Babs Gons begint als Dichter des Vaderlands: ‘Ik wil dat een gedicht iets veroorzaakt, iets dóét’

Foto Bianca Sistermans

Interview

Babs Gons Ze begint dit weekend officieel als Dichter des Vaderlands – nadat er deze zomer kanker bij haar werd gevonden. Babs Gons zal er niet stil over zijn. „Nergens over, over geen enkel onderwerp waar ten onrechte schaamte of ongemak omheen hangt.”

Babs Gons had deze zomer net alles onder controle, even pauzerend van de drukke voorbereidingen op haar aantreden als Dichter des Vaderlands, toen ze gebeld werd met een slechte testuitslag. Er zat een kwaadaardige tumor in haar linkerborst. Sindsdien oefent ze zich in „geduld en overgave”, want na een (geslaagde) operatie wacht waarschijnlijk nog een lange behandeling. „Het liefst wil ik gewoon een Excelsheet met een einddatum, maar zo werkt het niet”, glimlacht ze, in haar Amsterdamse huis vol bloemen en kleur.

En dus komt ze zichzelf tegen, zegt ze. Ze heeft de dingen doorgaans graag in de hand, en wordt niet graag beperkt. „Ik heb angst voor kleine ruimtes en word steeds erg op de proef gesteld door onderzoeken en scans waarbij ik heel stil in benarde posities moet liggen. Ik kan veel beter omgaan met pijn dan met benauwdheid.”

Ze had dat misschien kunnen weten. Ze schreef jaren geleden al het gedicht ‘we kennen de verhalen’, over borstkanker. Ze schrok nu, bij herlezing, hoe precies haar ervaring nu overeenkwam met wat ze zich destijds had ingebeeld, zich inlevend in de ervaring. Ze schreef:

hoe velen van ons
onze borsten toevertrouwen
aan vreemde handen
en glasplaten
hoe we halverwege willen opstaan
uit onderzoeken en operatiekamers
en onze borsten weer van ons willen maken

„Dat was precies wat ik nu voelde. Middenin een onderzoek heb ik gezegd: ik moet nu deze kamer uit, ik moet rechtop zitten, en dat kon niet gelijk. Ik dacht nu: hoe heb ik dat al kunnen weten?”

Relativerend: „Ik kom ook vaak genoeg op gedachten die ik bij nader inzien al eens heb opgeschreven. Mijn gedichten ‘doe het toch maar’ of ‘precies goed’ kan ik elk jaar wel weer opnieuw schrijven. Die gedichten vertalen hoe ik kijk naar de dingen, hoe ik erover denk. In ‘doe het toch maar’ zit een aanmoediging die ik zelf ook vaak genoeg nodig heb.”

Opgedrongen

Dus haar aantreden als Dichter des Vaderlands afzeggen? Nee. Ze doet het toch maar. „Al dacht ik wel: kan ik het Nederland aandoen? Wil ik het publiek confronteren met het lastige proces waar ik nu doorheen ga, willen we niet liever dat de Dichter des Vaderlands ons confronteert met mooie, bemoedigende dingen? Maar ja, je kunt het niet verbergen, en ik mag er ook niet over zwijgen, vind ik. Dit gebéúrt mij nu, en ik realiseer me hoe belangrijk het is om er niet stil over te zijn, over ziekte. Nergens over, eigenlijk, over geen enkel onderwerp waar ten onrechte een zekere schaamte of ongemak omheen hangt. We laten ons zo gemakkelijk tegenhouden door het ‘gewoon’, ‘normaal’ en ‘gezond’ dat ons ooit opgedrongen is, terwijl dat zo onnodig beperkend is. Dus misschien kan het ook bemoedigend zijn.”

