N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Analyse
Verkiezingscampagne Politiek leider Rob Jetten hield zaterdag in Zwolle zijn maidenspeech. Typische D66- thema’s ontbraken. En de partij is nu voor kernenergie, een breuk met het verleden.
Rob Jetten spreekt in Zwolle voor het eerst het partijcongres van D’66 toe als politiek leider. Foto Eric Brinkhorst
Een echte campagneaftrap mocht het niet heten, zaterdagmiddag in Theater Buitensoos in Zwolle, maar het was wel het eerste officiële optreden van Rob Jetten als lijsttrekker van D66. Voor een besloten gezelschap van (lokale) partijbestuurders en volksvertegenwoordigers hield hij zijn maidenspeech als nieuwe partijleider.
Zijn eerste toespraak op deze ‘politieke netwerkdag’ moest idealisme, strijdlust en vertrouwen uitstralen richting komende campagne. „D66 praat niet alleen over verandering. D66 bréngt verandering”, zei hij. „Een sterk D66 is, ook na 22 november, heel hard nodig.” En: „Voor het eerst sinds 2002 staat er geen zittende premier op het stembiljet. Alles is nu mogelijk.”
Hoopvolle woorden, terwijl een klinkend verkiezingsresultaat er op dit moment voor D66 niet in zit. In recente peilingen staat de partij op een ruime halvering van de huidige 24 Tweede Kamerzetels. Bleef de politieke tegelwijsheid van voormalig partijleider Alexander Pechtold – „Regeren is halveren” – na deelname aan Rutte III (2017-2021) nog uit, deelname aan het vroegtijdig verbroken verstandshuwelijk Rutte IV lijkt voor de partij alsnog uit te lopen op een electorale afstraffing.
Ondergeschikte rol
Daarbij dreigt D66 in de komende campagnemaanden ook nog eens een ondergeschikte rol te gaan spelen. Nieuwe politieke leiders trekken de aandacht – bij de VVD, bij het CDA, bij GroenLinks-PvdA, net als twee nieuwe partijen met grote potentie: de BoerBurgerBeweging (BBB) en Nieuw Sociaal Contract (NSC) van Pieter Omtzigt.
De in Zwolle aanwezige D66-bestuurders, driehonderd uit het hele land, doen hun best daar niet over te somberen.. „Succes in de verkiezingen komt aan op grote televisiedebatten in de laatste week”, zegt het Hilversumse raadslid en debatdeskundige Roderik van Grieken. Ook Susanne Schilderman, wethouder in Utrecht zegt „positief gestemd” te zijn. „Het is aan ons om dat optimisme de komende weken en maanden aan de kiezers over te brengen. We gaan lekker flyeren!”
In zijn toespraak zette Jetten al kort de onderwerpen uiteen waar hij de campagne mee wil ingaan. Klimaatbeleid staat bovenaan voor de demissionaire minister voor Klimaat en Energie. Dat moet „zo ambitieus zijn als het maar kan. Voor ons is dat prioriteit nummer één.” Opvallend genoeg noemt hij daarbij kernenergie als een van de opties – voor D66 een breuk met het verleden.
Verder staan op zijn ranglijst thema’s als zorg, onderwijs, Europa en „een nieuwe balans in onze economie”. Daarbij neemt hij niet het woord in de mond dat veel andere nieuwe lijsttrekkers al wel tot groot campagnethema bombardeerden: bestaanszekerheid. Wel zegt Jetten het in de campagne te willen opnemen voor „de werkende middenklasse” en „hardwerkende en innovatieve ondernemers”.
Typische D66-punten
Andere, ooit typische D66-punten noemt hij niet: democratische vernieuwing, medische ethiek en bevordering van de rechten voor lhbtiq+-gemeenschap. Het was ook nog geen presentatie van het verkiezingsprogramma; die komt over drie weken.
Hoewel Jetten al jaren in Den Haag rondloopt – vanaf 2017 Kamerlid, vanaf 2021 minister – beschouwt hij zichzelf als vertegenwoordiger van een nieuwe generatie die na dertien jaar Rutte de politiek moet gaan veranderen: minder polariserend, meer inhoudelijk debat over meningsverschillen, waardoor het vertrouwen van de burger in de politiek moet worden herwonnen. „Dit moet de politieke generatie worden die mensen serieus neemt, die ideeën vooropstelt.”
