N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Klimaatcrisis Is het zaak vooral hoopvol te blijven in het licht van klimaatverandering? Wanhoop is zinvoller, schrijft
Nog voordat de zomer goed en wel was begonnen, brandde in Limburg een natuurgebied van enkele hectares af. „Het bosbrandenseizoen is geopend,” zei mijn vriend op grimmige toon terwijl hij mij het NOS-artikel op zijn telefoon liet lezen. Met een knoop in mijn maag wierp ik een blik op het bericht waarin een geïnterviewde wetenschapper van het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid vaststelde dat we dit „gewoon vaker gaan meemaken en dat kan al op korte termijn gebeuren”. Toegankelijker dan dit gaat niet lukken qua communicatie. Met deze simpele boodschap deelde hij een rake klap uit. Ik stel me voor dat dit teamlid dacht: mooier kan ik het niet maken en ook niet ingewikkelder.
De bosbranden staan uiteraard niet op zichzelf. De Canadese schrijver Margaret Atwood windt er in haar bijdrage voor Het Klimaatboek evenmin doekjes om. „Als we de wereldwijde CO2-uitstoot kunnen terugdraaien en de opwarming van de aarde kunnen stoppen – en dat is nog maar zeer de vraag – hebben we in elk geval een begin gemaakt. Er zitten echter nog meer kanten aan onze penibele situatie: de giftige chemische vervuiling van vrijwel alles, de voortdurende vernietiging van ecosystemen, de sociale chaos die zal worden ontketend door hongersnood, bosbranden, overstromingen en droogte.” In tegenstelling tot de wetenschapper van het NIPV laat Atwood het niet bij deze heldere uiteenzetting van de enorme problemen die op ons afkomen, maar maant ze ons hoopvol te blijven. „Eén ding is zeker: als mensen de hoop verliezen, dan is er inderdaad geen hoop meer.”
De oproep om de hoop niet te laten uitdoven nu de toekomst steeds minder iets is om hoopvol over te zijn, fascineert me. Wat is hoop eigenlijk? Hoop of hoopvol zijn is niet alleen een emotie of een gevoel. Hoop heeft, net als optimisme, betrekking op de toekomst. We gaan uit van een goede afloop of hopen erop. Soms tegen beter weten in. Is het in het licht van de klimaatcrisis belangrijk om hoop te behouden, noodzakelijk zelfs? Atwood legt niet uit waarom we hoopvol zouden moeten blijven. Zij lijkt simpelweg te veronderstellen dat het einde van hoop het einde van alles betekent. Misschien is dat het sterkste argument voor hoop: dat we niet zonder kunnen. Een volkswijsheid die tot uitdrukking is gebracht in het cliché ‘hoop doet leven’.
Zolang we hoop houden, zijn er mogelijkheden, of anders geformuleerd: als we blijven hopen, blijven we verdergaan. De oproep om hoop te houden, terwijl de klimaatcrisis in volle gang is, lijkt zo te suggereren dat hoop aanzet tot handelen. Dit is volgens mij nog maar de vraag. Komt Atwood’s oproep tot hoop, direct na haar opsomming van de desastreuze gevolgen van de klimaatcrisis, niet vooral voort uit het besef dat hoop het enige is dat ons nog rest? Misschien moet hoop, om te motiveren tot handelen, gepaard gaan met optimisme? Met de verwachting dat het goed zal komen als we maar ons best doen.
Want waarom nog in actie komen als alles toch al verloren is? Onderzoeker Roy Scranton stelt dat dit het grootste bezwaar is tegen een pessimistische houding. Het zou mensen lamslaan. In zijn niet al te optimistisch klinkende boek Learning to Die in the Antroposcene uit 2015 weerlegt hij deze veelvoorkomende kritiek op pessimisme door te stellen dat pessimisme in deze redenering ten onrechte wordt gelijkgesteld aan fatalisme. Fatalisme, ofwel de leer van het noodlot, is gestoeld op de overtuiging dat alles wat gebeurt noodzakelijk gebeurt en dat het doen en laten van de mens daar geen enkele verandering in kan brengen. Fatalisme is daarmee een vorm van determinisme. Een pessimistische houding vertrekt volgens Scranton juist vanuit het uitgangspunt dat hier haaks op staat, namelijk dat de toekomst ongewis is. Er is, met andere woorden, volgens het pessimisme geen garantie op een goede afloop.
