Recordstijging cao-lonen heeft een rouwrandje


CAO-lonen De cao-lonen zijn in twintig jaar niet zo sterk gestegen. Maar door de inflatie zien werknemers daar niets van terug.

Personeel van de Bijenkorf in Amsterdam staakt voor beter loon, vorig najaar.
Personeel van de Bijenkorf in Amsterdam staakt voor beter loon, vorig najaar.

Foto Michiel Wijnbergh/ANP

Het is een record met een rouwrandje. De stijging van de cao-lonen in het laatste kwartaal van vorig jaar, 3,6 procent, was de sterkste in twintig jaar tijd. Over heel 2022 gemeten kwamen de cao-lonen in Nederland 3,2 procent hoger uit, zo heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) donderdag bekendgemaakt.

Maar van die toename merken de werknemers bitter weinig. De kosten voor levensonderhoud zijn namelijk nog veel sterker gestegen. Gecorrigeerd voor inflatie zijn de cao-lonen met zo’n 6 procent gedaald.

„Sinds de start van de publicatie van deze jaarcijfers in 1973 is zo’n groot verschil tussen cao-loonstijging en inflatieontwikkeling nog niet voorgekomen”, aldus het CBS. Dat jaar was ook sprake van een groot verschil, maar lag de verhouding omgekeerd: de lonen stegen harder dan de prijzen.

Leerkrachten kregen vorig jaar de grootste salarisstijging, gemiddeld 5,2 procent, blijkt uit de cijfers. Die toename zet volgens het CBS door; in het vierde kwartaal is de loonontwikkeling opgelopen tot 7 procent. Dat de onderwijssector nu koploper is, komt mede doordat in het voorjaar van 2022 een akkoord is gesloten waarbij de salarissen voor leerkrachten en ander personeel in het basisonderwijs op functieniveau gelijk zijn getrokken met die in het middelbaar onderwijs. De salarisverhogingen moeten, in combinatie met maatregelen om de werkdruk te verminderen, het onderwijs weer aantrekkelijk maken.

Overheid genereuzer

De overheid is ook in andere cao-onderhandelingen genereuzer geweest dan het bedrijfsleven, al staat daartegenover dat de loonstijging voor ambtenaren het jaar daarvoor juist lager lag. De overheid ging in 2022 aan kop met een gemiddelde loonstijging van 4,1 procent. Bij particuliere bedrijven bleef de toename beperkt tot 3 procent. Hekkensluiters zijn landbouw, bosbouw en visserij, waar de cao-lonen met 2 procent stegen.

In Nederland valt zo’n 80 procent van de werknemers onder een collectieve arbeidsovereenkomst. Naast de loonstijging door nieuwe cao-afspraken kan hun salaris verder toenemen door individuele stappen in hun loonschaal.

In andere jaren zou de vakbeweging zeer tevreden kunnen zijn met gemiddeld 3,2 procent meer loon. De FNV bijvoorbeeld ging het cao-seizoen eind 2021 in met een looneis van 3,3 procent plus 100 euro per maand. Maar de ongekend hoge inflatie en vooral de gestegen energiekosten zorgen er nu voor dat van die extra euro’s niets overblijft. Voor komend jaar zetten vakbonden als FNV en CNV dan ook aanmerkelijk hoger in. FNV eist nu 14,3 procent – het inflatiecijfer van oktober. Vakbond CNV, van oudsher iets voorzichtiger, gaat het overleg in met een „historisch hoge” looneis van 5 tot 10 procent.

Leven duurder

Beide vakbonden zetten de laatste jaren in het cao-overleg wat vaker dan voorheen in op een procentuele loonstijging in combinatie met een vast bedrag per maand of een uitkering ineens. Zo kregen ambtenaren van de rijksoverheid 2,5 procent plus 75 euro per maand en een bedrag van 450 euro in december. Het personeel van de Nederlandse Spoorwegen krijgt twee keer 1.000 euro, naast een verhoging met 8,45 procent. Op deze manier krijgen werknemers in lagere loonschalen relatief meer loonsverhoging dan collega’s die al beter verdienen.


Lees ook: Loonprijsspiraal? ‘Koopkracht is cruciaal voor een gezonde economie en maatschappij’, zegt FNV-vicevoorzitter

De vakbonden vragen om meer loon omdat het leven steeds duurder wordt. Over de eerste elf maanden van 2022 stegen de consumentenprijzen gemiddeld met 10 procent. De exacte inflatiecijfers over het hele jaar maakt het CBS volgende week bekend.

Op de krappe arbeidsmarkt zijn werkgevers sneller geneigd loonsverhogingen te accepteren, uit angst personeel kwijt te raken aan andere organisaties. Risico daarvan is dat ook de prijzen stijgen die ondernemingen vervolgens bij consumenten in rekening brengen, net als in de jaren zeventig. Daardoor moeten de lonen weer verder omhoog om de gedaalde koopkracht te compenseren.

FNV-vicevoorzitter en cao-coördinator Zakaria Boufangacha legt het verwijt daar schuld aan te hebben naast zich neer, zei hij vorige maand in NRC. „Er wordt wel heel gemakkelijk geroepen dat wij zorgen voor een loon-prijsspiraal. Dat de inflatie nu zo hoog is, komt door de gestegen energiekosten, niet door de lonen.”