N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Inventarisatie De eerste zes maanden van dit jaar vroegen zo’n 519.000 mensen asiel aan in de EU, Noorwegen en Zwitserland. Veruit de meeste asielaanvragen, bijna een derde, werden in Duitsland gedaan.
Een man brengt de nacht door in de open lucht in Brussel. De eerste helft van het jaar vroegen zo’n 519.000 mensen asiel aan in de EU, Noorwegen en Zwitserland. Foto Olivier Matthys/AP
Het aantal asielaanvragen in de eerste helft van dit jaar in de Europese Unie, Noorwegen en Zwitserland is met ruim een kwart gestegen in vergelijking met dezelfde periode afgelopen jaar. Dat blijkt uit dinsdag gepubliceerde cijfers van het asielagentschap van Europese Unie.
De eerste zes maanden van dit jaar werden in de 29 geïnventariseerde landen zo’n 519.000 asielaanvragen geregistreerd. Dat is het hoogste aantal sinds 2015, het jaar van de Europese migratiecrisis die voornamelijk door het conflict in Syrië tot stand kwam. Het asielagentschap voorspelt dat — indien de huidige trend zich doorzet — het aantal aanvragen aan het einde van het jaar de grens van één miljoen kan bereiken. In 2015 vroegen 1,3 miljoen mensen asiel aan, een jaar later 1,2 miljoen. Afgelopen jaar kwam de teller op 994.945 ingediende aanvragen.
Volgens de cijfers werden de meeste aanvragen ingediend door Syriërs, Afghanen, Venezolanen, Turken en Colombianen. Die groep maakt bijna de helft — zo’n 44 procent — uit van de verzoeken. Veruit de meeste asielaanvragen werden in Duitsland gedaan (30 procent). Ook Spanje en Frankrijk ontvingen een groot deel van de aanvragen: 17 en 16 procent.
Het agentschap stelde ook vast dat het aantal dossiers dat wacht op een beslissing met een derde toenam ten opzichte van afgelopen jaar. Zo’n 41 procent van de mensen die asiel aanvroegen, kregen bij hun eerste poging een positief antwoord.
Begin juni vond de week van de mentale gezondheid plaats. Uit onderzoek blijkt dat dit thema zelden besproken wordt op de werkvloer, terwijl de invloed van werk op mentaal welzijn heel groot is. Slechts 19 procent van de werknemers durft het onderwerp aan te snijden bij leidinggevenden. Moeten leidinggevenden dit gesprek faciliteren? En hoe kunnen ze dat het best doen?
Grijp in als je kunt
Praten over mentale gezondheid op de werkvloer is nog steeds taboe, blijkt uit recent onderzoek in opdracht van OpenUp, een platform voor mentaal welzijn op de werkvloer. Hoewel 91 procent van de werknemers zegt dat werk een negatieve invloed heeft op hun mentaal welzijn, voelt slechts 13 procent zich hierin gesteund door hun leidinggevende en durft bijna de helft er niet over te praten als de leidinggevende ernaar vraagt. Aan de andere kant denkt de overgrote meerderheid van de leidinggevenden dat zij die steun wel bieden.
Volgens Gijs Coppens, gezondheidszorgpsycholoog en oprichter van OpenUp is de oplossing vanuit beide partijen zorgen dat het gesprek beter op gang komt.
Formeel gezien staat het faciliteren van gesprekken over mentale gezondheid niet in de taakomschrijving van de werkgever, zegt Coppens. „Werkgevers hebben natuurlijk een zorgplicht, bijvoorbeeld om gezonde luchtkwaliteit te garanderen en een goede stoel te regelen, maar over mentale gezondheid staat weinig in het wettelijk kader. Behalve dat de werkgever psychosociale arbeidsbelasting zoveel mogelijk moet voorkomen.” Maar dat betekent niet dat werkgevers er niets mee hoeven te doen, vindt Coppens. „Je kunt ook reageren vanuit waarde en visie.
„Het Engelse woord voor verantwoordelijkheid laat dat voor mij goed zien”, zegt Coppens. „Respons-ability. Als je de mogelijkheid hebt om te reageren – en dat hebben werkgevers, want ze zien de groep elke dag – waarom zou je het dan niet doen?” Daarbij komt een praktisch voordeel, zegt Coppens: „Mentale uitdagingen hangen samen met verzuim, verloop en productiviteit. Zeker in deze overspannen arbeidsmarkt is het dus heel belangrijk om goed te zorgen voor je mensen.”
