijd 150 miljard dollar in om (ruim 127 miljard euro) en zal dat oplopen tot 800 miljard dollar in 2033. Daarmee steekt de markt de ruimtevaartbranche naar de kroon.
En dat gaat alleen nog maar om dingen als VR-games, lichtprojecties en interactieve installaties. Als breder cultuurfenomeen woekert ‘het immersieve’ in veel meer gedaantes. Ik bedoel: sinds wanneer is het zo stil in treinen en trams? Sinds iedereen oortjes met noisecancelling heeft, en is verzonken in de eigen soundtrack met Dolby Surround.
We dompelen ons onder in regendouches met led-kleurenlicht, saunacabines, zitzakken, cocoon chairs en verzwaringsdekens. Wake-up-lights met oceaangeluiden, aromadiffusers, tantraseks, partydrugs, meditatief ‘bosbaden’: overal lonkt de sferische totaalervaring. Zelfs doodgaan wordt een ‘immersive experience’ in de Sarco, die omstreden, in Nederland ontwikkelde zelfdodingsmachine, een capsule die zich vult met stikstof.
‘OMG!’
Het volstaat niet langer iets te beschouwen of ergens getuige van te zijn. We moeten er ‘in opgaan’. Zelfs iets ‘meemaken’ is al te afstandelijk. We moeten ‘resoneren’, ‘meegesleurd’ worden of ‘geabsorbeerd’ raken.
Dompel je onder in de bruisende havenstad Osaka! Verlies jezelf in de historische charme van Tallinn, Tbilisi of Krakau! Maak herinneringen die je nooit meer vergeet! Op voorhand is elke vakantie-ervaring al opgescheept met wat zij teweeg moet brengen.
De enige beoogde respons is ‘wow!’ of ‘OMG!’ Daarom minimaliseert de Van Gogh-experience alle biografische informatie tot Wikipedia-formaat, maar pakt zij wél uit met de recordmiljoenen waarvoor de werken van de schilder zijn geveild. Wow!
Foto Jaarbeurs
In mijn strandstoel herinnerde ik mij de schaarse keren dat ik me in Amsterdam in het Van Gogh Museum had gewaagd. Hoe ik over de andere toeristenschouders heen wat glimpen probeerde op te vangen van het korenveld met de kraaien. Hoe ik wanhopig probeerde er iets van de oorspronkelijke wanhoop bij te voelen. In de experience fladderden die beesten levensgroot over de wanden, boven het golvende korenveld waarin de vloer was veranderd. Waar ervaarde ik ‘Van Gogh’ nu eigenlijk het meest intens?
Het eerlijke antwoord: bij geen van beide. Ook bij dit soort installaties ervaar ik doorgaans vooral een mateloze frustratie. Waarom lukt het mij nou niet om in extase te raken van een 360-graden-explosie van amandelbloesem, om me over te geven aan een panoramisch gefonkel van sterrenstelsels, in plaats van mij er onophoudelijk van bewust te blijven dat iedereen om me heen 20 euro heeft neergeteld om te liggen staren naar een veredelde screensaver?
Versnipperde aandacht
Wat zoeken we nu eigenlijk in zo’n ruimte? ‘Immergere’ heeft ook connotaties als ‘oplossen’, ‘verdwijnen’, had ik gelezen. En ineens leek het me geen gekke gedachte dat dit verlangen naar onderdompeling een seculiere variant kan zijn voor de goede oude ‘transcendente ervaring’. Zonder paddo’s, sjamanistische drums of stilteretraite kun je hier toch ergens in ‘opgaan’. De immersiezoeker is een seculiere mysticus. Gedachteloos wil hij versmelten met het pulserende getintel. Zijn aandacht is versnipperd, zijn geest overprikkeld, maar deze technologie overstemt voor even alle afleidingen en maakt de ervaring tot iets onontkoombaars.
Bij een onheilsmuziekje begonnen de blauwe en gele boomwortels te kronkelen die Van Gogh schilderde in juli 1890, een paar uur voor hij in het korenveld een revolver tegen zijn borst plaatste en de trekker overhaalde. Maar voor zulke weetjes was hier geen plek. Een ‘experience’ is nadrukkelijk géén verhaal. De wervelingen hebben geen begin of einde. Net als het mystieke wil het immersieve losbreken uit het lineaire en het narratieve.
