Hoe een dwergvleermuis een Rotterdams schrijvershuis op kosten joeg

Reportage

Natuurbehoud Vleermuizenonderzoek kan de bouw vertragen, dat werd duidelijk bij het Veerhuis in Rotterdam. De verbouwing tot schrijvershuis door Droom en Daad werd door één vleermuis een jaar vertraagd.

Het vervallen veerhuis, ooit vertrekpunt voor een Rotterdamse veerdienst. De ontwikkeling van een schrijvershuis werd een ton duurder door een vleermuis.
Het vervallen veerhuis, ooit vertrekpunt voor een Rotterdamse veerdienst. De ontwikkeling van een schrijvershuis werd een ton duurder door een vleermuis. Foto’s Walter Herfst

Het zonnetje schijnt in de Rotterdamse Schiehaven. Op verstevigde laarzen en met een witte helm op beent directeur Wim Pijbes van stichting Droom en Daad over de bouwplaats. Gespecialiseerde bouwvakkers werken aan de renovatie van een monumentaal veerhuisje. Er schalt jarentachtigmuziek uit de bouwradio, af en toe doorbroken door het snerpende geluid van een afkortzaag.

Wie vaker monumenten renoveert weet: onder elke steen en achter elke plank kan zich een gigantisch en projectbedreigend probleem bevinden. Toch waren het dit keer niet de monumentenwetgeving, de specialistische verfsoort of de welstandcommissie die Pijbes slapeloze nachten bezorgden, maar de aanwezigheid van één gewone dwergvleermuis.

Droom en Daad-directeur Wim Pijbes

Op zijn werklaarzen klimt Pijbes op een stortcontainer om een zwart borsteltje uit de gevel te trekken. „Hiervan zijn er bijna tweeduizend geplaatst. Een ecoloog is een paar dagen zoet geweest. In elk kiertje en onder alle dakpannen zaten ze. Gekkenwerk als je het mij vraagt – ik denk dat we die dingen zelfs na de oplevering nog tegen gaan komen.”

Na jaren van leegstand was het Veerhuis verworden tot bouwval, maar straks moet het een inloophuis worden waar iedereen welkom is die op een of andere manier iets met schrijfwerk wil doen. De renovatie had allang af moeten zijn, maar vanwege die ene vleermuis heeft het werk zeker een jaar stilgelegen. De extra kosten schat Pijbes rond de 100.000 euro. „Dat is niet alleen voor de ecoloog. Maar ook de extra vergaderingen, de materialen, de tijd waarin we het huisje hebben moeten beveiligen. Noem maar op.”

Grondig ecologisch onderzoek

De Raad van State oordeelde onlangs dat huiseigenaren voordat ze werkzaamheden aan hun gevel mogen verrichten, eerst een grondig ecologisch onderzoek moeten uitvoeren naar de aanwezigheid van vleermuizen. Een camera-onderzoek is niet voldoende. De uitspraak werd gezien als een overwinning voor natuurbeschermers en ecologen, die gevelisolatie als grootste bedreiging voor de vleermuispopulatie in Nederland zien.

Lees ook: Over de stichting Droom en Daad: In het spoor van de weldoener met 800 miljoen

Maar niet iedereen is even enthousiast. Met de ervaring van de vleermuis in het Veerhuis trekt Pijbes een andere conclusie. „Er zijn zo veel wetten, regelingen en instanties om rekening mee te houden. Ik heb de verbouwing van het Rijksmuseum ook gedaan, maar dit huisje slaat echt alles. De verhouding is hier echt zoek.”

Ruim honderd jaar geleden pendelden Rotterdammers vanaf de RDM-haven, waar het huisje staat, naar Kortenoord, aan de overkant van de Nieuwe Maas. De afgelopen decennia heeft het huisje leeg gestaan en is het gaan verkrotten. Het houtskelet was zichtbaar, en het lichte drijfsteen van de muren vertoonde grote gaten. Droom en Daad, de stichting waarmee de vermogende familie Van der Vorm in Rotterdam maatschappelijke projecten onderneemt, kocht het veerhuisje in 2021 aan.

Tot voor kort stond het huisje op de gemeentelijke slooplijst. Toen Droom en Daad in 2017 aangaf op die plek een openbare schrijfgelegenheid te willen bouwen, bedong een historische stichting dat het pand niet gesloopt maar hersteld moest worden.

Voordat het werk van start kon gaan, moest er eerst een ecologisch onderzoek komen. „Dat onderzoek moet van de wet, en daar houden we ons uiteraard aan”, aldus Pijbes. En daar begon de ellende. Uit de ecologische schouw bleek dat er een gewone dwergvleermuis in het vervallen veerhuisje heeft gezeten – de in Nederland meest voorkomende vleermuizensoort.

En zodra de aanwezigheid van zo’n vleermuis wordt vastgesteld, weet elke projectontwikkelaar: hier gaat een hoop tijd in zitten. Eerst moeten er zogenaamde ‘mitigerende maatregelen’ worden genomen. Er moeten dus nieuwe verblijfplaatsen worden geregeld, zodat de vleermuis ergens anders kan wonen. De vleermuis actief verjagen mag niet, het dier moet op eigen initiatief een ander verblijf vinden.

„Kijk daar.” Pijbes wijst naar een hoek van het bouwterrein, waar een stellage met vleermuiskasten hangt. „Die kastjes moesten we ophangen, terwijl er hier in de buurt ook bomen staan.” Pijbes kijkt er wat geringschattend naar. „Geen idee of er ooit een vleermuis in is gaan zitten – als ik een vleermuis was, zou ik liever in die boom gaan zitten.”

