N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Gezondheid Meer dan driekwart van de Nederlanders doet wel voldoende aan intensieve sport, maar slechts de helft fietst of wandelt genoeg. Beide zijn nodig om aan de beweegrichtlijnen te voldoen.
Wandelaars op de Marker Wadden. Foto Sander Koning/ANP
Meer dan de helft (56 procent) van de volwassen Nederlanders beweegt onvoldoende. Zij verrichten onvoldoende ‘matig intensieve’ oefeningen, zoals fietsen of wandelen, of doen niet genoeg spier- en botversterkende activiteiten als voetballen of gewichtheffen — of allebei. Dat blijkt uit dinsdag gepubliceerde cijfers van het CBS, die in samenwerking met het RIVM werden verzameld.
Als referentiekader houdt het CBS de beweegrichtlijnen van de Gezondheidsraad aan. Die schrijven voor dat volwassenen verspreid over de week minimaal tweeënhalf uur aan ‘matig intensieve’ activiteiten doen en minimaal twee keer per week spier- en botversterkende oefeningen.
Aan genoeg spier- en botversterkende beweging komen de meeste (78 procent) Nederlanders weliswaar nog wel, maar slechts de helft van de volwassenen verricht voldoende lichte inspanning. 44 procent doet allebei. Uit de cijfers blijkt verder dat mensen naarmate ze ouder worden steeds minder gaan bewegen. Nog geen drie op de tien 75-plussers voldoen aan de beweegrichtlijnen. Hoe ouder mensen worden, hoe minder vaak ze wekelijks sporten: van de 18- tot 35-jarigen geldt dat voor 63 procent, van 75-plussers voor 31 procent.
Verschil opleidingsniveau
Opvallend maar weinig verrassend is dat hoe hoger mensen opgeleid zijn, hoe vaker ze sporten. Mensen met een afgeronde hbo- of universitaire opleiding sporten vaker dan mensen die maximaal basisonderwijs of vmbo hebben afgerond. Dat verschil is al decennia zichtbaar, en werd verder vergroot tijdens de coronapandemie, toen veel teamsporten tijdelijk verboden werden. Alternatieven als hardlopen en wielrennen werden overwegend opgepakt door mensen met hoger geachte opleidingen.
Voor de correlatie tussen opleidingsniveau en sportdeelname bestaat een breed palet aan oorzaken. Volgens het Mulier Instituut, dat zich richt op onderzoek naar sport en beweging, speelt ‘sportsocialisatie’ een belangrijke rol. Dat houdt in „dat iemand lange tijd spelenderwijs contact heeft met sport en daarin wordt gestimuleerd door de sociale omgeving”.
Vrije tijd en kosten nauwelijks invloed
Wie positieve ervaringen heeft opgedaan met sport en wordt omringd door sportievelingen, houdt gezonde sportgewoonten doorgaans dus langer vol. Omdat de kinderen van hoogopgeleide ouders vaak zelf ook naar het hbo of de universiteit gaan, blijft het percentage sportende hoogopgeleiden relatief hoog. Ook relevant zijn volgens het Mulier Instituut eigenschappen als zelfreflectie en -beheersing, die het Mulier Instituut meer toeschrijft aan hooggeschoolde mensen. Volgens het onderzoeksinstituut hebben vrije tijd en de kosten van sport „nauwelijks” invloed.
Al met al blijkt uit de cijfers van het CBS en het RIVM dat Nederland de afgelopen jaren verder verwijderd is geraakt van de doelen die in Den Haag zijn gesteld. De overheid wil dat driekwart van de Nederlandse bevolking in 2040 aan de beweegrichtlijnen voldoet, om lichamelijke en mentale problemen te voorkomen of te verhelpen. Toen de Gezondheidsraad de beweegrichtlijnen in 2017 invoerde, voldeed 47 procent van de volwassenen er nog aan.
Tegen het einde van het jaar 124 moet het gebeurd zijn. Vele eiken in bossen tussen Venlo en Xanten werden gekapt door Romeinse houthakkers. Vervolgens zakten ze in een platbodem de Rijn af naar Nederland, om daar op verschillende plaatsen te eindigen als gepunte palen voor de aanleg van de Limesweg langs de noordelijke grens van het Romeinse rijk.
