De Nederlandse overheid trekt 600 miljoen euro uit om het noodlijdende Ennia te redden, het grootste pensioenfonds annex verzekeraar dat actief is op de Nederlandse Caraïben. Dat meldde de demissionair staatssecretaris Alexandra van Huffelen (D66) van Koninkrijksrelaties eind augustus aan de Tweede Kamer. Als dat niet zou gebeuren, zou zo’n 80 procent van de pensioenen van inwoners van Curaçao, Sint Maarten, Aruba en Bonaire verdampen. Van Huffelen schreef dat er „aanzienlijke financiële risico’s op de langere termijn” kleven aan de lening.
Dat Van Huffelen de risico’s van de lening aanstipt, is niet gek. Ennia is de afgelopen jaren uitgekleed door eigenaar Hushang Ansary (97), de voormalig minister van Financiën van Iran, die geld van de rekening van Ennia overhevelde naar zijn eigen kas. De rechtbank op Curaçao besloot eind 2021 dat Ansary een boete van omgerekend 600 miljoen euro moet betalen, het bedrag dat hij Ennia afhandig maakte. Ook zijn dochter en voormalige bestuurders van Ennia moeten geld terugbetalen. Momenteel is Ansary in hoger beroep tegen de uitspraak.
De Nederlandse Caraïben hebben Nederlandse steun nodig omdat ze zelf niet kapitaalkrachtig genoeg zijn voor een kapitaalinjectie van het formaat dat Ennia nodig heeft. Ook kunnen ze zo een hoeveelheid geld niet tegen betaalbare rentes lenen. Die afhankelijkheid gebruikt het kabinet om maatregelen af te dwingen. Het kabinet eist gedegen financieel toezicht en minder uitgaven van de eilanden. Worden die eisen ingewilligd, dan bedraagt de rente op de lening van 600 miljoen euro 3,1 procent. Anders moeten de eilanden tot 8 procent rente afdragen, een som van 48 miljoen euro.
Met de winter in aantocht spreken de Verenigde Naties andermaal hun zorgen uit over de penibele situatie in het noorden van Gaza. De toegangswegen naar dat gebied worden gecontroleerd door het Israëlische leger. Israëlische militairen hebben tussen begin oktober en eind november 82 pogingen voor het transport van hulpgoederen geweigerd.
Daarnaast zouden nog eens negen van dat soort pogingen zijn belemmerd door de Israëlische krijgsmacht, zo heeft UNRWA, de VN-hulporganisatie voor Palestijnse vluchtelingen, donderdagochtend bekendgemaakt. De VN-tak schat dat in het door Israël belegerde Noord-Gaza nog 65- tot 75.000 duizend mensen verblijven, en maakt zich daar grote zorgen over.
Want waar Israël met Hezbollah tot een vredesbestand is gekomen over Libanon, gingen de bombardementen op de Gazastrook de afgelopen uren door. Woensdag vielen daarbij zeker vijftien doden. In de nachtelijke uren kwamen volgens persbureau Wafa zeker zes mensen om het leven: vier na aanvallen op een woning in het Noord-Gazaanse Beit Lahiya en twee in het vluchtelingenkamp Jabalia, onder wie één kind.
De Libanese strijdgroep Hezbollah heeft woensdagavond gereageerd op het staakt-het-vuren met Israël. De militante beweging stelt streng te zullen toezien of de Israëlische militairen Libanon daadwerkelijk verlaten. Daarnaast kondigt Hezbollah aan Hamas te zullen blijven steunen in het verzet tegen Israël.
Lees ook
Bestand wekt hoop in Gaza, maar ‘zal niet veel betekenen voor de Palestijnen’
De laatste tijd heb ik geregeld gedacht aan fysicus en Nobelprijswinnaar Peter Debye. En dan moest ik ook denken aan mannen met plastic tasjes. Daarover straks meer.
Eerst de theoretisch natuurkundige Paul Ehrenfest die in 1910, jong en begaafd, een rondreis langs Duitstalige universiteitssteden maakte. Ehrenfest was op zoek naar een aanstelling aan een van die universiteiten.
In München sprak hij lang met de befaamde mathematisch-fysicus Arnold Sommerfeld. En ach, de kinderen zijn hier zo blozend, schreef Ehrenfest aan zijn vrouw Tatiana Afanassjewa. Nog aantrekkelijker vond hij daarna Zürich, met zonnige straten en parken. Hij wandelde er met Debye, die hoogleraar aan de universiteit van Zürich was. Wat zouden we hier gelukkig kunnen zijn, schreef hij aan Afanassjewa.
Na een tocht langs Praag en nog oostelijker gelegen steden was Ehrenfest alweer bijna thuis, toen Debye een brief aan Sommerfeld in München schreef. Ook Ehrenfest kwam ter sprake. „Een jood van het type hogepriester”, zo karakteriseerde Debye hem, die „met zijn lastige Talmoedische logica een uiterst schadelijke invloed [kan] uitoefenen.” Debye was bang dat al Ehrenfests kritische vragen nieuwe ideeën in de kiem zouden smoren – en daarmee leken de kansen van de (onwetende) Ehrenfest in Zürich verkeken.