Ik veronderstelde dat het daarom was dat een Vlaamse voice-over zo nu en dan besloot om een volstrekt willekeurig citaat op te lepelen: „Ik droom van schilderen en dan schilder ik mijn droom.” Even later repte hij van „een zon die alles onderdompelt in een fijn gouden licht”.
Zwoegen als een bezetene
Die bewuste brief zocht ik later op. Aan broer Theo, 5 september 1889. „Ik zag toen in die maaier – een vage gestalte die in de volle hitte zwoegt als een paard om zijn werk af te krijgen – ik zag daar toen het beeld van de dood in, in die zin dat de mensheid het koren voorstelt dat wordt gemaaid. (…) Maar in die dood schuilt niets droevigs, het speelt zich af in het volle licht, bij een zon die alles onderdompelt in een fijn gouden licht.”
Ook een onderdompeling, maar hoe delicaat is deze: metafysisch en tegelijkertijd zo aards als wat.
Die hele brief is schitterend. Er stond nog iets in dat mijn aandacht trok (pardon: dat mij overspoelde, absorbeerde, overwéldigde!) en dat raakt aan een ander aspect van het grote onderdompelen. Van Gogh gaat uitgebreid in op het werkproces. Hij heeft het over zijn ‘ingehouden werkwoede’ en stelt: „Ik zwoeg als een ware bezetene.”
Bezeten zijn. Ook die vorm van onderdompeling is tegenwoordig in trek. Vincent zat lekker ‘in de flow’, zouden we tegenwoordig zeggen, die gezegende staat van bewustzijn waarin je volledig opgeslokt bent in je bezigheden.
De Amerikaanse computerwetenschapper en publicist Cal Newport, stelt in zijn zelfhulpbestseller Deep Work (2016) dat je die hyperproductieve staat maar beperkt kunt volhouden: twee, hooguit vier uur per dag. Kortstondig en intens. Maar met een hoge opbrengst. Daarna mag je brein weer uitpuffen.
Suf googelen
Van Gogh deed het precies omgekeerd. In dezelfde brief schrijft hij: „Dat is waarschijnlijk het geheim – lang en langzaam werken.” Maar als hij een smartphone had gehad, zou hij misschien ook wel zijn toevlucht hebben genomen tot werkschema’s, focus-apps, slaap- en ochtendroutines om zichzelf zodanig af te stellen dat hij een paar uiterst productieve uurtjes zonder afleiding kon opgaan in ‘het creatieve proces’.
De verleiding is groot hier een tegenstelling te zien tussen de ‘goede’, actieve en productieve immersie (flow, deep work) en het gefabriceerde passieve surrogaat (experiences), maar als je er vanaf een afstandje naar kijkt, zie je twee reacties op hetzelfde gemis.
Vincent zat lekker ‘in de flow’, zouden we nu zeggen
Ooit bouwde ik urenlang hutten, tekende ik, knutselde ik met elektronica, voetbalde ik in de straat. Ik kan me geen enkele activiteit herinneren waarin ik als kind níét helemaal opging en de tijd door vergat. Nu googel ik me ook suf met focustijdsloten, pomodori-timers en afspeellijsten. Allemaal om iets terug te halen van wat ooit zo vanzelf sprak dat niemand er een woord voor nodig had. Vissen hebben, zoals bekend, geen woord voor water. Wellness, quality time, mindfulness: toen het allemaal nog heel gewoon was, bestonden die kreten evenmin.
Foto Jaarbeurs
Ze bewijzen vooral hoezeer we uit die ervaringen zijn weggerukt. Zie ons hier liggen, in onze Van Gogh-strandstoelen, spartelend op het droge, hunkerend naar de grote overspoeling. Alleen in een wereld die het concentratievermogen is kwijtgeraakt konden flow en immersie uitgroeien tot aanlokkelijke walhalla’s.
De ene stroming probeert het met schema’s, ademhalingsoefeningen en hartslagmeters, de andere met lichtprojecties, VR-brillen en het allesomringende Dolby Atmos-geluid. Uit beide richtingen spreekt een verlangen naar die kinderlijkheid, en misschien nog wel verder terug. Gaat het te ver om al die immersieve cocons te zien als surrogaat-baarmoeders? Wie immersie zoekt, zoekt heelheid in een versnipperde wereld. Al is het maar als placebo-totaliteit.