Ashmita Krishna Sharma, adviseur diversiteit, gelijkwaardigheid en inclusie bij Sparkling Gems komt al jarenlang bij organisaties over de vloer en ziet daar het taboe op mentaal welzijn regelmatig terug. Ze beschouwt aandacht voor mentale gezondheid als een gedeelde verantwoordelijkheid. „Het is niet alleen een taak van leidinggevenden, maar ook van elkaar. Collega’s spreken elkaar vaak, zij kunnen ook bij elkaar inchecken. Een simpele vraag als ‘ik heb je een tijdje niet gezien, hoe gaat het met je?’ kan al helpen, dan voelt een ander zich gezien.
Stel je kwetsbaar op
Het gesprek beginnen is voor veel mensen alleen niet eenvoudig, zegt Coppens. „Mensen vinden gesprekken over mentale gezondheid eng, gaan ze uit de weg en hebben er niet altijd de woorden voor. Dat geldt zowel voor werknemers als voor leidinggevenden.”
Krishna Sharma adviseert klein te beginnen. „Begroet elkaar op maandagochtend, drink koffie, vraag hoe iemands weekend is geweest, nodig een collega die je minder spreekt uit voor de lunch. Zo ontstaat meer verbinding.”
Leidinggevenden kunnen gesprekken stimuleren door zelf het goede voorbeeld te geven, zegt Krishna Sharma. „Hoe kwetsbaarder zij zich durven op te stellen, hoe meer je de drempel verlaagt om over mentale gezondheid te praten.” Ze pleit ervoor om competenties als luisteren, inlevingsvermogen en reflecteren op te nemen in de functieomschrijving van leidinggevenden.
Ook structurelere maatregelen hebben zin, zegt Coppens. Hij doelt bijvoorbeeld op trainingen voor leidinggevenden. „Het kan ook goed werken om vragen over mentale gezondheid op te nemen in standaard voortgangsgesprekken of evaluaties, dan normaliseer je het onderwerp en voorkom je dat het te groot en te zwaar wordt. Dat hoeft ook niet, want vaak gaat het om kleine uitdagingen die we allemaal kennen.”
„Je kunt bijvoorbeeld ook drie of vier mental health days invoeren, die mensen kunnen opnemen als ze daar behoefte aan hebben”, zegt Krishna Sharma. „Hiermee laat je zien dat je mentale gezondheid belangrijk vindt en creëer je ruimte voor een gesprek.”
Uiteindelijk is het doel dat mensen makkelijker het gesprek aangaan, zegt Coppens. Leidinggevenden moeten het onderwerp op de agenda zetten en leren er actief naar te vragen, maar werknemers moeten ook leren het gesprek niet uit de weg te gaan. „Daarbij is het goed te benadrukken dat je niet altijd on the spot hoeft te antwoorden. Je kunt ergens op terugkomen en benoemen dat je het spannend vindt. En het gesprek hoeft natuurlijk niet met je leidinggevende te zijn, je kunt ook beginnen bij iemand die je vertrouwt. Een collega, iemand van de hr-afdeling of een vertrouwenspersoon.”
Dus
Gesprekken voeren over mentale gezondheid is verstandig voor werkgevers. Zo kun je mensen die niet lekker in hun vel zitten op tijd naar de juiste hulp begeleiden en voorkomen dat het verzuim oploopt. Die gesprekken zijn niet altijd makkelijk, maar trainingen kunnen helpen. En het hoeft niet ingewikkeld: een werknemer of collega vragen hoe zijn weekend was of waarom hij al een tijdje niet op kantoor is geweest, is al een goed begin.