Geschopt tot directeur
Kort daarna kwam het toch goed. Nobelprijswinnaar en theoretisch natuurkundige Hendrik Lorentz koos de in Wenen opgegroeide Ehrenfest tot zijn opvolger in Leiden. Debye verruilde intussen Zürich voor Utrecht en schopte het via posities in onder meer Göttingen uiteindelijk tot directeur van het Kaiser Wilhelm Institut für Physik in Berlijn. Hij volgde er in 1934 de voor het nationaal-socialisme gevluchte Einstein op. En in Berlijn schreef Debye in 1938 als voorzitter van het Deutsche Physikalische Gesellschaft ook de brief waarin hij Joodse leden van het DPG opriep om afstand van hun lidmaatschap te doen. Heil Hitler!, sloot hij af.
Zo komen dan de oudere fysici – destijds louter mannen – met hun plastic tasjes in beeld. Want die, opnieuw opgedoken, brief leidde een kleine twintig jaar geleden tot rumoer. Dat rumoer leidde vervolgens tot een rapport van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Dat rapport werd daarna gepresenteerd in het Verzetsmuseum. En daar kwamen op een miezerige dag fysici – de achterliggende documenten in die tasjes – hun visie geven. Want: Debye was geen antisemiet.
Hij had ook Lise Meitner helpen vluchten. Debye had louter de voortgang van de wetenschap voor ogen; was een gewone fysicus in een ongewone tijd; boog mee omdat het onvermijdelijk was. En hij had ook veel gevoel voor humor, voegde iemand toe.
Het NIOD-rapport benadrukte intussen Debye’s meerduidigheid. Debye presenteerde zich als ‘buitenstaander’ en ‘onschendbare vertegenwoordiger van de wetenschap’. Maar vanuit die ‘comfortabele onbetrokkenheid’ accepteerde hij ook dat hij als bestuurder soms met de nationaal-socialisten moest samenwerken. Hij werd met reden een opportunist genoemd, aldus het rapport.
Hoeveel meer een man uit één stuk was dan de eerder genoemde, sobere en kreukvrije Lorentz. Meerduidig was hij net zo goed: wie is dat niet. Lorentz was tuinderszoon én Nobelprijswinnaar. Hij werkte graag in afzondering aan zijn elektronentheorie of later, voor de maatschappij, aan berekeningen voor de bouw van de Afsluitdijk. Maar hij was ook een ‘wetenschapsdiplomaat’ die meerdere talen sprak en met visie de internationale Solvay-conferenties leidde die zo’n belangrijke rol speelden bij het ontwikkelen van de quantummechanica.
Feministische lectuur
Lorentz geloofde niet alleen dat internationale samenwerking de wetenschap zelf ten goede kwam, maar net als de Leidse rechtsgeleerde Cornelis van Vollenhoven dacht hij ook dat zulke samenwerking vrede kon bevorderen – en streefde dat na. En wat ik zelf erg leuk vind is dat Lorentz vier vrouwelijke promovendi had en feministische lectuur verspreidde onder de eerste generatie vrouwelijke natuurkundestudenten.
Lorentz overleed in 1928. Hij maakte niet meer mee hoe de nationaal-socialisten de wetenschap in Duitsland verwoestten en ook de wetenschap in de rest van Europa grotendeels om zeep hielpen. Hij maakte evenmin mee hoe Debye in 1940 met de staart tussen de benen naar de Verenigde Staten uitweek. Maar na de Tweede Wereldoorlog kregen Lorentz’ ideeën navolging bij onder meer de oprichting van het Europese instituut voor deeltjesonderzoek Cern, dat de deeltjesfysica én de Europese samenwerking vooruit hielp en een succesvol voorbeeld werd voor nog veel meer Europese onderzoeksinstituten. Inmiddels heeft natuurlijk elke onderzoeksgroep een minder of meer internationaal karakter – en dat is trouwens vaak óók essentieel omdat wetenschappelijke kennis net zo goed van strategisch en militair belang is.
En nee, ik denk hieraan niet voor niks. Want waar staan we nu? De vragen die spelen lijken misschien minder zwaar dan die uit de tijd van Debye. Maar toch. Buigen we mee met mensen die discriminerende uitspraken ‘gewoon’ vinden? Met rancuneus wetenschapsbeleid? Of kiezen we toch het voorbeeld van Lorentz? Ik hoop het. Slopen gaat zo oneindig veel sneller dan opbouwen.
Margriet van der Heijden is natuurkundige en hoogleraar wetenschapscommunicatie aan de TU Eindhoven.
Het is de grote angst van veel politici en bestuurders: kan Europa de concurrentiestrijd met de VS en China nog wel aan? In deze aflevering onderzoeken Maarten en Marike niet alleen in hoeverre die zorgen terecht zijn, maar ook wat Europa moet doen om zijn positie in de wereldeconomie te versterken. Moeten wij meedoen aan industriepolitiek? Aan protectionisme? Hoe zorgen we dat jonge bedrijven meer risico’s kunnen nemen, en niet zomaar naar Amerika vertrekken? Oftewel: hoe zorgen we voor meer innovatie in Europa? En wordt het niet (eindelijk) eens tijd voor een echte gemeenschappelijke markt?
Heeft u vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze ombudsman via [email protected].