N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Kasteeltuin Landgoed Grootstal is tegenwoordig het toneel van transitie en innovatie. Je hebt er een modelboerderij, een voedselbos en een boerderijwinkel. Tekst Josephine RomboutsFotografie Hedayatullah Amid Illustratie Sophie van de Mars
De schapencasus vertelt voor mij het snelst het verhaal van landgoed Grootstal. Er waren schapen op het landgoed. Al eeuwen. Een pachter betaalde de baron voor het recht ze in de boomgaard te laten grazen. Dan komt de twintigste eeuw waarin de regering ooipremies moet verstrekken om het rendabel te maken, maar die worden begin eenentwintigste eeuw ingetrokken.
Dat was het moment waarop de baron en de boer gingen omdenken: het pachtgeld werd gebruikt om de heg te laten snoeien, de schapen zorgden door hun begrazing voor biodiversiteit en schapen en boomgaard waren onderdeel van het landgoed waar mensen plezier aan beleefden. Samen besloten ze dat de boer geen pacht meer zou betalen maar de heg zou snoeien.
Ik sta op het pad naast de boomgaard en kijk naar de schapen uit de casus. Ze liggen uiterst lui te herkauwen in de schaduw van de fruitbomen, met wat adolescente lammeren loom om zich heen verspreid. Zo liet ik mijn pubers ook achter toen ik vanmorgen vertrok.
Landgoed Grootstal ligt aan de rand van Nijmegen, of zoals je vanuit het perspectief van het landgoed zou zeggen: Nijmegen is opgetrokken tot aan de rand van Grootstal. Een historisch huis met een tuin, boomgaarden en daaromheen bos en akkers. Tegenwoordig het toneel van transitie en innovatie. De huidige barones, Kien van Hövell tot Westerflier, noemt zichzelf geen eigenaar maar regisseur.
Ik word uit mijn mijmering opgeschrikt door een soort golfkar die aan komt brommen.
„Hallo! Welkom, wacht even”, roept Kien van Hövell, ze parkeert met een ferme draai tegenover het huis en stelt voor om de schaduw op te zoeken voor ons interview. We lopen door de lindelaan naar de gemeenschappelijke ruimte aan het einde van het pad. Een gebouw dat tussen een bungalow en een schuur in zit: groot, licht, ruim, van hout en staal, doemt het op tussen de velden. Ik moet mijn best doen om de regisseur bij te benen, niet alleen op het zandpad maar vooral in haar betoog. Voor ik het weet vliegen de termen voedsellandschap, meervoudige waardecreatie en regeneratieve modelboerderij door de zomerse hemel.
In de koelte van de schuur kan ik even bijkomen. Met behulp van de tuinder en een deelnemer aan de zelfoogstmoestuin begin ik wat van het landgoed te begrijpen. Ze wijzen me: voor ons ligt de moestuin, Het Heerlijke Land, aan de andere kant van het pad zie je de modelboerderij, Bodemzicht. Daarachter is voedselbos De Heerlijke Bosgaard en aan de andere kant van het landgoed boerderijwinkel ’t Grootstalletje.
„Kopje thee? Of liever een sapje?”
Het is een snikhete dag in een zeer warme zomer. „Klimaatverandering is voor ons geen vraag”, stelt Van Hövell als we eenmaal aan tafel zitten, „maar al jaren een realiteit. Eentje die we niet kunnen negeren en waar we nu een antwoord op moeten vinden. Net als op de verarming van de bodem en het teruglopen van de bio-diversiteit.”
Boerenhofstede Grootstal was in de vroege middeleeuwen een leengoed, daarna deel van een klooster, kwam weer in privébezit en was een parel in ‘de ring van Arcadië’, een kring van buitenplaatsen rond Nijmegen. Grootstal is de enige die is overgebleven en het behoud ervan is nog steeds niet vanzelfsprekend. Door de intensivering van de landbouw en de verstedelijking is de economische basis van de buitenplaatsen verdwenen. Waar de grootvader van Van Hövell nog winst kon maken door fruitteelt en kippen houden, kostte het de tweede generatie na de oorlog de grootste moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. De pachters probeerden van alles: een nieuw appelras, exotische bomen kweken voor de Aziatische markt, intensieve pluimveehouderij, het kappen van alle fruitbomen om ruimte te maken voor akkers met veevoer.
„Voor de gemeente heetten we eind vorige eeuw een ruim bemeten perceel met twee woningen”, vertelt Van Hövell, „en dat doet geen recht aan de complexiteit van een landgoed. We werden een plek van landschappelijke waarde waarin de agrarische activiteit liefst moet wijken voor natuur. Dat is een sterfhuisconstructie.”
En sterven, dáár had de derde generatie Van Hövells duidelijk geen zin in.
De deelneemster aan de zelfoogstmoestuin neemt ons mee de tuin in. Ze laat zien waar ze samenkomen voor een kopje koffie, waar ze het bord vinden met wat er die week geoogst en gedaan kan worden. „Er zijn deelnemers die de tuin bijhouden, maar ik niet, ik geniet hier alleen”, zegt ze tevreden. En ze neemt dus seizoensgroente mee. „Al een tijdje kocht ik biologische producten in de supermarkt, maar als ik hier loop, maak ik het hele proces mee. Ik heb hier broccoli zien groeien, ik had er wel eens plaatjes van gezien, maar nu volgde ik het van week tot week. Daar werd ik echt heel vrolijk van.”