Dit hele proces is nu bekend dankzij interdisciplinair onderzoek van archeoloog Ronald Visser, eind mei gepromoveerd aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Goede bewaaromstandigheden
Archeologen hebben in Nederland volop hout gevonden dat in de Romeinse tijd als bouwmateriaal is gebruikt. Door de goede bewaaromstandigheden zijn in de loop der tijd onder meer de resten van schepen, wachttorens en wegen gevonden. Aan de hand van jaarringen zijn ze ook keurig gedateerd.
Maar waar het hout precies vandaan kwam was nooit echt goed onderzocht. Dankzij Visser, gespecialiseerd in jaarringonderzoek en data science, is er nu beter inzicht in de herkomst en productie van het gebruikte hout. Hij geeft nog een voorbeeld: „Voor schepen die bij Zwammerdam en Woerden zijn gevonden is niet alleen lokaal hout gebruikt, maar ook hout uit wat nu Duitsland is.”
Uit historische bronnen was al op te maken dat de Romeinen aan bosbouw deden. Visser, hoofddocent archeologie aan de hogeschool Saxion in Deventer, heeft die bronnen in hun oorspronkelijke taal, Latijn en Grieks, gelezen. „Met een vertaling ernaast”, voegt hij er bescheiden aan toe. Daarnaast zijn er inscripties en archeologische vondsten in binnen- en buitenland die duidelijk maken dat de Romeinen boswachters (saltuarii) en vier bosbouwsystemen kenden. Visser somt ze op: „Kaalkap, selectie, hakhout en agrarisch bosgebruik.”
Voor de herkomstbepaling van het hout heeft Visser gebruik gemaakt van 7.665 al bestaande jaarringseries. Ze zijn afkomstig van 3.858 monsters van 266 vondstlocaties, niet alleen in Nederland, maar ook in delen van België, Frankrijk en Duitsland.
Opgraving van de houten fundamenten van een tweeduizend jaar oude Romeinse weg bij Katwijk.
Foto Alexander Schippers/ANP
Netwerkanalyse
De grote vraag in het begin – Visser heeft zijn promotieonderzoek door verschillende omstandigheden pas na achttien jaar afgerond – was hoe hij het beste in zijn grote dataset patronen kon ontdekken.
Uiteindelijk bracht het boek Linked van Albert-Laszlo Barbasi de oplossing: „Netwerkanalyse”, zegt Visser. „Er zijn jaarringpatronen die veel op elkaar lijken wat betreft opeenvolgende dikke en dunne jaarringen, ook al kunnen ze afkomstig zijn van hout dat op verschillende plekken is gevonden. Deze jaarringpatronen zijn niet alleen uniek in de tijd, ze zijn ook plaatsgebonden, omdat de groeiomstandigheden van bijvoorbeeld bomen in West-Nederland anders zijn dan op de Nederlandse zandgebieden of bijvoorbeeld richting Koblenz of Trier. Er zijn dus sterke statistische relaties.
„De netwerken zijn een weergave hiervan: sterk overeenkomende jaarringpatronen duiden op overeenkomstige groeiomstandigheden en dus komen ze dichtbij elkaar in het netwerk terecht. De locaties in netwerken geven daarmee een indicatie van de herkomst.”
In één moeite door ontwikkelde Visser ook nog een nieuwe statistische maat voor het vergelijken van jaarringreeksen, de SGC. „Dat staat voor Synchronous Growth Changes. De statistische maat die al sinds de jaren veertig wordt gebruikt, de Gleichläufigkeitskoeffizient, beschrijft ook de gelijktijdige groeiveranderingen in verschillende jaarringreeksen, maar rekent jaren waarin de jaarringbreedte gelijk blijft aan die van het voorgaande jaar als een halve Gleichläufigkeit. Bij grote datareeksen kan er daardoor een grotere mate van overeenkomst uit komen dan er daadwerkelijk is.”
Groeidepressies
Uit de netwerkanalyse bleek dat verreweg het grootste deel van het hout uit de directe omgeving van de vindplaatsen kwam. „Ongeveer twintig procent kwam van elders”, zegt Visser. Een voorbeeld hiervan is het hout dat in 125 na Christus is gebruikt voor de door het Romeinse leger aangelegde weg langs de Limes, de Romeinse grens langs de Rijn. „Het op verschillende locaties gevonden hout vertoont een sterke statistische overeenkomst. Het is gekapt in het najaar van 124 of de daaropvolgende winter, en een deel ervan vertoont groeidepressies met een cyclus van drie tot vijf jaar. Dat is een sterke aanwijzing voor de periodieke uitbraak van meikevers, die hun eitjes in bepaalde bodems leggen. Netwerkanalyse maakte duidelijk dat het hout afkomstig is uit het gebied tussen Venlo en Xanten. „Het lijkt er op dat het Romeinse leger als het hout van verder weg haalde, zich wel beperkte tot Germania Inferior. Mogelijk hing dat samen met de juridische grenzen van de provincie.”
