N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Voetbal Pas nadat hij was volgroeid, brak aanvaller Ruben van Bommel (19) door. Deze vrijdag lonkt een debuut in Jong Oranje, net als ooit voor vader Mark en groot-vader Bert van Marwijk. „Je motoriek gaat terugkomen, zei mijn opa.”
Sinds de zomer woont hij voor het eerst op zichzelf, in een appartement in Noord-Holland. „Rustgevend”, zegt Ruben van Bommel, de negentienjarige aanvaller van AZ. En goed voor zijn sportieve ontwikkeling. „Als je alleen bent ga je meer nadenken, ook over trainingen, wedstrijden, herstel. Je bent met jezelf bezig, met je lichaam.” Koken doet hij niet zelf, hij krijgt eten van de club mee. Met een voorzichtig lachje: „Dan weet ik dat ik gezond eet.”
Het zijn de eerste stappen in een profcarrière die uiteindelijk tot het „hoogst haalbare” moet leiden, zoals hij het noemt. Hij zoekt een plek in de schaduw op het terras van restaurant Oud London in Zeist, voor een gesprek met drie journalisten, afgelopen maandag. Hier verzamelt Jong Oranje, Van Bommel is voor het eerst geselecteerd. Hij knikt. „Mooi om hier te zijn.”
Hij is een van de meest aangevraagde spelers, net stond hij al twee cameraploegen te woord. De reden voor de extra belangstelling is onmiskenbaar, als zoon van voormalig topvoetballer Mark van Bommel (nu coach van Royal Antwerp FC) en kleinzoon van oud-bondscoach Bert van Marwijk. Hij kreeg voor de camera’s al voorgelegd dat zijn vader (27 keer, debuut in 1996) en zijn opa (één maal in 1971) voor Jong Oranje uitkwamen. Van Bommel: „Die vergelijking zal altijd gemaakt worden, dat houd je niet tegen.”
Deze vrijdag kan hij zijn debuut maken bij het beloftenteam, in een kwalificatieduel voor het EK van 2025, tegen Moldavië in Waalwijk. „Het is niet zo dat ik per se voor mezelf een naam wil gaan maken”, zegt hij, gevraagd naar de vergelijkingen. „Ik wil gewoon mijn eigen carrière zo goed mogelijk gaan vervolgen.”
Hij is geboren in Meerssen in Limburg, de provincie die de thuisbasis is van de familie. In zijn jongste jeugd verbleef hij in grote Europese steden, in de jaren dat zijn vader bij onder meer Bayern München en AC Milan speelde. Hij groeide op in de publiciteitsgevoelige wereld van het voetbal, liep bij Milan als ventje naast wereldster Zlatan Ibrahimovic.
Met 1 meter 91 is hij lang voor een linksbuiten. Hij speelt met veel flair, komt vaak naar binnen met rechts, zijn sterkste voet. Technisch verfijnd, doelgericht en met diepgang en snelheid. Zijn acties ogen gecontroleerd, alsof hij steeds net iets over heeft. Hij lijkt qua spel het meest op zijn opa, die eveneens als linksbuiten speelde – daar waar zijn vader centrale middenvelder was.
Rustig en realistisch praat hij over zijn vak, in afgemeten zinnen, met af en toe een guitig lachje. Zijn wedstrijden gaat hij „helemaal terug” in zijn hoofd. „Dan kijk ik kritisch wat ik verkeerd heb gedaan en wat ik goed deed.” Dat hij een dag eerder op de bank begon tegen Vitesse „begrijpt” hij wel vanwege het risico op overbelasting, maar hij heeft er tegelijkertijd geen „vrede” mee.
In de jeugd speelde hij bij SV Meerssen, PSV en MVV Maastricht, voor hij vorig seizoen bij die laatste club uitgroeide tot een van de smaakmakers in de Eerste Divisie. Op amateurbasis, een profcontract had hij nog niet. Hij kreeg de prijs voor beste talent van de competitie, mede door vijftien doelpunten en vijf assists. Hij koos voor een stap naar AZ, dat een goede naam heeft in het ontwikkelen van beloften. Er was veel interesse, ook uit België en Italië.
