Hogeropgeleiden krijgen vrije hand bij buurtinitiatieven, praktisch opgeleiden krijgen ongevraagd hulp van ‘kakkers’ en ‘corpsballen’

Burgerinitiatieven Gemeenten vinden actieve burgers geweldig. Al helemaal als praktisch opgeleiden het initiatief nemen tot een buurtproject, zo blijkt uit onderzoek. Alleen bemoeien ambtenaren zich er dan veel meer mee. En daar is niet iedereen van gediend: „Vieze machtsspelletjes.”

Bewoners van de Mathenesserweg in Rotterdam-West Delfshaven maken hun straat schoon. Ze zijn zwerfvuil aan het opruimen in het kader van ‘Team Clean Up. Samen houden we de straat schoon’.
Bewoners van de Mathenesserweg in Rotterdam-West Delfshaven maken hun straat schoon. Ze zijn zwerfvuil aan het opruimen in het kader van ‘Team Clean Up. Samen houden we de straat schoon’. Foto Hans van Rhoon / ANP

Geveltuintjes aanleggen, een straatbarbecue, een schoonmaakactie in de straat, huiswerkbegeleiding in het buurthuis. Gemeenten vinden het belangrijk dat burgers zich inzetten voor hun wijk. Ze hebben dan ook potjes om de beste initiatieven te financieren en proberen burgers te motiveren om daar gebruik van te maken.

Gemeenteambtenaren adviseren vervolgens welke voorstellen geld krijgen. Socioloog Vivian Visser (32) onderzocht waarom ze het ene voorstel afwijzen en het andere omarmen. Ze promoveerde vorige week op haar onderzoek Who is invited? aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.

De reden voor haar onderzoek is dat gemeenten veel verwachten van de initiatieven, zegt Visser. En bewoners voelen zich betrokken bij hun buurt en meer verbonden met elkaar. Daardoor voelen ze zich prettiger in de straat, die ook nog eens mooier wordt door de initiatieven. Zo blijkt uit allerlei bewonersonderzoeken. Visser: „Maar geldt het voor álle bewoners? En worden álle burgers wel bereikt? Zou dat nog beter kunnen? Dat wilde ik weten.”

Haar onderzoek deed ze in Rotterdam. Die stad is voorloper in het belonen en financieren van burgerinitiatieven die straten en wijken verfraaien en mooier maken. De stad noemt het ‘opzoomeren’, naar de Opzoomerstraat waar bewoners in de jaren tachtig van de vorige eeuw samen hun verloederde straat aanpakten. Sinds die tijd bestaat onder meer het ‘opzoomer’-budget voor buurtinitiatieven. Ambtenaren uit andere steden komen kijken om inspiratie op te doen.

Lees ook dit artikel: Niet zelden leiden burgerinitiatieven tot ontgoocheling en cynisme. Kan dat beter?

Schaduwzijde

Het is dan ook mooi, zegt Vivian Visser. Maar, er is ook een schaduwzijde. Het zijn vooral bewoners met een hoge sociaal-economische status die de opzoomerweg bewandelen. „Mensen die het het minste nodig hebben, vragen het meeste aan.” Stel, legt Visser uit, ze vragen subsidie aan om hun stoep te vergroenen waardoor parkeerplaatsen verdwijnen, dan is dat in het nadeel van de mensen die dagelijks een auto nodig hebben om naar hun werk in de haven te gaan.

Ze interviewde negentien ambtenaren na het indienen van fictieve voorstellen van Rotterdammers. Uit haar onderzoek bleek dat ambtenaren zich goed realiseren dat de meeste plannen door welvarende hogeropgeleiden worden ingediend. Die plannen bekijken ze met argusogen en ze stellen veel kritische vragen. Zo wilden ze van de indieners weten of de aanvraag ten goede zou komen aan de hele buurt of alleen een specifieke groep. En ze wilden weten of ze de activiteiten zelf zouden uitvoeren of daarvoor iemand zouden inhuren.

„Ik had die houding vooraf niet verwacht”, zegt Visser. „Ik had eerder gedacht dat ze bij deze indieners zouden denken: dat zit wel goed.”

Bij de hogeropgeleiden werd nooit genoemd dat ze ervan zouden leren

Vivian Visser socioloog

Initiatieven van mensen met een lagere sociaal-economische status werden juist met open armen ontvangen. Ambtenaren waren over deze plannen veel minder kritisch en gingen er zonder meer van uit dat die de hele buurt ten goede zouden komen. En dat de indieners zelf de handen uit de mouwen zouden steken. De ambtenaren vertelden Visser dat ze verwachtten dat het goed zou zijn voor hun gevoel van eigenwaarde en de indieners zouden ervan kunnen leren. „Bij de hogeropgeleiden werd nooit genoemd dat ze ervan zouden leren”, zegt Visser. „Ze vinden het zo belangrijk dat er een aanvraag komt uit die groep [lageropgeleiden], dat ze het bijna kritiekloos accordeerden.”

Vervolgens kregen lageropgeleide aanvragers wel te maken met veel bemoeienis. Ze kregen veel meer ongevraagde hulp voorgesteld dan hogeropgeleiden. Ambtenaren wilden helpen met bijvoorbeeld het opstellen van de begroting of aanvragen van vergunningen. Ze bemoeiden zich ook met de inhoud van de activiteit, wat ze bij hogeropgeleiden nauwelijks deden. Soms zelfs op een belerende manier, zegt Visser. Zo werd de initiatiefnemers van een straatfestival verteld dat er niet alleen gerapt moest worden, zoals het plan was. Ambtenaren koppelden hen vervolgens aan een lokaal operagezelschap, zodat dat aspect van het muziekspectrum ook aan bod zou komen.

Lees ook dit artikel: Decennia beleid en buurtinitiatieven in achterstandswijk Schiedam

Serieus genomen

Visser sprak naast de ambtenaren voor haar promotieonderzoek ook met praktisch opgeleide Rotterdammers; de burgers dus die nauwelijks een beroep doen op het potje geld voor buurtinitiatieven. Uit eerder onderzoek blijkt dat ze te weinig kennis en tijd hebben om de aanvragen te doen, zegt Visser.

Dat klopt, hoorde ook zij tijdens interviews – maar er spelen meer factoren mee. Zo hadden lageropgeleide burgers geen zin om een aanvraag in te dienen, omdat ze verwachtten niet serieus genomen te worden. Ze wilden zich niet gekleineerd voelen in gesprekken met ambtenaren die, zo veronderstelden ze, uit een heel ander milieu komen. Ze omschreven mensen uit dat milieu als ‘kakkers’ en ‘corpsballen’. Dat zijn heel andere mensen, die zitten op hockey en bespelen een instrument, zeiden ze.

Anderen wilden niets met de gemeente te maken hebben, omdat ze die associëren met ‘vieze machtsspelletjes’. Visser: „Die groep loopt liever de financiering mis, dan dat ze iets te maken hebben met een ambtenaar.”

Het zou beter zijn als de ambtenaren die de beoordeling en begeleiding doen, meer oog zouden hebben voor de leefwereld van de doelgroep waarmee ze te maken hebben. Een diverse ambtenarenploeg zou volgens Visser ook helpen. De meeste ambtenaren zijn wit en hoogopgeleid. Visser: „Zorg ook voor andere mensen in je organisatie, die dichter bij de doelgroep staan. Dan bereik je die een stuk makkelijker.”

Lees ook dit artikel: ‘Je mag wel meepraten, maar niet meedoen’