„We pachten een hectare”, wijst de tuinder van Het Heerlijke Land, Vera Gotwalt, „en we hebben nu 120 oogstdeelnemers, met dit formaat tuin kun je er tot 250 hebben. Wij maken het plantschema voor het hele jaar en houden de tuin bij. Wat nu geoogst kan worden zijn peultjes, erwtjes, capucijners, rucola, bietjes en sla, heel veel sla.” De diepgele bloemen van de calendula geven de rijen groente een uitbundig zomers voorkomen. Deelnemers slenteren langs de paden of zitten geconcentreerd te wieden. Ieder in zijn eigen tempo, met in het midden het keetje om tussendoor even uit te puffen.
We wandelen naar Bodemzicht en daar is ook volop activiteit, het is de dag dat de groentepakketten worden samengesteld. Hier wordt georganiseerd en rap doorgewerkt. Aan het eind van de ochtend moeten alle kisten vol zijn en naar de afhaalpunten worden gebracht. Deze tuin richt zich op regeneratieve landbouw, een woord waar ik over blijf struikelen. Het concept is wel duidelijk: geen gif meer spuiten is niet meer genoeg. De intensieve landbouw heeft de grond zo uitgeput dat het meer kost dan iets niet doen om de bodem weer te laten herleven. De stichter van Bodemzicht, Anne van Leeuwen, is er optimistisch over. „De grond was erbarmelijk toen we hier drie jaar geleden begonnen, en kijk nu eens.” Ze neemt een hand aarde. „Rul, vochtig en vol leven.”
Vol leven kun je ook van de tuin zeggen, overal smalle rijen met frisgroene courgetteplanten, donkergroene spinazie en ook weer bloemen. Kippen, compost, niet spitten, wisselteelt, zijn methodes die Van Leeuwen toepast om het bodemleven te bevorderen. Ik merk dat ik me geraakt voel, zoveel groen, ik hoor eindelijk weer eens een overvloed aan insecten zoemen, overal geurt het.
„Ik nodig mensen van de gemeente graag uit om hier te komen kijken”, zegt Van Leeuwen. „Eerst ben ik alle theorie aan het uitleggen, maar als ze hier komen dan begrijpen ze het. Je kunt zien, voelen en ruiken wat regeneratieve landbouw is. Je wordt er blij van.”
Paul Hawken, een Amerikaanse ondernemer en milieu-activist, was op bezoek bij Bodemzicht. Ze vroegen hem of het economisch rendabel was om biologisch te tuinieren. Hij stelde de wedervraag: „Is het economisch rendabel om de aarde te vernietigen? Op dit moment helpt Nestlé 800.000 boerderijen in de VS om over te schakelen op regeneratieve landbouw om kleinschalige, lokale voedselteelt te stimuleren. Grote bedrijven beginnen te beseffen dat als ze afhankelijk zijn van enkele leveranciers met grootschalige monoculturen, ze kwetsbaar zijn – en dan stort hun verdienmodel in. Zoals nu ook blijkt door de oorlog in Oekraïne.” Op Bodemzicht gaat het goed, zegt Van Leeuwen, „gestaag bouwen we een lokale, loyale klantenkring op”.
Met Van Hövell loop ik naar het grote huis, een gepleisterde villa met trapgevels in het midden van het landgoed. Zo op het gazon naast het voorname huis dringt het meer tot me door dat ze barones is. Aan haar merk ik weinig verschil, bij het huis, in de tuin, pratend met een oogstdeelnemer, een van haar pachters, vertellend over een symposium, klinkt ze bevlogen maar ook vastberaden. „Toen wij het landgoed overnamen, was het een gesloten landschap. De toenemende kosten om het landschap bij te houden waren een zorg, de oprukkende stad was een ergernis. Met steeds minder mensen liepen we vast in de zuinigheid. Toen grootvader hier woonde, waren twee tuinmannen vier dagen bezig het grint vrij te harken van blad.” Ik spits mijn oren, dit wordt weer een casus. „Dat konden zijn kinderen niet meer betalen, die harkten zelf het blad bij elkaar of het bleef liggen. Dat is een gesloten landgoed, ieder voor zich is aan het overleven. Als reflex waren we toch bezig om ons landgoed te beschermen tegen invloeden van buitenaf.”
Toen zij het landgoed overnamen, vertelt ze, „wisten we dat we moesten veranderen. We hebben het landgoed opengesteld voor onze pachters, bezoekers, ondernemers en we zien de stad als een mogelijkheid tot uitwisseling. De mensen die daar wonen hebben ons iets te bieden, hun interesse, werkkracht en koopkracht. Wij bieden voedsel, een landschappelijke ervaring, een ontmoeting. Gemeenschappelijk hebben we een belang: een gezond leefmilieu voor ons en de generaties die na ons komen. Nu zag ik ook in dat het lindeblad geen lastig fenomeen was maar een grondstof, lindeblad geeft fantastische humus. Dat kon ik aanbieden aan de mensen van Het Heerlijke Land. Ik had een grondstof, zij de mankracht om het op te komen halen en samen hadden we een mooie dag: de kringloop was rond. Samen meer zijn dan de som der delen, dat is de toekomst van ons landgoed.”
De tuinen van Landgoed Grootstal in Nijmegen zijn eens per twee weken te bezichtigen tijdens een rondleiding, informatie op skbl.nl.
Meer horen over de kasteeltuinen kan op de podcast die Josephine Rombouts maakte voor de Stichting Kastelen, Buitenplaatsen, Landgoederen getiteld Moestuinen met historische wortels.
Illustratie Sophie van de Mars