Om het juiste voorbeeld te geven was de nieuwe D66-leider complimenteus naar partijen die politiek gezien niet verwant zijn: naar Pieter Omtzigt (met zijn voorstel voor een constitutioneel hof), naar het CDA van Henri Bontenbal („die niet meedoet aan het geschreeuw”). En zelfs, met een grapje, naar de grote rivaal bij de afgelopen Provinciale Statenverkiezingen, Caroline van der Plas van BBB. „Ook zij wil verschillen overbruggen door gewoon van elke rechtse partij iemand op de kieslijst te zetten.”
Minder lovend
Over de VVD, coalitiepartner in de afgelopen twee kabinetten, was Jetten minder lovend. Hij verwerpt het voornemen van lijsttrekker Dilan Yesşilgöz om, anders dan haar voorganger Mark Rutte, de PVV niet langer uit te sluiten van regeringsdeelname. „Spelen met vuur”, noemde Jetten dat.
In zijn recensie van andere partijen noemde Jetten één partij nadrukkelijk niet: de nieuwe combinatie van PvdA en GroenLinks. Na afloop zei hij in een korte toelichting blij te zijn dat er „meer groene lijsttrekkers zijn die aan dezelfde kant van het touw trekken”. Maar er zijn „natuurlijk ook wel verschillen”. Die had hij, vond hij zelf, in zijn toespraak ook subtiel aangestipt. Bijvoorbeeld met zijn pleidooi om effectief en innovatief klimaatbeleid bij het bedrijfsleven te stimuleren. Ook qua inkomenspolitiek zag hij verschillen. Jetten: „Wil je alleen de onderkant van de inkomensgroepen steunen of kies je, zoals wij, nadrukkelijk voor de werkenden?”
De opstelling tegenover GroenLinks-PvdA in de komende verkiezingscampagne is een lastig dilemma voor D66. De partij van lijsttrekker Frans Timmermans is een logische partner voor samenwerking in een toekomstig progressief kabinet, en voor de progressief-liberalen een welkome afwisseling na de moeizame coalities met VVD, CDA en ChristenUnie. Maar hoezeer electoraal succes voor de twee linkse partijen ook door D66’ers gegund zal zijn, dat zal bijna automatisch tot verlies van eigen kiezers leiden – zie de recente peiling van I&O Research. Daar staat GroenLinks-PvdA op 28 zetels en D66 op zeven.
Pas toen mijn moeder een half kunstgebit kreeg aangemeten kwam ze erachter dat er ook mindere kanten aan suiker zaten. „Had ik dat geweten, dan had ik wel wat minder suiker in de pap gedaan.”
Ze begon elke dag met een bord suiker met pap.
Toen ze zwanger was van haar oudste kind – ik – adviseerde de huisarts haar om vooral door te gaan met roken, ze werd er rustig van. Ze stopte er pas mee toen de eerste afschrikwekkende teksten op de pakjes verschenen, een periode die toevallig samenviel met haar eerste hartinfarct.
„De waarschuwingen komen altijd achteraf”, concludeerde mijn vader, die jaren onze druivenstruiken had bespoten met landbouwgif. „Straks komen ze nog met de mededeling dat je maar beter niet op een stoel kunt zitten.”
Hij zat zijn hele werkende leven op een stoel, na zijn dood bleek inderdaad dat dat niet gezond is. Na zijn dood viel het pas op hoe vrolijk hij altijd was op verjaardagen, zou hij geweten hebben dat je van alcoholische drank dronken kon worden?
Ik moest aan ze denken toen eergisteren het nieuws uit de lucht viel dat het beter is om maar geen eieren meer te eten van hobbykippen. We zagen het samen op het Jeugdjournaal. Een jongetje uit een landelijk gebied voerde kippen, het Jeugdjournaal was ter plekke. Hij raapte eitjes en bracht ze naar de kelder. Hij zei het zijn ouders na: „Zo lekker, zo gezond en zo goedkoop.” Ze gingen gewoon door met het eten van eieren. In eieren van hobbykippen zit PFAS, ze denken dat ze het via regenwormen binnenkrijgen.