Het hooi ruiken
Zoiets kon het zijn, dacht ik, in die strandstoel, al verbaasde me het dan wel dat 80 procent van deze immersiezoekers dit ritueel ondergingen met een filmende telefoon in de hand. Kennelijk leefden ze in de waan dat er ooit nog een moment ging komen dat ze zich er wél in alle rust aan konden overgeven.
Of leden ze – zelfs hier, zelfs bij wat de ultieme onderdompeling moest zijn – aan die fameuze ‘aandachtscrisis’? Ik heb dat concept nooit helemaal begrepen. Al die doemprofeten die menen dat we ons nergens meer op kunnen concentreren, zijn nooit bij mijn pubers op de bank wezen kijken. Urenlang kunnen ze opgaan in gamen (Fortnite is echt deep work) of het bingen van alle Gossip Girl-seizoenen. En zou het ze opgevallen zijn hoe ontiegelijk lang bioscoopfilms tegenwoordig duren? Niemand die tijdens die tweeëneenhalf uur Gladiator 2 op zijn telefoon kijkt wie zijn reel al heeft geliket.
Het gaat hier niet om een aandachtscrisis, maar om iets anders. Dat bedacht ik toen ik me opnieuw die vraag stelde: waar ervaarde ik Van Gogh nu eigenlijk het meest intens?
Ineens herinnerde ik me waar ik die maaier in dat gouden licht vaak heb bekeken. In het Kröller-Muller Museum. Voor een echt diepe Van Gogh-ervaring moet je daarheen, op een van die gratis witte fietsen door het Nationale Park De Hoge Veluwe, zodat je er met een fris en ontvankelijk hoofd voor komt te staan.
Tegenover Korenveld met maaier en zon(uit de tijd van die brief, september 1889) kan ik de zoete geur van het hooi ruiken, ik voel het warme avondlicht, de geluiden. Het zijn mijn eigen herinneringen aan vergelijkbare landschappen die het tot leven wekken.
Die moet je aan het werk toevoegen, wil je dat het werkt. Je maakt het mee, in de meest letterlijke zin. Je ergens mee verbinden is niet per se er volledig in opgaan. Het gaat eerder om het inleven – je het andere perspectief verbeelden – en meeleven. In zulke activiteiten verdwijn je zelf niet, maar blijf je juist aanwezig en brengt zelf iets naar het schilderij. De esthetiek van de overweldiging moet het niet hebben van de verleiding, de suggestie, de verbeelding.
Misschien is onze aandachtscrisis vooral een crisis van ‘de eigen geest als bron’. ‘Voel de actie met 4DX,’ schreeuwen de bioscoopreclames. Bewegende stoelen, regen, mist, en zelfs geuren: niets wordt overgelaten aan de verbeelding. Die gaat hier kopje-onder, volgens die andere betekenis van immergere: ‘doen zinken’.
Erom lachen
Maar in de praktijk leven we niet in zo’n natuurgebied met Van Goghs om ons heen. De verwondering komt niet op commando, dus blijven we die, vaak aandoenlijk wanhopig, regisseren. Blijkbaar zijn er dan handleidingen, technieken en gadgets nodig om bij onze instincten te komen.
Wat ooit vanzelf sprak, moet eerst een lifestyleconcept worden voordat we het kunnen terugvinden. De ‘natuur in gaan’ werd ‘bosbaden’, shinrin yoku (Japans voor ‘jezelf onderdompelen in het bos’), kamperen friluftsliv (Noors voor ‘vrij in de openlucht leven’), zwemmen cold plunging (Engels voor: ‘koud plonzen’).
Foto Jaarbeurs
Zelf praktiseer ik het ondergedompeld hardlopen, bij een playlist van Philip Glass en uptempo barok. Presto immerso. En ook dat lukt maar halfhalf, stel ik steeds weer lichtelijk gefrustreerd vast. Weinig is zo egocentrisch als al die verwoede pogingen om jezelf te verliezen, maar ik kan er steeds beter om lachen, en begin een mild soort medelijden te ontwikkelen voor andere hardlopers-met-oortjes die ik zie zwoegen en even toeknik.
