De geheime bron van de miljoenen die de familie Van der Vorm uitdeelt

Verborgen verleden Een geheime belastingdeal en een liefdadigheidsstichting die naar Bermuda verdween. NRC zocht een antwoord op de vraag waarom de steenrijke familie Van der Vorm geld uitdeelt in Rotterdam.

Luchtopname van de terreinen van de Holland-Amerika Lijn en op de voorgrond het kantoorgebouw aan de Wilhelminakade en de Rijnhaven, rechts. Op de achtergrond de Spoorweghaven en links de Nieuwe Maas in 1950
Luchtopname van de terreinen van de Holland-Amerika Lijn en op de voorgrond het kantoorgebouw aan de Wilhelminakade en de Rijnhaven, rechts. Op de achtergrond de Spoorweghaven en links de Nieuwe Maas in 1950 Foto KLM Aerocarto/Stadsarchief Rotterdam

‘Strikt vertrouwelijk”, „dienstgeheim” en „zwaar geheim”. In de studiezaal van het Nationaal Archief in Den Haag ligt het geheime archief van het ministerie van Financiën uit de periode 1939-1975. Het is sinds 2010 openbaar. In de mappen gaat het onder meer over teruggave van geroofd goud na de oorlog en over de betrekkingen met het Oostblok tijdens de Koude Oorlog.

Op een map staat de naam van een liefdadigheidsstichting: Stichting Zeevaartbelang. Wie de map openslaat, begrijpt waarom dit geheim was. Pagina na pagina openbaart zich het verborgen verleden van een van de rijkste families van Nederland, de familie Van der Vorm.

NRC belandde in het archief tijdens een zoektocht naar de herkomst van het geld dat de familie investeert en uitdeelt in Rotterdam, de stad waar haar fortuin begon met rederij Holland Amerika Lijn (HAL). In het nieuws waren onder meer een donatie van 27,6 miljoen euro aan Museum Boijmans Van Beuningen, 38 miljoen euro voor het Nederlands Fotomuseum en de schenking van een beeld van een zwarte vrouw voor station Rotterdam Centraal.

Tegelijk verschenen artikelen over hoe de familie betaling van belasting in Nederland ontwijkt en haar miljarden verbergt in belastingparadijs Bermuda.

Stichting Zeevaartbelang

NRC meldde in juli dat de gemeente Rotterdam vorig jaar integriteitsonderzoeken heeft tegengehouden die duidelijkheid hadden kunnen geven over de herkomst van het geld dat de familie uitdeelt in de stad. Na publicatie van dat artikel ontving de krant een tip over Stichting Zeevaartbelang. Met deze stichting zou 65 jaar geleden zowel de belastingontwijking als de filantropie van de familie zijn begonnen.

Het Nationaal Archief bleek een goed gevulde map te bewaren over de stichting. De documenten onthullen hoe toenmalig minister Henk Hofstra (Financiën, PvdA) in 1958 in het diepste geheim – en in strijd met de wet – de familie een miljoenenkorting op een belastingaanslag bezorgde. Hierdoor kon de familie de controle over de Holland Amerika Lijn behouden. De familie is nu nog steeds de baas bij HAL – de voormalige rederij is tegenwoordig een beursgenoteerde investeringsmaatschappij.

Aandeelhoudersvergadering bij HAL in 1974, met (v.l.n.r.) A. M. Lels , N. van de Vorm en prof. C. F. Karsten Foto Rob Croes/Anefo/Nationaal Archief

Hofstra, bijgenaamd ‘de Hercules onder de Nederlandse fiscalisten’, schoot de familie te hulp in een erfeniskwestie. Aanleiding was het overlijden, in 1957, van de ongetrouwde Willem van der Vorm. De grondlegger van het familie-imperium was kinderloos en had daarom in zijn testament zijn twee neven erfgenaam gemaakt: Willy (1897-1963) en Marius (1898-1980).

De neven kregen samen 55 miljoen gulden, blijkt uit een overzicht van de erfenis in het archief. Naast zijn kunstverzameling (nu in bruikleen bij Boijmans), een boerderij in de Biesbosch en een landgoed in Boxtel bezat Willem „courante aandelen” in zestien ondernemingen in bank- en spoorwezen, mijnbouw, visserij en rederijen. Zijn grootste bezit: een pakket aandelen ter waarde van 29 miljoen gulden van de Holland Amerika Lijn, de rederij die hij in de jaren dertig van de ondergang had gered.

Dat de familie hulp vroeg van de minister van Financiën, had te maken met de erfbelasting van 45 procent die beide neven moesten betalen. Het zou 24,7 miljoen gulden opslorpen, bijna de helft van hun totale erfenis. Om dat te vermijden, bedacht de financieel adviseur van de familie achteraf „een constructie”, staat in een archiefstuk.