Het zette het wereldbeeld even op de kop: kippen in legbatterijen leven dus gezonder dan die op het land. Juist in de vrije uitloop eieren zit het gevaar. In onze Wormerse jaren haalden we eens per week eitjes bij een hobbyboer aan de overkant, het kan niet anders dan dat onze lijven vol met PFAS zitten. En wat erin zit gaat er nooit meer uit. Ik keek naast me op de bank. Drie prachtige dochters van wie in elk geval de oudsten voor een behoorlijk percentage uit plastic bestaan.
„Waarom?”, vroeg de oudste, „waarom moest ik altijd eieren halen bij die mensen?” Het eerlijkste antwoord was: omdat ik geen zin in ze had, maar dat bedoelde ze niet.
„We wisten niet beter”, zei ik naar waarheid.
De middelste dochter: „Het maakt mij niet uit als ik van plastic ben, mijn poppen zijn ook van plastic.”
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.
Onze kleinzoon (4) prikt per ongeluk in het been van onze kleindochter (8) met zo’n papieren parapluutje. Dat doet natuurlijk zeer bij zijn zus en dus wil zij hetzelfde bij hem doen. Waarop hij reageert: „Niet terug doen! Denk aan Jezus! Die doet dat ook niet!”
Els van der Zande
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
‘Kun je nog even omdraaien, en weer langs lopen, nog één keer?” – iets dergelijks moet fotograaf Emmy Andriesse tegen het broodmagere jongetje hebben gezegd dat ze in februari 1945 in Amsterdam tijdens de Hongerwinter op straat aantrof. Dit kind liep met een leeg pannetje langs en ze wist: dit moet ik vastleggen. Het jongetje liep inderdaad desgevraagd nog een paar keer heen en weer en de iconische foto was geboren.
Dit soort foto’s ging in de laatste oorlogsmaanden vaak via het verzet naar Londen, naar de Nederlandse regering in ballingschap. Die wist van de hongersnood in het niet-bevrijde deel van Nederland, maar beelden zeggen zoals bekend meer dan woorden. Pas bij het zien van de schrijnende foto’s van ondervoede mensen kwam het besef echt binnen en werden voedseldroppings op poten gezet. Deze foto’s hebben dus levens gered.
Vanaf mei zijn deze tachtig jaar oude foto’s te zien in Foam, vijf minuten lopen van de Keizersgracht 568 waar in juni 1945 de eerste expositie opende, in de toenmalige fotostudio van Marius Meijboom. Het liet zien hoe een groep fotografen, clandestien, de laatste oorlogsmaanden had gedocumenteerd – honger, schaarste, gaarkeukens, voedseldroppings en de uitzinnige vreugde van de bevrijding.
Die tentoonstelling trok destijds veel internationale belangstelling. Oorlogscorrespondenten uit tientallen landen probeerden foto’s te bemachtigen, voor bladen als Life en Look. De exposerende fotografen werden volop geïnterviewd. De tentoonstelling ging reizen, fotoboeken verschenen. Opgeteld was de zichtbaarheid zo groot, dat je gerust kunt zeggen dat deze foto’s de beeldvorming over de oorlog mede hebben bepaald. Wie nu aan de Hongerwinter denkt, ziet Andriesse’s foto van dat jongetje voor zich.
Daarom is onlangs besloten dat deze collectie Unesco-erfgoed wordt – als eerste Nederlandse fotocollectie. Het wordt geregistreerd in het ‘Nederlandse Memory of the World Register’. Dit overzicht bevat meer documenten die bepalend zijn voor de oorlog en onze blik daarop.