Eén scène gaat me bijblijven van ROHTKO van Lukasz Twarkowski. Schilder Mark Rothko en zijn vrouw Mell zitten in een Chinees restaurant, waarbij Rothko zich opwindt over het vooruitzicht dat zijn schilderijen komen te hangen in een ander restaurant. „Mijn schilderijen verdienen het niet te moeten luisteren naar dat gebabbel”, foetert hij. Zijn schuimende tirades worden door Twarkowski via een camera groot in beeld gebracht op videoschermen. Meer schermtijd krijgt de reactie van Rohtko’s vrouw, gespeeld door de Letse Vita Vārpiņa, die af en toe een relativerende opmerking maakt, maar er grotendeels het zwijgen toe doet. Het keffen van het genie pareert zij met gracieuze kalmte, als een Garbo-eske sfinx. In haar blik en de rust van haar gezicht zie je van alles bewegen: verveling, irritatie, bitterheid, gelatenheid, liefde. Prachtige beelden zijn het.
De scènes met de schilder en zijn vrouw zijn een eiland van theatrale emoties in een zee van oeverloos gebabbel over de kunstmarkt in ROHTKO, dat vier uur duurt, drie keer te lang. Kern van de voorstelling is een vervalste Rothko, die werd verkocht voor 8,5 miljoen euro, zonder dat mensen doorhadden dat het een kopie was. De op zich interessante vragen over authenticiteit en waardering van kunst worden in kapitalen op het scherm geprojecteerd, maar worden nauwelijks uitgewerkt. Alle betrokken praten zenuwslopend traag en overwegend in clichés. Zoals over hoe aandacht van een museum de waarde van een kunstwerk en een kunstenaar doet stijgen. Tja. ROHTKO is powertheater: veel lawaai, enorme decors, grote videoschermen, maar weinig aandacht voor mensen en ideeën.
Een scène uit ‘ROTHKO’: Mark Rothko en zijn vrouw Mell zitten in een Chinees restaurant.Foto Arturs Pavlovs
Gekleurd laserlicht
Het zwaartepunt van het Holland Festival lag wat betreft theater in de laatste festivalweek, met premières als Extra Life, van de Frans-Oostenrijkse Gisèle Vienne. Bij aanvang is het donker op het toneel: alleen in de tent waar broer en zus een feest nabespreken is licht. In mum van tijd gaat hun gesprek van aliens naar de drie zelfmoordpogingen van de jonge vrouw en het seksueel misbruik van hun opa.
De rest van de twee uur die Extra Life duurt, is te beschouwen als een poging haar pijn en waanbeelden zichtbaar te maken. Met rookmachines die roomwitte golven over de grond stuwen, spots en draaiende velden van gekleurd laserlicht, en een soundtrack van schelle en suizende synthesizervegen. Er scharrelt ook een derde persoon over de vloer – een afgesplitste versie van haar. De drie spreken bijna een uur niet, maar bewegen alleen in slow motion door de ruimte.
Als er halverwege weer wordt gesproken, is dat een herhaling. „Iedere keer dat hij ons aanraakte, maakte hij ons kapot”, zegt de jonge man. Uit de tent haalt hij een realistisch ogende pop, terwijl de muziek ook, weinig subtiel, opschuift richting horror.
Wat op papier interessant klinkt – vorm geven aan geestelijke schade – mondt uit in een kitscherige lichtshow. Kan dat verbeelden wat trauma behelst? Het schouwspel bracht mij vooral verder af van de mensen die het betrof.
Bij Under Construction van de Koreaanse Geumhyung Jeong heerst juist een gewijde stilte. Delen van plastic geraamtes liggen verspreid over de vloer, elk stuk overwoekerd met gekleurde elektriciteitsdraden en kleine accu’s. Jeong vertelt dat ze eerst robots maakte die bewogen als voertuigen, maar dat ze nu in een andere context wil werken. Een voor een zet ze stukken karkas in beweging. Die richten zich op en vallen weer. Stukken bot schuifelen wat over de grond. Tussendoor doet ze zelf vergelijkbare grondoefeningen, haar bekken draaien, een been optillen. Dat is alles. Deze demonstratie van nauwelijks werkende robotkunst is verbluffend onspectaculair.
Geumhyung Jeong zet robotkarkassen in beweging in ‘Under Construction’. Foto Christa Holka
Verduisterde kamer
Spannender is Murillo van de Italiaanse Claudia Castelucci. Met circa tien toeschouwers betreed je een verduisterde kamer, slechts verlicht door twee spots die dwarrelend stof beschijnen. Luide geluiden vullen de ruimte, dreigend, rommelend, als van steen op steen, naast de klank van stromend water. In deze geladen setting staat een mysterieuze figuur, zwarte doek om, blote voeten, hoed op, het gezicht afgewend. Tot ze haar gezicht opheft en het in de zonnestralen van de spot laat gloeien, met brede glimlach. Dan verdwijnt haar gezicht weer, naar beneden.