Dit is een boodschap die volgens Scranton op veel weerstand stuit. Hoewel we ons overweldigd kunnen voelen door de onheilspellende feiten over de klimaatcrisis, stelt Scranton dat we desondanks een diepgeworteld geloof hebben in een goede afloop. Alsof we simpelweg niet kunnen geloven dat het écht mis kan gaan. Zo stelt Scranton in een interview in De Groene Amsterdammer uit 2021 dat mensen aan de progressieve kant van het spectrum weliswaar doordrongen zijn van de ernst van de situatie, maar niettemin optimistisch zijn over de menselijke vindingrijkheid om onszelf uit de penarie te halen. We mogen met andere woorden erkennen dat de klimaatcrisis zeer zorgelijk is, maar niet toornen aan het vertrouwen in een goede afloop. Doen we dat wel, door te stellen dat we ons midden in een crisis begeven die we niet onder controle weten te krijgen en dat een happy end geen gegeven is, dan is dat volgens Scranton genoeg om beticht te worden van fatalisme of doemdenken.
De weerstand tegen pessimisme komt volgens Scranton doordat optimisme het fundament is waarop westerse samenlevingen zijn gebouwd. Dit optimisme is terug te voeren naar het vooruitgangsgeloof dat met de Verlichting haar intrede deed. Historische vooruitgang, zo is het idee, komt tot stand doordat de mens in staat is om met zijn rationele wil de natuur te overwinnen. Dit optimisme is geen onschuldig optimisme, maar gestoeld op beheersing en overheersing. Laat dit nu precies zijn wat ons voortbestaan in gevaar brengt. Zoals journalist Marijn Kruk in zijn column voor NRC (4/6) droogjes opmerkte: „Het leek zo’n lucratief idee, die onderwerping, maar het zou wel eens de duurste vergissing uit de geschiedenis van de mensheid kunnen blijken.”
In die zin lijkt ons optimisme zelf het probleem te zijn, niet alleen in z’n historische uitwerking, maar ook in z’n aannames over de toekomst. Want als het om klimaatverandering gaat, zijn er goede empirische redenen om pessimistisch te zijn over onze vooruitzichten: zo wijst de wetenschap ons er consequent op dat de alarmerende ontwikkelingen sneller gaan dan voorspeld. Denk aan de onmiskenbaar pessimistische boodschap van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, António Guterres, tijdens de afgelopen klimaattop. „We rijden op de snelweg naar de klimaathel, met onze voet op het gaspedaal.” Guterres verwijst naar het doemscenario dat ons volgens klimaatwetenschappers te wachten staat als we de opwarming niet weten te beperken tot twee graden. Daarvoor is er tot 2030 maar liefst dertig procent meer CO2-reductie nodig, meldt het laatste Emissions Gap-rapport.
Hoewel we niet op de noodzakelijke CO2-reductie afkoersen, organiseerde het ministerie van Economische Zaken en Klimaat afgelopen herfst een bijzonder optimistisch ingestoken klimaatfestijn. Op de website van deze eerste editie van de Nationale Klimaatweek stond: „Veel Nederlanders zijn al goed bezig en besparen energie. Dit is het moment om nog bewuster te leven, minder CO2 uit te stoten en meer te besparen.” Goed, beter, best! Nu is het buitengewoon prettig om na te denken over de vraag hoe het nog beter kan. ‘Van goed naar beter’ vereist hoogstens wat incrementele aanpassingen en innovaties die het leven duurzamer maken. Dit was ook de boodschap van het tv-programma De wereld van morgen dat een belangrijk onderdeel vormde van de klimaatweek. Tijdens deze klimaatshow passeerde gerecyclede tennisballen, kleding die je niet hoeft te wassen en andere sympathieke initiatieven en hun uitvinders de revue.