Spionagefoto’s
Aan dit alles gaat een bijzondere geschiedenis vooraf. Die begon in september 1944, na Dolle Dinsdag. Verzetsleider Tonny van Renterghem en de Joodse fotograaf Fritz Kahlenberg, uit Duitsland gevlucht, hadden een idee. Enkele fotografen die ze vertrouwden, wilden ze vragen om het leven tijdens de bezetting vast te leggen. Het werden Andriesse en Meijboom, Carel Blazer, Charles Breijer, Cas Oorthuys, Krijn Taconis, Ad Windig en anderen. Zo’n tien fotografen vormden de kern van de groep die uit zo’n dertig à veertig mensen bestond, velen in Amsterdam maar ook bijvoorbeeld in Delft en Den Haag. Het exacte aantal is onduidelijk want een centrale organisatie was riskant: Kahlenberg zocht ze individueel op en deed of hij slechts een boodschapper was, in plaats van de spilfiguur. Hoe meer je je op de vlakte hield, hoe veiliger.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Cas Oorthuys demonstreert kort na de bevrijding hoe hij tijdens de bezetting illegaal fotografeerde.
Foto Charles Breijer / Nederlands Fotomuseum
” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Cas Oorthuys demonstreert kort na de bevrijding hoe hij tijdens de bezetting illegaal fotografeerde.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Twee vrouwen op de terugweg van een hongertocht begin 1945.
Foto Cas Oorthuys / Nederlands Fotomuseum
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Twee vrouwen op de terugweg van een hongertocht begin 1945.
Cas Oorthuys demonstreert kort na de bevrijding hoe hij tijdens de bezetting illegaal fotografeerde. Twee vrouwen op de terugweg van een hongertocht begin 1945.
Foto’s Cas Oorthuys en Charles Breijer / Nederlands Fotomuseum
Sommige van deze fotografen hadden al ervaring met sociaal geëngageerde fotoreportages, maar dit was anders: spionagefoto’s. Die waren bestemd voor Londen en voor het verzet, dat weet moest hebben van semi-militaire knooppunten. Ook was er het besef dat dit een cruciale tijd was, die alleen daarom al moest worden vastgelegd. Dat was soms lastig: mensen waren zo gewend aan de Duitse aanwezigheid dat ze goed moesten nadenken over wat er ook alweer anders was – o ja, dat er nu kaarsen in etalages brandden in plaats van elektrisch licht, of dat paarden auto’s voorttrokken. Dat legden ze vast.
Daarvoor gingen ze op pad. Voorzichtig, want vanaf 20 november 1944 gold een fotografieverbod. Vlakbij een Duitse afzetting parkeerde Breijer zijn fiets. Hij deed alsof hij achteloos wat in zijn fietstas rommelde, waar een camera in verborgen hield. Klik, legde hij een scène vast, ongemerkt – zijn eigen gebogen schaduw is op de voorgrond van de foto zichtbaar. Andere fotografen hadden een camera in een schoudertas, of onder hun overjas.
Nu, tachtig jaar later, kunnen we via deze fotocollectie de stad van toen in kijken. Naar een tram die gevaarlijk vol is, omdat er nauwelijks meer transport was. Naar de commotie rond een vat met haring, toen een visboer plots weer wat te koop had. Naar fietsenroof, razzia’s en gevangenen die door de Grüne Polizei werden afgevoerd. Bewijzen van repressie dus, en steeds meer vroeg Kahlenberg zijn fotografen om de gevolgen van de Hongerwinter te registreren. Hij stuurde Cas Oorthuys – want die had de juiste gevoeligheid voor ellende – naar het noodmortuarium in de Zuiderkerk, om te documenteren hoe daar tientallen lichamen lagen die niet meer begraven werden. Geen kisten, geen personeel.
Er stonden rijen voor de gaarkeukens en er was veel zwarte handel waar soms ruzies uit de hand liepen. Diefstal, sloop, woekerprijzen – de foto’s tonen mensen bijeen maar zonder collectiviteit. Door de honger ontstond een moreel verval, het werd ieder voor zich.
Ook de werkzaamheden van het verzet, zoals het vervalsen van papieren, werden gefotografeerd. Het liep nooit fout. Een paar keer is een fotograaf aangehouden die dan toch wist te ontkomen, via blufpoker of anders een wc-raampje.