In ‘Murillo’ tref je een mysterieuze bedelaar in een verduisterde kamer. Foto Pietro Bertora
Op haar tenen draait ze rond. Als ze haar hand uitsteekt in een vragend gebaar herinner je je dat Murillo de naam is van een zeventiende-eeuwse schilder van bedelaars. Castelucci zijgt ineen, met vragende hand. Verbergt zich weer. Richt weer een blij gezicht naar de zon. De hand keert terug, dwingend schuddend nu.
In de zon is ze mens, tot ze weer louter hand wordt. Hulpbehoevend. Iemand die verlaten is, of vergeten, iemand die wil overleven. Na twintig minuten trippelt Castelucci weg en is het voorbij. Murillo reikt kort gedachten aan over het fenomeen bedelen, maar is in al zijn eenvoud ook van onmiskenbare schoonheid. Misschien toch ook iets wat me gaat bijblijven.
Lees ook
Lees ook: Interview met Lukasz Twarkowski: Kan een vervalst schilderij echte gevoelens opwekken?
In de Servische hoofdstad Belgrado hebben demonstranten zaterdagavond opnieuw massaal geprotesteerd tegen president Alexandar Vucic en zijn regering. Tienduizenden betogers verzamelden zich in de Servische hoofdstad omdat zij willen dat het parlement wordt ontbonden en nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven. Tientallen demonstranten werden opgepakt en de politie zette daarbij flitsgranaten en traangas in.
In Belgrado was de sfeer al de hele dag gespannen. Rond het parlement en andere overheidsgebouwen stond de Mobiele Eenheid paraat, net als bij een groep pro-Vucic-betogers. Vucic had die groep zaterdag overdag al bezocht en hintte er toen op dat er ’s avonds wel eens geweld zou kunnen uitbreken. Vooral na 22.00 uur, toen het protest al afgelopen had moeten zijn, werd dat bewaarheid.
Serviërs demonstreren al maanden tegen corruptie en de uitholling van de rechtsstaat onder president Vucic, die sinds 2014 aan de macht is. Volgens ngo Freedom House heeft Vucic’ partij SNS „politieke rechten en burgerlijke vrijheden gestaag uitgehold, waardoor er druk ontstaat op onafhankelijke media, de politieke oppositie en maatschappelijke organisaties”.
De ineenstorting van een pas gerenoveerd treinstation in Novi Sad, de tweede stad van het land, vormde de directe aanleiding voor de protesten. Volgens onafhankelijke experts en oppositieleden is dat drama, waarbij vijftien personen om het leven kwamen, te wijten aan corruptie en slecht overheidstoezicht. Tijdens protesten houden demonstranten consequent vijftien minuten stilte, ter nagedachtenis aan de slachtoffers.
Studenten nemen voortouw
In de protesten nemen studenten het voortouw. „Nieuwe verkiezingen zijn een duidelijke uitweg uit de crisis die de regering heeft veroorzaakt”, zei een student zaterdag tegen persbureau AP. Een andere, belangrijke eis: álle overheidsdocumenten met betrekking tot de renovatie van het treinstation in Novi Sad moeten worden vrijgegeven. Vooralsnog gaf de Servische regering slechts delen van dat onderzoek vrij. Wel trad premier Milos Vucevic onder druk van de protesten af, net als de minister van Transport en Infrastructuur, Goran Vesic.
De aanhoudende demonstraties ten spijt, houdt Vucic de macht zonder grote moeite in handen. Hij stelt daarnaast dat de demonstranten zijn regering ten val proberen te brengen, met buitenlandse hulp. Arrestaties tijdens de protesten zijn zeer gebruikelijk en afgelopen vrijdag verlengde een rechtbank in Servië nog het voorarrest van vijf demonstranten.
Lees ook
In Servië houden de protesten aan: ‘We zien hier in Servië een langzaam oprukkende dictatuur’