Opgraving van Romeins schip in Zwammerdam, 1974.
Foto Rob Mieremet/Anefo
Forum Hadriani
In uitzonderlijke gevallen kwam het hout ook van buiten de provincie. Dat is het geval bij het eikenhout dat rond 160 en 205 is gebruikt voor de aanleg van de haven van Forum Hadriani, de Romeinse stad bij het huidige Voorburg. „Een deel van het hout kwam uit de Moezel/Neckar-regio”, vertelt Visser. „Ik noem het ‘gebruik op rijksniveau’. Dat kan te maken hebben met prestige – keizer Hadrianus heeft de naar hem genoemde stad bezocht – maar ook met het simpele feit dat de plek deel uitmaakte van de Romeinse infrastructuur die het mogelijk maakte om hout van verre te halen. Zoals we nu bij IKEA Scandinavisch hout kopen, niet omdat we per se Scandinavisch hout willen, maar omdat het er is.”
Het hout werd waarschijnlijk aangevoerd door voor transport geschikte platbodems. „Vers gekapt eikenhout zinkt in water en er zijn geen sporen gevonden van naaldhout voor vlotten.”
Dezelfde boom
In Nederland zijn wel verschillende platbodems gevonden. Bij twee, respectievelijk de Zwammerdam 6 en de Woerden 7 gedoopt, ontdekte Visser met collega-houtspecialist Yardeni Vorst een opvallende overeenkomst. „Het hout in beide schepen is voor een deel afkomstig uit Gallia Belgica en Germania Superior, en het is ook nog eens van dezelfde boom. Dat wijst erop dat ze door dezelfde scheepswerf zijn gemaakt. Die werf is echter nog niet gevonden.”
Volgens Visser heeft zijn netwerkanalyse zich ook als controlemiddel bewezen. „Andere onderzoekers meenden dat het hout voor de Limesweg, die ik graag de Weg van Hadrianus zou willen noemen, ook uit de Ardennen kwam. Afgezien van het feit dat het niet logisch is om hout eerst over land of een stuk stroomopwaarts over de Rijn te vervoeren, blijkt uit de analyse dat het ook niet klopt.”
Bendeleden in het noorden van Nigeria hebben 38 gijzelaars vermoord, ondanks dat er losgeld was betaald voor hun vrijlating. Dat meldt de BBC maandag op basis van lokale bronnen.
Afgelopen maart werden 56 burgers, onder wie kinderen en zwangere vrouwen, ontvoerd uit het dorp Banga in de noordelijke staat Zamfara. De bendeleden eisten een miljoen naira (vijfhonderd euro) per gijzelaar. In termijnen betaalden de dorpelingen het losgeld, maar na betaling werden slechts achttien vrouwen en een jongen vrijgelaten. De andere 38 gijzelaars werden doodgeschoten.
Ontvoeringen zijn een groot probleem in Nigeria. Gewapende criminelen ontvoeren regelmatig kinderen op scholen, houden mensen in auto’s aan en trekken boeren van het land, waarna ze losgeld eisen. Het bekendste voorbeeld: de 276 door de terroristische groepering Boko Haram ontvoerde schoolmeisjes uit Chibok in 2014. 78 van hen zijn nog steeds vermist.
Het afgelopen decennium ontvoerde Boko Haram in totaal duizenden burgers, en werden betalingen van losgeld de belangrijke inkomstenbron voor de terreurgroep. Het is onduidelijk of Boko Haram achter de moorden van afgelopen maandag zit.
Lees ook
Nigeria’s losgeldindustrie: ontvoering als verdienmodel – NRC
NRC Vandaag is met vakantie, maar we zijn niet helemaal weg. Deze week hoor je de zomerselectie: vijf van onze beste afleveringen van afgelopen jaar. Deze aflevering kwam eerder uit op 11 april.
Ouders weten te vaak niet wat hun kinderen op hun telefoon uitspoken. Redacteur Süeda Isik keek op een middelbare school mee met kinderen om te zien wát ze op hun telefoon doen. Hoe bescherm je kinderen tegen te veel schermtijd en andere online gevaren?