N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Janneke kookt Het is nog net het seizoen van de alleronweerstaanbaarste vrucht: de vijg. Twee recepten.
Laten we het, voordat het seizoen alweer voorbij is, eens over vijgen hebben. Over hun bijna bedwelmende, boudoirachtig zoete parfum. Over hun plompe vorm, als dikzakjes die hun buikjes niet langer in kunnen houden en ze dus maar gewoon laten hangen, want wat maakt het ook uit. Dat poederige, uiterst delicate groene, groenpaarse, paarse danwel paarszwarte velletje. En dan, wanneer je ze openscheurt, hun vurige robijnrode vruchtvlees met die ontelbare kleine zaadjes die zich altijd net in dat spleetje tussen je tanden weten te wurmen waar je met je tandenstoker niet bij kunt. Veel onweerstaanbaarder wordt het niet in vruchtenland, toch?
Ja, ik ben dol op vijgen. Zo dol dat ik er al mijn hele leven van droom om een vijgenboom te bezitten. Dat het er nooit van gekomen is, ligt niet aan het Nederlandse klimaat, waarin de van oorsprong uit West-Azië afkomstige en vooral in het Midden-Oosten en Zuid-Europa alomtegenwoordige ficus carica prima kan gedijen. Wanneer ik door mijn eigen stad fiets zie ik de laatste jaren steeds vaker vijgenbomen tegen gevels geplakt, echt grote bomen met volop vruchten tussen hun uitwaaierend gebladerte.
Nee, het ligt er vooral aan dat ik in mijn vorige tuin al een grote moerbeiboom had staan – toevallig genoeg zijn de vijg en moerbei familie van elkaar – en er eenvoudigweg geen ruimte meer over was voor nog een fruitboom. Vervolgens kwam ik in een bovenwoning met balkon te wonen, waarop ik wel degelijk een poging heb gedaan een vijgenboom op te kweken in een grote plastic kuip, maar die is jammerlijk mislukt. Waarbij ik niet helemaal uitsluit dat dit, laat ik het maar eerlijk toegeven, komt doordat ik hem een ietsiepietsie te weinig aandacht en water heb gegeven.
Mijn hoop is nu gevestigd op de vijg die vorig jaar zomaar spontaan uit de grond schoot tegen de keukenmuur van het huis van mijn verkering. U moet weten, in zijn Spaanse tuin komt er van alles en nog wat zomaar uit de grond piepen. Afgelopen zomer vonden we een stel lange, rechte stengels met daaraan prachtige, bolvormige, paarse bloemen. Dat het ui-achtigen waren wisten we wel zeker, maar hoe ze daar terecht waren gekomen? Niemand had ze willens en wetens geplant, zoals ook niemand die vijg in de grond had gestopt. Nu ja, het is nog even afwachten, want hoewel hij inmiddels de halve gevel vult, geeft hij tot nu toe geen vruchten. Maar dat schijnt even te kunnen duren, en we moeten hem vooral volgend voorjaar grondig snoeien, las ik. En dan, wie weet, gaat een van mijn levensdromen in vervulling.
Tot het zover is, geef ik in deze tijd van het jaar óf veel geld uit aan dure vijgen in Nederland, ofwel schrans ik me er ongans aan tijdens een septembervakantie in Zuid-Europa. Vorig jaar stond er een wilde vijg in een veldje naast ons huurhuisje in Puglia. Twee jaar ervoor stonden er maar liefst drie bomen in de tuin van ons Andalusische vakantieverblijf. Dat je dan ’s ochtends in je onderbroek een paar perfect rijpe vijgen kunt plukken om daarmee, vergezeld van een straffe espresso, je ontbijt te doen, oh wat een feest.
Dit jaar zat er even geen septembervakantie in, maar ik ben terwijl ik dit schrijf wel in Spanje, waar je dezer dagen voor een paar euro een kilo vijgen koopt. De perfecte gelegenheid om er eens de keuken mee in te duiken. Zie hiernaast voor mijn meest geslaagde experimenten.