De constructie – waarmee Hofstra akkoord ging – zag er zo uit: de twee neven richtten één jaar na de dood van hun oom een liefdadigheidsstichting op: Stichting Zeevaartbelang. Doel van deze stichting: „De bevordering der wetenschap voor het grondgebied van Nederland, onder meer gericht op de ontwikkeling van toepassing van kernenergie in het belang der Nederlandse zeescheepvaart.”

Uit de erfenis van hun oom stopten de neven vervolgens voor één miljoen gulden aan HAL-aandelen als startkapitaal in de stichting. Het stemrecht van de aandelen bleef echter bij de familie. Neef Willy vertegenwoordigde op HAL-aandeelhoudersvergaderingen de stichting. Hij was bevoegd „alleen en zonder opdracht of ruggespraak namens het bestuur van de stichting zijn stem uit te brengen”, staat in de statuten van de stichting.

Als liefdadigheidsinstelling hoefde Stichting Zeevaartbelang geen 45 procent belasting te betalen, maar slechts 10 procent

Voor de buitenwereld hadden de neven dus één miljoen gulden aan aandelen van hun erfenis geschonken aan een goed doel. Maar dat was de helft van het verhaal.

Zes miljoen belastingvoordeel

Eén maand na oprichting van de stichting sloot de Staat der Nederlanden in het geheim een overeenkomst met de twee neven. Ook die zit in het archief.

In de overeenkomst staat dat de neven ook de rest van hun geërfde HAL-aandelen overdragen aan de stichting, op voorwaarde dat de stichting opdraaide voor de erfbelasting over het aandelenkapitaal. Als liefdadigheidsinstelling hoefde Stichting Zeevaartbelang namelijk geen 45 procent belasting te betalen, maar slechts 10 procent.

Op een getypt velletje papier becijferde Financiën dat de Belastingdienst, na verrekening van wat andere bedragen, hierdoor van de stichting en de erven samen geen 24,7 miljoen gulden, maar slechts 18,5 miljoen gulden zou ontvangen. Dat scheelde zo’n 6 miljoen gulden.

Bovendien kreeg de stichting een afbetalingsregeling. De erfbelasting en rente mochten jaarlijks betaald worden met het ontvangen dividend van de aandelen. Het overgedragen kapitaal hoefde dus niet aangesproken te worden.

De deal moest geheim blijven. Daarom waren de (openbare) statuten van de stichting met medeweten van minister Hofstra zó geformuleerd dat de belastingschuld „uit de publiciteit” bleef, staat in een andere notitie van Financiën.

Het zou uiteindelijk 27 jaar duren voordat alles afbetaald was. Niet onbelangrijk: al die tijd bleef het stemrecht van de aandelen bij de familie, die met haar relaties ook het bestuur van de stichting domineerde. Hierdoor kon de familie de controle over HAL behouden.

Het ministerie van Financiën werkte in 1958 mee, staat in de overeenkomst, „met het oog op het algemeen belang, dat dit belangrijke pakket aandelen HAL in Nederlandse handen zal blijven.” HAL onderhield destijds de trans-Atlantische scheepvaartverbinding Rotterdam-New York.

Bladerend door de documenten valt op hoe bijzonder de deal was. Niet in de laatste plaats omdat de naam van staatssecretaris Wim van den Berge vanaf de oprichting opduikt als een van de bestuurders van de stichting. Deze partijloze fiscalist behartigde met instemming van minister Hofstra als privépersoon het belang van de stichting, terwijl hij tegelijkertijd als staatssecretaris van financiën politiek verantwoordelijk was voor fiscale zaken.

De dubbelrol botste, zoals bleek toen hij zich als staatssecretaris op 27 oktober 1961 per brief mengde in een geschil tussen ‘zijn’ stichting en de Belastingdienst rond de terugbetaling.

„Een staatssecretaris van belastingen die tegelijk bestuurder is van een familiestichting die belastingvoordelen krijgt, dat zou tegenwoordig niet meer kunnen”, reageert Jaap Zwemmer, emeritus hoogleraar belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Hij keek op verzoek van NRC naar de overeenkomst.

„Willem van der Vorm is bij leven fiscaal niet goed geadviseerd”, concludeert Zwemmer. „Als hij wel in zijn testament bepaald had dat de HAL-aandelen naar een liefdadigheidsstichting moesten, was ook maar 10 procent erfbelasting geheven. Dan had er geen haan naar gekraaid. Nu is er achteraf iets in elkaar gezet, maar dat bezie ik met enige mildheid.”