Die neiging had ik ook bij de Van Gogh-bezoekers. Ik zag een grijze, moeilijk lopende vrouw, die op een bankje tegen de wand aan was gaan zitten. De zonnebloemprojecties dwarrelden over haar heen. Ze was opgenomen in de experience, zoals Van Goghs maaier bijna onzichtbaar was opgelost in het korenveld. Tegelijkertijd hield ze een telefoon omhoog om ze allemaal te filmen, die wentelende zonnebloemen. Ze werd er te veel door in beslag genomen om door te hebben dat ze erin oploste.
De directeur en twee medewerkers van een Frans uitzendbureau dat druivenplukkers werft voor wijnboeren in de Champagnestreek, zijn veroordeeld voor mensenhandel. Dat heeft de correctionele rechtbank van de noordoostelijke stad Châlons-en-Champagne maandag bepaald, melden Franse media.
Svetlana G., de directeur van uitzendbureau Anavim, werd veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf, waarvan twee jaar voorwaardelijk, wegens het faciliteren van ‘zwart betaald werk’ en het zonder toestemming tewerkstellen van buitenlanders. Ook betaalde Anavim te weinig of niets voor de geleverde diensten. De twee medewerkers van het bedrijf werden veroordeeld tot één jaar celstraf, omdat ze de druivenplukkers rekruteerden.
Druiven plukken op een pittoreske wijngaard in de Champagnestreek, te midden van UNESCO-werelderfgoed, klinkt idyllisch. Maar voor zo’n 57 mannen en vrouwen, vooral afkomstig uit West-Afrika en veelal ongedocumenteerd, was het een erbarmelijke oogst in 2023.
Na urenlang druivenplukken met de hand in de septemberzon en amper pauze, moesten werknemers de nacht doorbrengen in een onafgewerkt gebouw met een modderige ondergrond. Van privacy was in het vertrek zonder ramen en deuren geen sprake: de bedden met roestige frames en stinkende matrassen stonden luttele centimeters van elkaar opgesteld. Een wc bezoeken of het zweet van je afwassen met schoon water was volgens de werknemers onmogelijk. Ze zouden moeten leven op beschimmeld brood en rottende rijst, vertelde slachtoffer Kanouitié Djakariayou aan de Franse krant La Croix: „Ik had nooit gedacht dat de mensen die champagne maken ons op een plek zouden stoppen die zelfs dieren niet zouden accepteren.”
Na klachten over geluidsoverlast van bewoners uit het dorpje Nesle-le-Repons, trof de politie de werknemers in het vervallen huis aan. „Aftands en walgelijk”, noemde de arbeidsinspectie de leefomstandigheden nadien.
Leegspuiten
Jaarlijks werken 120.000 seizoenarbeiders twee weken lang op 34.000 hectare aan de druivenoogst in de wijngaarden van de Champagnestreek. Met de geoogste druiven kunnen de ruim 16.000 lokale wijntelers gemiddeld 300 miljoen flessen per jaar vullen. Die worden vooral opgedronken of leeggespoten door Amerikanen, Britten, Japanners en Duitsers.
Volgens Maxime Toubart, president van de Syndicat général des vignerons de la Champagne (SGV), een in 1904 opgerichte wijnvakbond die naar eigen zeggen 99 procent van de wijnboeren in Champagne vertegenwoordigd, sterven er elk jaar een á twee druivenplukkers door hartfalen of aneurysma’s (een plaatselijke verwijding of uitstulping van een bloedvat).
„Steeds meer [druivenplukkers in Champagne] beschikken niet over de fysieke conditie die nodig is voor het werk in de buitenlucht. Sommige jongeren ontbijten niet, hydrateren niet, slikken medicijnen of werken met ontbloot bovenlijf”, zei Toubart in 2023 tegen The Guardian. In dat jaar overleden zes druivenplukkers, vermoedelijk door een zonnesteek.
