N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Analyse
Eerste dag APB De coalitie mag dan niet meer bestaan, de oude Haagse dynamiek is niet weg. „De val van het kabinet was onverantwoord.”
Het demissionaire kabinet-Rutte IV is wel „klaar” met regeren, zegt fractievoorzitter Sophie Hermans (VVD) helemaal aan het einde van haar betoog. Het klinkt als een uitnodiging aan haar collega-fractievoorzitters om van de eerste dag van de Algemene Politieke Beschouwingen (APB), het belangrijkste politieke debat van het jaar, een verkiezingsdebat te maken. Ze had het vlak daarvoor over „een nieuw hoofdstuk” waar Den Haag aan ging beginnen.
Niet langer in het knellende keurslijf van de moeizame coalitie van VVD, D66, CDA en ChristenUnie – een debat in deze context biedt ruimte om maximaal afstand van elkaar te nemen, het eigen verhaal te vertellen. En om, in de woorden van Hermans, „politiek te bedrijven zoals die bedoeld is, zonder Haagse spelletjes”. Het kabinet is klaar, de VVD is er klaar vóór, sluit Hermans haar verhaal af. Klaar voor het Rutteloze tijdperk, is de subtekst, ook al zegt ze dat niet zo.
Toch geen verkiezingsdebat
Begon de Tweede Kamer deze woensdag een nieuw hoofdstuk? Ja en nee. De eerste dag van de APB maakt duidelijk dat de coalitie echt verleden tijd is.
Maar een debat dat bevrijd is van de oude Haagse dynamiek wordt het ook niet. Er worden weinig vergezichten geschetst en een debat dat ook over ideologische tegenstellingen had kunnen gaan, wordt gedomineerd door onderling chagrijn en oud zeer, zeker tussen de coalitiefracties. Vooraf werd vaak voorspeld dat dit het eerste echte verkiezingsdebat zou worden. Ook daar blijkt maar weinig van.
Misschien zijn de rollen ook wel wat te ingewikkeld. In vak K, waar het kabinet zit te luisteren, zitten twee aanstaande lijsttrekkers naast elkaar die niets mogen zeggen: Rob Jetten (D66) en Dilan Yesilgöz (VVD). Sommige sprekers zijn ervaren politieke leiders (Geert Wilders, PVV), anderen beginnen pas in die rol (Stephan van Baarle van Denk, Henri Bontenbal van het CDA, Chris Stoffer van de SGP), of maken na de verkiezingen plaats (Jesse Klaver van GroenLinks-PvdA, die voor het eerst bij een APB het woord voerde namens de twee linkse fracties). En: de verhoudingen in de Kamer zijn over een paar maanden, na de verkiezingen, vermoedelijk volledig veranderd.
De beschouwingen zijn het moment waarop de Tweede Kamer aanpassingen kan doen aan de begroting van het kabinet. Vaak trekt de coalitie op dat moment gezamenlijk op om nog iets extra’s te regelen voor een groep burgers.
Maar de samenwerking tussen de vier partijen die sinds 2017 samen hebben geregeerd, bestaat niet meer. De sfeer tussen de partijen was al sinds het aantreden van Rutte IV kil. De val van het kabinet in juli heeft de verhoudingen op scherp gezet. Het vaste kopje koffie op de kamer van Sophie Hermans op dinsdagmiddag hebben de vier fractievoorzitters sinds de kabinetsval niet meer gedronken.
‘Haagse gedoetjes’
En dat blijkt in het debat. Hermans bijt Jan Paternotte (D66) toe dat hij een telefoontje heeft gepleegd naar Geert Wilders, vlak voordat Rutte op 10 juli aankondigde dat hij zou stoppen als partijleider. In dat telefoontje zou Paternotte (volgens Wilders) hebben gevraagd een motie van wantrouwen in te dienen. En dan komt Paternotte nu vertellen dat de VVD de PVV moet uitsluiten? Ze verwijt Paternotte een „Haags gedoetje over wie met wie”. Maar de suggestie is óók: D66 is een onbetrouwbare coalitiepartner gebleken. De VVD-fractie roffelt hierop het laatste beetje warmte tussen de liberale partijen weg.