Kritiek van de Rekenkamer

Daar werd in 1964 bij de Algemene Rekenkamer toch anders over gedacht. „Strikt vertrouwelijk” en „geheim” staat er boven een notitie uit september dat jaar. Het document zit in het archief van de Rekenkamer, ook terug te vinden in het Nationaal Archief.

Ambtenaren W.M. Boone en P.J. Vermeulen van de Algemene Rekenkamer hadden „kritiek” op de toen zes jaar oude overeenkomst met de familie. Maar omdat het geregeld was „in de hoogste beleidssfeer van het Ministerie” en „zwaar geheim”, vernamen Boone en Vermeulen graag „welke gedragslijn” ze moesten volgen.

De ambtenaren waren tegen de kwestie aangelopen bij een routinecontrole op het kantoor van de Belastingdienst in Rotterdam. Na bestudering van alle documenten wisten ze: dit kan niet.

Het ministerie had de belastingvrijstelling „niet mogen verlenen”, de afbetalingsregeling had „een zeer ongebruikelijke levensduur” en de juridische constructie was „vreemd”.

Nota bene met medewerking van de staat was een stichting opgericht met een gefingeerd doel – het scheepvaartbelang – terwijl de stichting er was om de familie fiscaal te helpen. Dat geaccepteerd was dat de stichting in het leven was geroepen bij testamentaire beschikking, was ook al „vreemd”. Immers, in het testament van Willem van der Vorm stond niets over een schenking aan een stichting.

Het ministerie had de belastingvrijstelling „niet mogen verlenen” en de juridische constructie was „vreemd”

Martin Jan van Mourik, emeritus hoogleraar notarieel en privaatrecht aan de Radboud Universiteit, denkt er nu ook zo over, na bestudering van het dossier. „Een zonderlinge en in redelijkheid niet aanvaardbare constructie”, concludeert hij.

„De stichting was geen erfgenaam. En dus slaat ook de tariefvermindering van 45 naar 10 procent nergens op.” Het is volgens Van Mourik duidelijk dat de constructie is opgezet om „het successierechtelijk leed” van de neven te verzachten. Van Mourik: „Dit kon ook in 1958 niet door de beugel. Hier is in strijd met de wet gehandeld. Het is ontluisterend.”

Doel heiligt de middelen

Uit berekeningen van de ambtenaren van de Algemene Rekenkamer werd bovendien duidelijk dat de twee neven de erfbelasting van 45 procent best hadden kunnen betalen. Het argument van Financiën, dat de deal nodig was om de HAL in Nederlandse handen te houden, klopte niet.

De ambtenaren becijferden het nadeel voor de Staat op 6.058.016 gulden. En ze stelden een relevante vraag: waar blijven de aandelen en het vermogen van de stichting als die beëindigd wordt?

Een jaar later hoorden Boone en Vermeulen welke „beleidslijn” zij dienden te volgen: ze moesten de zaak laten rusten. John Vossenaar, lid van de Rekenkamer, had hun notitie persoonlijk besproken met staatssecretaris Van den Berge en daarna met diens opvolger Wiel Hoefnagels (KVP). Het klopte misschien niet helemaal, maar „het doel heiligt de middelen”, schreef Vossenaar in een voorlopig, „zeer geheim” oordeel.

November 1965 had hij zijn definitieve oordeel klaar. Vanuit het standpunt van de fiscus bezien was inderdaad 6 miljoen minder erfbelasting geheven, „maar de erfgenamen hebben ook een offer gebracht. Ze hebben de aandelen in de stichting gestopt en het is nog niet gezegd dat ze die na ontbinding van de stichting weer terug krijgen.”

Vossenaar zag bovendien een „reële dreiging” dat de familie de HAL-aandelen had verkocht als ze de volledige erfbelasting had moeten betalen. Deze „dreigende ontnationalisering van de HAL” was zeer ongewenst. Volgens Vossenaar hadden Van den Berge en Hofstra „de ingenieus uitgedachte constructie” vanwege het „landsbelang” aanvaard. „Wat de fiscus tekort kwam, ontving het nationale algemene belang […] in minstens gelijke mate terug.”

Naar Bermuda

In 1985 was 18,5 miljoen gulden erfbelasting (en een onbekend bedrag aan rente) afbetaald. Na meer dan een kwart eeuw kon de stichting eindelijk gaan doen waarvoor ze volgens de statuten was opgericht: het steunen van de zeescheepvaart. Maar zover zou het niet komen.

Tegen die tijd was Van den Berge geen lid meer van het stichtingsbestuur. Ook andere ex-bewindslieden – eveneens vertrouwelingen van de familie – verlieten het bestuur: in 1983 oud-minister Bé Udink (CHU), in 1985 oud-minister Harrie Langman (VVD).