Door alle vrolijkheid en zelffelicitaties zou de kijker bijna vergeten dat de hartverwarmende initiatieven geen antwoord bieden op het veelkoppige monster dat Atwood schetst. Mocht dat besef wel even doorsijpelen, dan is het juist zaak om hoopvol blijven. Of zoiets begreep ik uit de eigenaardige dialoog tussen presentatrice Hila Noorzai die toegaf dat ze, als doemdenker, aan het eind van dit programma toch het idee had dat er hoop is, en haar medepresentator Nick Schilder die daarop gewichtig antwoordde: „En als we de ondergang tegemoet gaan, dan doen we dat hoopvol en optimistisch.”
Tijdens de klimaatshow passeerden gerecyclede tennisballen en andere sympathieke initiatieven de revue
Ik dacht nog een tijdje na over deze wonderlijke oproep om ondanks alles, in dit geval de feiten, optimistisch en hoopvol te blijven. De absurditeit van deze uitspraak wordt steeds duidelijker naarmate de vlammenzee dichterbij komt. Zolang we ons nog op veilige afstand wanen, kunnen we onszelf wijs maken dat de brand te blussen is met de vrolijke gietertjes die we met de nodige bombarie tevoorschijn halen. Maar als de rook in onze ogen prikt en ons de adem beneemt? Ik kan me eerlijk gezegd geen voorstelling maken van mensen die zich hoopvol en optimistisch door het vuur laten verteren. En als er al mensen zijn die hiertoe in staat blijken, dan lijkt me niet prijzenswaardig, maar ronduit gestoord.
De overtuiging dat goed gedrag optimistisch en hoopvol is, kan dus op z’n zachtst gezegd irrationeel uitpakken. Toch wordt deze opvatting in samenlevingen met optimisme als fundament door veel mensen – bewust of onbewust –onderschreven. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de massale weerstand die klimaatactivisten oproepen. In debatten over de klimaatcrisis, die zelden over de crisis zelf gaan, maar voornamelijk over het gedrag van klimaatactivisten, is het verwijt vooral dat deze activisten pessimistische drammers zijn. Een stelletje doemdenkers die luidruchtig de noodklok luiden. Kan het niet wat gematigder en optimistischer allemaal? Optimisme presenteert zich in dit geval als een dwingende sociale norm. Als een gedragscode. Het is prima dat je je zorgen maakt, maar laten we het wel gezellig houden met z’n allen.
Terwijl klimaatactivisten ons een belangrijke les leren. Ze laten zien dat pessimisme en wanhoop niet per se lamslaan, maar dat het gebrek aan vertrouwen in een goede afloop juist tot handelen kan aanzetten. Tot handelen dat niet vrijblijvend poogt om het ‘nog beter’ te doen, maar tot een radicaal handelen, doordrongen van het besef dat incrementele aanpassingen ons niet gaan redden. Vandaar dat de gevestigde politieke orde vreest voor dergelijke radicale acties van mensen die wanhopig zijn over de staat van de wereld. Voor degenen die vanaf vandaag uit woede en wanhoop op het asfalt van de A12 zitten om zo aandacht op te eisen voor de noodzaak van een radicale koerswijziging. Zelfs als ze weten dat de kans groot is dat de wijziging te laat komt, of zelfs helemaal niet gaat komen.
Wellicht zijn we op het punt aangekomen dat niet hoop, maar wanhoop doet leven.
Lees ook: Waarom ik deze zaterdag de A12 ga blokkeren
Praat mee over dit onderwerp en stuur een brief!
Wilt u reageren op een artikel? Stuur via dit formulier een brief (maximaal 250 woorden) naar de opinieredactie van NRC.