Jan Paternotte reageert met een afgemeten: „Mevrouw Hermans was daar niet bij.” Het telefoontje was volgens hem anders gegaan, hij wilde alleen weten wat Wilders in dat Kamerdebat ging doen. Later had hij hem teruggebeld met de mededeling „dat wij wat mij betreft niet mee gingen doen aan een motie van wantrouwen”. Volgens Paternotte was de val van het kabinet „onnodig en onverantwoord”.
Ook inhoudelijk is de APB een free for all. Net als de meeste oppositiepartijen willen ook de coalitiepartijen extra maatregelen nemen om de koopkracht van burgers in de knel te verbeteren, los van de 2 miljard euro die het demissionaire kabinet uittrekt om de armoede te bestrijden. Maar om welke burgers het dan moet gaan, daarover verschillen de meningen. De ChristenUnie doet mee met een plan van GroenLinks-PvdA om het minimumloon te verhogen naar 14 euro per uur, en om te investeren in regionaal openbaar vervoer. In een persbericht dat GroenLinks-PvdA hier vorige week over verspreidde, had Jesse Klaver het over „een nieuwe sociale meerderheid in het parlement”, waarmee hij de ChristenUnie slim inkapselde.
Milde irritatie bij het CDA
De VVD wil weer heel andere dingen. Het probleem zit hem volgens Sophie Hermans juist bij de middeninkomens, „de hardwerkende Nederlanders”. De VVD wil daarom dat de geplande verhoging van de benzineaccijnzen volgend jaar niet doorgaat. Dat levert milde irritatie op bij het CDA, dat de financiële onderbouwing bij dit plan mist.
CDA-leider Henri Bontenbal gebruikt zijn betoog om maximaal afstand te nemen van het tijdperk-Rutte, dat in 2010 begon. Vier kabinetten-Rutte „waren vooral goed voor de mensen die het al goed hadden”, zegt Bontenbal. Overigens regeerde het CDA in drie van die vier kabinetten mee.
Het CDA, zegt Bontenbal, is verder van plan de veelbesproken spreidingswet, die de Kamer volgende week behandelt, te steunen. Over het onderwerp asielmigratie viel het kabinet in juli, de coalitie kon het niet eens worden over een pakket waar ook de VVD mee kon leven. En sindsdien is de VVD-fractie helemaal tegen. Het CDA kan de wet, ingediend door staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel), een VVD’er, aan een Kamermeerderheid helpen. Een pijnlijke zaak voor de VVD.
Dat het geen echt verkiezingsdebat wil worden, ligt ook aan de relatief beperkte rol van de twee politici die de afgelopen weken en maanden het gesprek domineerden: Caroline van der Plas (BBB, sinds enkele afsplitsingen vier Kamerzetels) en eenmansfractie Pieter Omtzigt (Nieuw Sociaal Contract).
Een dag vrij
Los van enkele interrupties gaat het debat maar weinig over de thema’s die ze zo scherp agendeerden: het stikstofbeleid en de toekomst van de landbouw (Van der Plas) en de betrouwbare overheid (Omtzigt), al nemen Lilian Marijnissen (SP) en Henri Bontenbal uitgebreid de tijd over dat laatste onderwerp te praten. Het lijkt daarom alsof het debat een beetje losgezongen is van de politieke werkelijkheid sinds maart, toen BBB bij de Provinciale Statenverkiezingen opeens de grootste partij werd in de Staten en in de Eerste Kamer.
Vanuit vak K kijkt demissionair premier Mark Rutte toe hoe zijn niet-bestaande coalitie ruzie maakte. Als hij op de tweede dag van de APB aan het woord komt, doet hij dat terwijl hij weet dat hij een irrelevante factor is geworden. Als Jesse Klaver de Kamer oproept „niet te veel te gaan luisteren naar deze scheidend premier”, roept Rutte half grappend, half serieus: „Dan neem ik morgen wel een dag vrij.”