Het bestuur werd inmiddels gedomineerd door drie zoons van de twee oprichters: Otto Jan (1924-2011), Nico (1927-1995) en Jos (1931-2006). Zij verplaatsten de stichting, met aandelen en al, van Nederland naar Bermuda.

Dat begon op 18 juli 1985 met een wijziging van de statuten van de stichting bij de Rotterdamse notaris Frans Rosendaal. Volgens de nieuwe statuten moesten voortaan twee bestuursleden „ingezetenen” zijn van Bermuda. Daarna verhuisde de stichting zelf ook naar dit belastingparadijs, blijkt uit het handelsregister.

Minister Hofstra biedt de Miljoenennota aanFoto JD Noske/Anefo/Nationaal Archief

Buiten het zicht van de Nederlandse fiscus, het ministerie van Financiën en belangstellenden kwamen in Bermuda de aandelen van de stichting weer rechtstreeks onder controle van de familie. Het is niet bekend of (en zo ja, wat) de familie heeft betaald voor het pakket aandelen. De Van der Vorms bewaren het stilzwijgen, ook al is hun herhaaldelijk commentaar gevraagd.

De verhuizing zou weleens een fiscale achtergrond kunnen hebben, zegt emeritus hoogleraar Van Mourik. „Het aandelenpakket is immers terechtgekomen bij de familie. De Nederlandse fiscus heeft in Bermuda het nakijken.”

Steenrijk en kinderloos

Nadat de aandelen uit de stichting gehaald waren, werd Stichting Zeevaartbelang op 16 december 1986 geliquideerd. Volgens de statuten moest de opbrengst van de aandelen besteed worden aan een doel „dat zoveel mogelijk” het oorspronkelijke doel van de stichting benaderde: de Nederlandse zeescheepvaart. Maar is dat ook gebeurd?

De familie richtte vijf jaar later in Nederland en in Curaçao twee nieuwe stichtingen op, met een soortgelijk doel: „bevordering van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de scheepvaart.” Deze stichtingen deelden enkele miljoenen guldens uit, onder meer voor leerstoelen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, blijkt uit archiefstukken van die universiteit.

Vanaf 2010 ging het geld naar de Luxemburgse stichting Mare Foundation, eveneens opgericht om de scheepvaart te bevorderen. Bij deze stichting zwaait Martijn van der Vorm (1958) de scepter. Hij is de derde generatie – zoon van Nico van der Vorm, kleinzoon van Willy van der Vorm. Martijn is steenrijk, niet getrouwd en kinderloos. Dat was zijn oudoom Willem van der Vorm ook toen hij in 1957 zijn vermogen naliet aan zijn neven.

Bij Mare Foundation wordt Martijn geholpen door neef Ole van der Vorm (1971) en de inmiddels gepensioneerde notaris Frans Rosendaal. Die laatste was in 1985 ook behulpzaam bij de verhuizing van Stichting Zeevaartbelang naar Bermuda.

Mare Foundation heeft in 2010 haar doelstelling uitgebreid. Naast de zeevaart kan sindsdien ook geld naar goede doelen in Rotterdam.

Volgens emeritus hoogleraar Zwemmer klopt dit procedureel niet. Hij wijst erop dat een donatie voor een fotomuseum of een standbeeld niet mogelijk is als het geld oorspronkelijk van Stichting Zeevaartbelang komt. Het statutaire doel van die stichting liet dat immers niet toe. Toch is Zwemmer mild: „Ach, het geld gaat wel nog steeds naar een goed doel.”

Martijn van der Vorm heeft inmiddels vanuit Luxemburg zo’n 800 miljoen euro overgemaakt naar (mede) door hem bestuurde liefdadigheidsstichtingen in Rotterdam. Volgens de jaarrekeningen van deze stichtingen is van al het geld (tot vorig jaar) 225 miljoen euro uitgedeeld.

„Het ligt voor de hand dat dit geld oorspronkelijk afkomstig is van Stichting Zeevaartbelang”, zegt Zwemmer.

Klopt dat? „Dat is zeker zo”, bevestigt ex-notaris Frans Rosendaal aan de telefoon vanuit Zuid-Frankrijk. Maar dat is ook alles wat hij wil zeggen. „Verder geen commentaar.”

De conclusie is dat de familie in Rotterdam het geld uitdeelt van een verdwenen liefdadigheidsstichting die voortkomt uit een geheime, onwettelijke deal met Financiën. En dankzij de in Bermuda verstopte zeggenschap over de aandelen van de verdwenen stichting weet de familie tot op de dag van vandaag investeringsmaatschappij HAL te controleren.

Martijn van der Vorm reageerde afgelopen weken niet op herhaalde verzoeken van NRC om openheid te geven.