Hij gold nooit als groot talent. Topclubs waren eerder niet op de markt. En tot dit jaar werd hij niet uitgenodigd voor nationale jeugdselecties. In maart speelde hij voor het eerst voor het Nederlands elftal onder 20 jaar. En nu Jong Oranje, sinds kort onder leiding van Michael Reiziger.
Hoe komt het dat je nu pas op de radar staat?
„Ik heb twee jaar geleden pas echt een ontwikkeling doorgemaakt. Ik speelde natuurlijk ook in de jeugd van MVV, dan kom je niet snel in aanmerking voor de nationale teams.”
Wat zegt dat over talentontwikkeling, dat je het eigenlijk pas nu kan zien?
„Ik denk dat het ook met mijn groei te maken heeft. Ik was altijd heel klein. Ik ben pas twee jaar geleden gaan groeien. Dat was positief voor mij, dat ik uiteindelijk nog wat groter ben geworden.”
Daardoor worstelde je met je snelheid. Kan je dat uitleggen?
„Toen ik heel jong was, was ik best wel snel. Daarna heb ik wat groeiproblemen gehad en ben ik mijn motoriek verloren. Ik had last van mijn hakken en mijn heupen. Daardoor raakte ik pure snelheid kwijt. Twee jaar geleden is die een beetje teruggekomen, en nu ik volgroeid ben is het weer helemaal terug.”
Vond je jezelf goed genoeg voor nationale jeugdselecties?
„Als ik heel eerlijk ben niet, nee. Maar dat kwam omdat mijn lichaam niet helemaal meewerkte.”
Dacht je in die fase dat je de top niet zou halen?
„Mijn opa heeft vaak tegen mij gezegd: op een gegeven moment gaat je motoriek terugkomen. Ik wist ook wel dat ik niet op mijn best was in die periode, dus dat het niet mijn plafond was. Ik heb nooit gedacht: ik ben nu hier, dus ik ga het niet halen.”
Van Bommel is ongeduldig, zegt hij. Vorig jaar begon hij de eerste twaalf wedstrijden op de bank bij MVV en vond hij dat hij moest spelen. Hij sprak er meerdere keren over met de coach. Hij kreeg eind oktober een basisplaats, dat ging goed, mede omdat hij zo „gebrand” was. „En ook omdat ik een beetje ongeduldig was. Ik dacht: nu is mijn kans, en dan moet ik ’m ook pakken ook.”
Hij heeft zich deze zomer moeten aanpassen aan de intensiteit van trainingen en wedstrijden bij AZ. Hij levert nu meer verdedigende arbeid dan hij bij MVV deed, vertelt hij. „Ik ben een stuk fitter geworden. Daar had ik wel moeite mee bij MVV, de fitheid. Dat zit nu wel goed, ik word steeds sterker.” Dat is ook nodig, door het Europese programma speelt AZ om de drie, vier dagen.
Zijn start bij AZ is veelbelovend. Na agressief druk zetten gaf hij in de eerste competitiewedstrijd tegen Go Ahead Eagles een assist, zelf scoorde hij later nog. Europees maakte hij een fraaie goal tegen Santa Coloma – een bekeken stift over de keeper.
De belangrijkste les van je opa is: eerste balaanname en eerste duel moeten goed zijn.
„Dat zegt hij altijd ja, van jongs af aan. Dat zit er nu wel in.”
Speel je dan ook automatisch een goede wedstrijd als dat lukt?
„Dat denk ik niet. Maar tegen Go Ahead veroverde ik die eerste bal en zat ik er gelijk lekker in. Dat maakt wel een verschil.”
Hij kijkt opzij naar de NRC-verslaggever, met pretoogjes. „Goede tip.”