Daar gaat het immers om, in haar poëzie: dat ‘de strijd/ die we leveren/ om te overleven/ gezien wordt’, zoals ze verderop in het gedicht ‘we kennen de verhalen’ schreef. Het selectiecomité voor de Dichter des Vaderlands noemde Gons bij haar benoeming „een dichter die bevlogen en betrokken woorden weet te geven aan wat er leeft in deze tijd, in een samenleving die zij vol overtuiging bij de poëzie betrekt”. Ze is een van de meest gevraagde podiumdichters van Nederland, populair ook buiten het circuit van poëziekenners.

Ze was ook een van de wegbereiders voor de huidige generatie spoken word-dichters in Nederland. „De missie was altijd om spokenwordpoëzie een grotere plek in het culturele leven te laten innemen. En dat is goed gegaan, er zijn nu veel podia voor. Maar daarnaast was het ook mijn wens om spokenwordpoëzie een rol te laten spelen binnen maatschappelijke organisaties, musea, jeugdgevangenissen, bij debatten en congressen. Dat het niet alleen een doel maar ook een middel wordt, een manier om te communiceren, om smoel te geven aan een groot en soms abstract verhaal of situatie. We hebben het zo nodig, de gezichten achter cijfers. En denk aan hoe een gedicht een rol kan spelen bij rouw. Mijn moeder stuurde me van de week een berichtje met een paar regels die voor haar duiden wat de rouw is die ze voelt – want mijn vader is deze zomer overleden. Ze draagt die woorden nu voortdurend bij zich. Dat doen ook mensen die denken dat ze niets met gedichten hebben. Op momenten die ertoe doen, van geboortekaart tot rouwkaart maar ook zovele momenten daartussenin, gebruiken we poëzie.”

Louterend en helend

„Misschien is het mijn calvinistische inborst, maar ik vind het prettig als een gedicht functioneel is. Ik wil dat een gedicht iets dóét. Ik bedoel: poëzie moet natuurlijk niets, maar een gedicht mág ook ontregelend, prikkelend, zalvend, louterend, helend zijn. Ik heb een tijdje verhalen verzameld over wat gedichten kunnen doen, echt kunnen veroorzaken. Over Phillis Wheatley, een meisje uit West-Afrika dat in 18de-eeuws Boston onvrijwillig te werk gesteld is en tegen de regels in leerde lezen en schrijven, gedichten ging maken die ze zelfs heeft kunnen laten uitgeven, en met het geld dat ze daarmee verdiende kon ze zich uit haar slavernij vrijkopen. Of het verhaal van Saartjie Baartman van een halve eeuw later, die heel lelijk de ‘Venus van Hottentot’ werd genoemd en als menselijke attractie naar Europa werd ontvoerd. Ze stierf jong en haar resten werden op sterk water gezet en hebben jarenlang in een museumdepot gestaan. Verzoeken om haar terug te brengen naar eigen grond werden afgewezen, tot de Zuid-Afrikaanse dichteres Diane Ferrus een gedicht schreef dat bij de aanvraag werd gevoegd. Toen is het verzoek ingewilligd.

Lees ook een eerder interview met Babs Gons: ‘Zie je die groeven niet, ik ben er trots op’

„Of het gedicht het verschil maakte, valt niet te zeggen, maar wat mij betreft staat dit verhaal voor wat de kracht van een gedicht is. Het is een vertaling van een sentiment, een verlangen of een idee, op zo’n manier dat anderen het ook kunnen voelen, echt invoelen. Gedichten zijn voor mij ook thermometers. Dat maakt poëzie zo anders dan journalistiek, waarmee je alleen verslag legt, in een gedicht wordt een vertaling gemaakt die op een ander niveau resoneert.”

Niet genoeg handen

Zo liggen het universele en het persoonlijke dicht bij elkaar in de poëzie van Babs Gons, oordeelde het comité dat haar selecteerde als Dichter des Vaderlands. Hoe dat werkt, hoe dat kan, is voor haarzelf nog steeds een van de raadsels van haar dichterschap, bekent Gons.

