N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Durf te vragen De smaakvoorkeur van katten – in eten én drinken – wordt sterk bepaald door de aanwezigheid van een hartig aroma.
Een heerlijk bakje vers, schoon kraanwater staat altijd voor hem klaar. Maar zodra hij naar buiten mag, slobbert je kat onmiddellijk van het bruine drabje in een plantenpot of een vieze regenplas op straat. Waarom, in vredesnaam?
Een kleine rondgang onder bevriende kattenhouders leert: dit gedrag is wijdverbreid. Iédereen herkent het. Poes drinkt overigens ook graag uit de wc, uit de wasbak, uit een lopende kraan of uit smalle glazen waar hij zijn kop diep in moet duwen. En intussen staat dat schone drinkbakje zinloos in de bijkeuken.
„Bessie drinkt alles behalve water uit een bakje”, reageert iemand. „Het is ons een raadsel waar ze drinkt.” „De wc-pot inclusief wc-blok is veel lekkerder dan het waterbakje”, merkt iemand anders op. „Kleur en geur van het wc-blok maken niet uit.”
Katten hebben een voorkeur voor water met een smaakje, zo bevestigt de handleiding van de British Small Animal Veterinary Association. „Ik kan dat alleen maar bevestigen”, appt een kennis. „De vloer van de douche hoort daar nog bij.”
Individuele voorkeuren
We vragen het na bij de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. Drie wetenschappers melden dat ze het een interessante kwestie vinden, maar dat Utrecht dit nooit heeft onderzocht. Men vermoedt dat het aankomt op individuele voorkeuren van katten. Dat laatste zegt ook de website van het Vet Center van diervoederfabrikant Purina.
Of dit echt zo is, is nooit onderzocht, aldus twee dierenartsen in het tijdschrift VetFocus van concurrent Royal Canin. Zij doken tevergeefs in de wetenschappelijke literatuur, en schreven daarom zelf maar een enquête uit. Daarop reageerden 549 Europese katteneigenaren. „Katten die zich vrij konden verplaatsen tussen buiten en binnen, hadden een significante voorkeur voor waterbronnen buitenshuis”, schrijven de auteurs.
Een speciale kattenfontein hoef je niet aan te schaffen, aldus deze dierenartsen: daaruit drinken katten niet liever dan uit hun drinkbakje. Wel hebben ze een voorkeur voor drinkbakjes met een diameter kleiner dan 15 cm, én voor bakjes die niet vlakbij voerbakjes staan. Het materiaal van het waterbakje maakt geen verschil.
Stromend water
Maar waaróm nu die voorkeuren..? Daarop blijft het antwoord uit. Er circuleren wel anekdotische verklaringen. Stichting Cats Protection meldt bijvoorbeeld dat katten het liefst stromend water drinken (maar waarom dan geen voorkeur voor die kattenfontein?) en niet graag drinken in ruimtes waar ze ook eten of zich ontlasten – beide wellicht om hygiënische redenen.
De smaakvoorkeur van katten – in eten én drinken – wordt sterk bepaald door de aanwezigheid van een hartig aroma (‘umami’), aldus een recent artikel in Chemical Senses. Vooral aminozuren (de bouwstenen van eiwitten) in het drinkwater zijn gewild. Het Journal of Comparative and Physiological Psychology meldde iets dergelijks al in 1977: katten hebben een voorkeur voor water dat vetten en eiwitten bevat.
Vies buitenwater zit vaak vol microscopisch leven en organische sappen – wellicht appelleert dat aan die voorkeur voor hartig. Maar waarom zouden katten dat via hun drinken willen binnenkrijgen? Omdat ze een ‘gretigheid’ (avidity) hebben voor vetten en eiwitten, verklaren de auteurs simpelweg.
Een beetje een cirkelredenering: katten drinken graag hartig water omdat ze dol zijn op hartig. Die gretigheid hebben mensen ook, maar toch drinken wij ons water liever smaakloos. We blijven het antwoord dus schuldig – en al helemáál op de vraag wat er nou zo lekker is aan water uit wc en douche.