En toen begon het wachten. Vanwege het broedseizoen en de winterslaap, waarin vleermuizen verschillende verblijfplaatsen hebben, kan pas na zeven maanden tot een jaar worden vastgesteld of de vleermuis daadwerkelijk weg is. Na een aantal maanden kwam de ecoloog terug. Alle gaten in het vervallen huisje werden door de ecoloog nagelopen en voorzien van de zwarte borstels. Ook kwamen er exclusion flaps, speciale luikjes waardoor een vleermuis wel naar buiten, maar niet meer naar binnen kan.


Terwijl de werkzaamheden niet van start konden gaan, ging de bouwkundige staat van het Veerhuis intussen in rap tempo achteruit. Het terrein werd getroffen door een rattenplaag, het gebouw werd twee keer door insluipers opengebroken en een februaristorm beschadigde het dak.

Pijbes laat foto’s zien van de stormschade. „We hebben nog geluk gehad. Omdat het geen waarde heeft, was het pand niet te verzekeren. Als iets of iemand zou zijn geraakt door een rondvliegende dakpan, waren wij aansprakelijk geweest.”

Na een paar maanden kon de ecoloog vaststellen dat de vleermuis er niet meer zat, waarop de verbouwing dan eindelijk van start kon gaan. Het pand staat nu in de steigers en is afgezet.

Pijbes benadrukt meermaals niets tegen vleermuizen en natuurbehoud te hebben, maar dat hij de natuurwetgeving omtrent vleermuizen zijn doel voorbij vindt schieten. „We willen hier een monument behouden, en dat wordt gefrustreerd en opgehouden door natuurwetgeving. Als je ziet wat al dat onderzoek en alle maatregelen erbij gekost hebben in tijd, werk en geld – zonder dat we weten of die vleermuis überhaupt ooit terug is geweest.”

„Ik ben erg voor natuurbehoud, maar dat moet wel in proportie. En als ik hier zie dat we met al deze kosten en moeite één exemplaar van de meest voorkomende vleermuis proberen te redden, dan denk ik: dit is niet in verhouding. Penny wise, pound foolish.”

Soortenmanagementplan

De oplossing ligt mogelijk al klaar bij de provincie Utrecht: het soortenmanagementplan, of afgekort SMP. Volgens deze werkwijze vragen niet de burgers, maar de gemeenten een ontheffing aan bij de provincie als ze willen isoleren of verbouwen – waarop iedereen in de gemeente er gebruik van kan maken.

Het soortenmanagementplan wordt als een veelbelovende oplossing gezien. Dusdanig dat de hoogste bestuursrechter het SMP zelfs met naam noemde in zijn oordeel.

Er kan onder een aantal voorwaarden zelfs al een versnelde versie van het SMP worden gehanteerd. Als de gemeente actie onderneemt om alle verblijfplaatsen van vleermuizenkolonies grootschalig in kaart te brengen, kan er voor bepaalde delen van de gemeente alvast een ontheffing worden afgegeven, zodat het isoleren of verbouwen daar kan beginnen.

Meer over SMP: provinciaal plan biedt hoop voor zowel vleermuizen als huiseigenaren

De interesse in de beleidsplannen achter het SMP is sinds de uitspraak sterk toegenomen. In de provincie Utrecht, die al zes jaar volgens deze methode werkt, worden de verantwoordelijk ambtenaren overstelpt met vragen. Om alles te kunnen beantwoorden, organiseerde coördinator Wendy van Poppel een online inloopspreekuur voor haar collega’s bij andere provincies. Met succes: vier provincies willen nog voor het einde van dit jaar de werkwijze invoeren, andere denken erover. „Ook krijg ik veel telefoontjes van gemeenten uit heel het land die in de startblokkken staan om te beginnen”, zo zegt Van Poppel.

Het kabinet stelde onlangs 44 miljoen euro beschikbaar voor provincies, zodat zij de soortenmanagementplannen in praktijk kunnen brengen. Was dit eerder gebeurd, had het Veerhuis onder een ontheffing die in heel Rotterdam geldt al veel eerder verbouwd kunnen worden.

Omgevingswet

Hoewel het een praktische oplossing is, wil Pijbes toch een algemener en groter probleem aankaarten. „Je ziet het bij dit project: er is heel veel wet- en regelgeving in Nederland. En dat is niet, zoals politici zeggen, heel veel minder geworden de afgelopen jaren – maar juist complexer en fijnmaziger. Het spreekt elkaar ook steeds vaker tegen. Dat los je in de huidige praktijk vaak op door de voor jou meest gunstige wet te kiezen, en dat goed uit te leggen.”

Vooral in de invoering van de Omgevingswet, waarin de Nederlandse wet- en regelgeving over ruimtelijke ordening wordt gebundeld, ziet Pijbes mogelijke problemen. Waar nu nog een besluit met een bepaalde wet kan worden gerechtvaardigd, kan dat met de invoering van de Omgevingswet niet meer, vreest hij. „Dan is alles in elkaar geklonken. Ik voorzie echt dat er met de Omgevingswet allerlei paradoxale problemen gaan ontstaan van deelwetten die elkaar tegenspreken. En dat maakt bouwen alleen maar lastiger. Als je dan een monumentaal pand hebt dat verbouwd moet worden en er wordt een vleermuis aangetroffen: van harte gefeliciteerd en veel sterkte gewenst.”