Om herhaling van misstanden te voorkomen, deelden vakbondsleden van de Confédération générale du travail (CGT) in september 2024 flyers uit aan druivenplukkers. In het Pools, Russisch, Oekraïens, Italiaans én Frans werd de lezer bijgepraat over het Franse minimumuurloon, recht op pauze en het maximale aantal arbeidsuren op een dag. Ook de wijnvakbond riep leden op om toe te zien op menselijke arbeidsomstandigheden. Volgens nieuwssite France24 werden er vorig jaar ook 22 arbeidsinspecteurs en 84 agenten opgetrommeld om te zien of de druiven op eerlijke wijze worden geplukt.
De Britse dirigent Roger Norrington is vrijdag op 91-jarige leeftijd overleden. Norrington was een vroege pionier van de historische uitvoeringspraktijk, die zich vooral met zijn Beethoven-uitvoeringen internationaal in de kijker speelde. Hij hield zich opvallend strak aan de tempi die Beethoven voorschreef; tempi die veel andere dirigenten te snel of te langzaam vonden (en vinden).
The Orchestra of the Age of Enlightenment, dat hij vanaf de jaren tachtig vaak dirigeerde, zegt op zijn website dat Norrington compleet veranderde wat ze dachten te weten over de muziek van Beethoven. Na een Beethoven-concert in Rotterdam in 2004, schreef een NRC-recensent: „Hij danste, stampte en sprong als Leonard Bernstein en keek vaak achterom de zaal in, of wij wel hoorden hoe anders en hoe bijzonder het was.”
Dat omkijken naar het publiek deed hij vaker, ook om applaus aan te moedigen tussen delen van een symfonie door. Dat was normaal in de 18de eeuw, maar in de 20ste nogal een statement. Dirigeren „gaat niet om het wijden van een heilig object. Het gaat om verkenning, nieuwsgierig zijn en plezier maken”, zei Norrington in een interview met The Telegraph in 2021.
Geen vibrato
Norrington werd geboren in Oxford en ging Engelse literatuur studeren, ondanks zijn vioollessen en koorervaring als jongenssopraan. In de vroege jaren zestig werkte hij nog als amateurtenor en richtte een eigen amateurkoor op, het Schütz Choir, vernoemd naar de toen nog nauwelijks herontdekte Duitse componist Heinrich Schütz waarvan Norrington dolgraag muziek wilde uitvoeren. Pas toen besloot hij zijn leven professioneel aan muziek te wijden en compositie en directie te gaan studeren.
Norrington paste zijn historische uitvoeringspraktijk niet alleen toe op barok- en klassieke componisten, maar ook op romantische
Na chef te zijn geworden van de net opgerichte Kent Opera (de eerste regionale opera van Engeland), richtte hij in 1978 ook zelf een orkest op, de London Classical Players, om samen met het inmiddels geprofessionaliseerde Schütz Choir verder te experimenteren. Zijn uitvoeringen vielen op door het spaarzame gebruik van vibrato (volgens Norrington „een moderne drug”), dat volgens hem in de 18de en vroeg 19de eeuw geen standaard speelwijze was geweest, maar een versiering. Hij leidde de LCP tot 1997, het jaar waarin hij werd geridderd en zichzelf Sir mocht noemen.
Norrington paste zijn onderzoek naar de historische uitvoeringspraktijk niet alleen toe op muziek van barok- en klassieke componisten, maar later ook romantische, zoals Berlioz, Mahler en zelfs Stravinsky. Hij voerde zijn ideeën zowel met oude-muziek als moderne orkesten uit; onder andere als chef van het Stuttgart Radio Symfonieorkest, Camerata Salzburg en het Zürich Kamerorkest.
In Nederland trad hij soms op als gastdirigent, zoals in 1977 bij het Nederlands Kamerorkest. Hij „maakte al gauw duidelijk een echte Mozart-dirigent te zijn”, schreef de NRC-recensent toen. „Zelfs een ogenschijnlijk niemendalletje als Mozarts Symfonie in Bes bracht hij op een spirituele lichtvoetige manier. Dankzij de transparante samenklank, de welluidende voordracht van de melodieën en de beheerste luchtigheid waarmee door Norrington de dynamische accenten werden aangebracht, kreeg zo’n symfonietje meteen muzikale substantie. (…) Dank zij zijn alerte aandacht voor elk muzikaal detail kwamen de speelse spanningen en de innige tederheid van deze muziek volledig tot hun recht.”