Heroïek
De plannen voor de tentoonstelling waren begonnen in februari 1945. Van Renterghem en Kahlenberg begrepen dat de foto’s nodig waren voor buitenstaanders om te snappen hoe zwaar het geweest was. De foto’s kozen ze uit bij Meijbooms studio. Die zat vlakbij Duitse autoriteiten die nog wel elektriciteit hadden – een handige vriend tapte dat af. Dankzij twee rollen Gevaert-fotopapier konden ze de foto’s fatsoenlijk afdrukken. Ook was er filmmateriaal geschoten, dat is tijdens de bevrijding overhandigd aan vermoedelijk Britse troepen, en kwijtgeraakt in Engeland, waarschijnlijk in de catacomben van het Luchtvaartministerie.
Zwanenburgstraat.Afsluiting Jodenbuurt bij de Waag, Nieuwmarkt, Amsterdam, 1941.
Foto’s Cas Oorthuys en Charles Breijer / Nederlands Fotomuseum
Op 2 juni 1945 opende de tentoonstelling: „De vijand heeft ons geprobeerd door middel van terreur, van deportaties, met honger op de knieën te krijgen. Zij is hierin niet geslaagd en dit danken wij voor een groot deel aan de mannen en vrouwen van het verzet.” Met deze ronkende woorden werd het thema verzet onderstreept. Ook werd de term Ondergedoken Camera geboren.
Natuurlijk maakten de beelden indruk. Foto’s liegen niet, maar, met afstand in de tijd kunnen we ook stellen dat ze niet per se de waarheid vertellen. De grote nadruk op verzet gaf een heroïek die niet strookte met hoe weinig verzet er werkelijk was geweest in de samenleving.
En ook: deze foto’s waren gemaakt vanaf september 1944, toen alle jodentransporten voorbij waren. Daardoor bleef het joodse leed buiten beeld. Er zaten joodse fotografen bij, maar daar ging het niet om. Het ging om de Hongerwinter. Die omissie kan hebben bijgedragen aan de naoorlogse opvatting dat de bezetting zo zwaar was geweest voor Randstedelingen, en er weinig ruimte was voor de Holocaust zelf.
Onderduiker Joop Kuijt kruipt in schuilplaats Oranje Nassaulaan 15, Amsterdam. lllegale opname vanuit fietstas van commandopost Kriegsmarine, genomen vanaf het Emmaplein de Emmalaan in, Amsterdam, 1944.
Foto’s Charles Breijer / Nederlands Fotomuseum
Vanuit Meijbooms studio ging de tentoonstelling op tournee, langs twaalf steden. Maar afwezig was Kahlenberg. Er was namelijk onder fotografencollectieven een machtsstrijd ontstaan. Het ging over wie de regie kreeg over de beeldvorming van de bevrijding, en over het optuigen van een federatie. Kahlenberg delfde het onderspit. Hij zou roekeloos hebben geopereerd, was slechts een amateurfotograaf en Duits bovendien – dat hij een joodse vluchteling was, telde niet. Kahlenberg verhuisde naar New York, verbitterd. Maar hij wordt nu gerehabiliteerd: NIOD-onderzoekers Erik Somers en René Kok publiceerden in maart een boek dat hem belicht als spilfiguur. En waaruit niets van roekeloosheid blijkt, integendeel.
Inmiddels zijn de foto’s rondom de Ondergedoken Camera verspreid geraakt over verschillende collecties, maar zitten wel samen in het collectieve geheugen – vandaar het erfgoedpredicaat van Unesco. In de verstreken jaren is hun functie voor de beeldvorming onderkend. Vanaf 1980 zijn ze meermaals geëxposeerd met verwijzingen naar de opkomst van extreem-rechts, met waarschuwende woorden die maar niet overbodig willen worden.
Iets om aan te denken, nu de expositie in Foam neerstrijkt vlakbij waar het in 1945 allemaal gebeurde, waar de mensen samenkwamen en droomden van een toekomst vol gelijkheid, vrij van fascisme. Dat besef mag ook nu iets voor onze beeldvorming betekenen.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Verzetsleuzen op een schuilbunker Kwakersplein Amsterdam 1944.
Foto Cas Oorthuys / collectie Nederlands Fotomuseum
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Verzetsleuzen op een schuilbunker Kwakersplein Amsterdam 1944.
Foto Cas Oorthuys / collectie Nederlands Fotomuseum