„Dan blijkt juist een heel specifieke, persoonlijke ervaring van mij te resoneren bij heel veel mensen! Andersom kan ik het gemakkelijker verklaren: de onderwerpen voor gedichten die ik in opdracht schrijf, gaan voor me leven als ik er persoonlijk bij kan aanhaken, als ik een ingang vind waardoor het ook mijn verhaal wordt.”

Zo ontstond het gedicht waarmee ze nu aftrapt als Dichter des Vaderlands ook – ‘Personeelstekort’ gaat over een probleem van Nederland, teruggebracht tot menselijke proporties. „Mijn hele verblijf in het ziekenhuis hoorde ik – bij aankomst, voordat ik in narcose ging, erna: er zijn niet genoeg handen. We halen je zo, maar nu is er niemand op de afdeling, je krijgt zo een ijsje maar er zijn nu niet genoeg mensen… Toen dacht ik: ik zal nu ook minder kunnen doen, ik ben ook in m’n eentje Dichter des Vaderlands en ga handen tekortkomen. En waar waren al die arbeidskrachten in mijn lijf toen ze nodig waren? Ik had een personeelstekort in mijn linkerborst.”

Het persoonlijke ligt haar dan meer dan het politieke, stelt ze. „Tenminste: als je ‘politiek’ definieert als het bestuur van een land. Over de leegloop van vrouwelijke politici uit de Tweede Kamer zou ik kunnen schrijven, maar dan wel vanuit die vrouw zelf, die naar huis gaat, over hoe ze thuis wordt ontvangen, over de dag erna, over hoe we daar mee omgaan en erbij staan te kijken. Dat is natuurlijk hartstikke politiek.”

Ik wil ook naar een nagelsalon in Stadskanaal gaan, mensen ontmoeten en een gedicht voor ze schrijven

Lees ook het gedicht dat Babs Gons schreef bij de start van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden: Wie zijn we morgen

Het gedicht waarmee Gons deze zomer – al voor het officiële begin uit – debuteerde als Dichter des Vaderlands, ging over de herdenking van het slavernijverleden. Ook daar was het persoonlijke verhaal het onderwerp én de vorm die ze koos: de vraag waar we nu staan, als samenleving én individuen, die worden geconfronteerd met steeds meer verhalen die het slavernijverleden menselijker maken en naderbij brengen. „Dit is het moment om de verhalen die we ontmenselijkt hebben weer een humaan gezicht te geven. Onbekend maakt onbemind, maar het is een schone taak om die verhalen op te tekenen. Zodat je als lezer in de vertaling die de kunst is, mensen kunt ontmoeten die je nog niet kende – en dat wil ik op alle mogelijke manieren, ook letterlijk, bijvoorbeeld naar een nagelsalon in Stadskanaal gaan, de mensen daar ontmoeten en een gedicht voor ze schrijven.”

Troubadours en griots

„En ik zou me er als Dichter des Vaderlands graag hard voor willen maken dat we de kunst van het memoreren en reciteren gaan herwaarderen – wat de troubadours, de griots, de barden en de rederijkers al deden. Het is zo’n rijkdom om een gedicht met je mee te dragen, dat je dan te allen tijde tevoorschijn kunt halen. Toen ik uit de narcose ontwaakte, hielp het dat ik altijd een paar gedichten in mijn hoofd heb, waarin ik dan even kan rondlopen.”

Welke gedichten dat waren? „Een paar regels van W.H. Auden: Looking up at the stars, I know quite well/ That, for all they care, I can go to hell,/ But on earth indifference is the least/ We have to dread from man or beast.// How should we like it were stars to burn/ With a passion for us we could not return?/ If equal affection cannot be,/ Let the more loving one be me. Dat idee wapent je tegen teleurstelling: als de liefde niet gelijkwaardig kan zijn, laat mij dan degene zijn die iets meer liefde geeft, laat ik maar wat meer doen. En ik dacht ook aan een ander gedicht van Lucille Clifton, dat eindigt met: come celebrate/ with me that everyday/ something has tried to kill me/ and has failed. Er zijn altijd krachten die je tegenwerken, maar… Doe het toch maar.”