Opinie | Mag het licht uit?

Lichtvervuiling Door lichtvervuiling dreigen we de sterrenhemel te vergeten. Mínder licht is vaak niet eens optie, ziet Marjolijn van Heemstra. De licht-is-goed-mythe is hardnekkig.

Illustratie Kazuma Eekman

Ook wie nooit iets vergeet kan aan geheugenverlies lijden. Sterker nog, de meesten van ons lijden eraan: intergenerationeel geheugenverlies. Elke generatie groeit op met minder wildernis, minder vogels, zeegras, insecten, maar het verlies voltrekt zich voor de meesten ongemerkt. Hoewel de ernst van de klimaatcrisis is doorgedrongen, zijn er nog altijd geen liveblogs over het uitsterven van de zweefvlieg of eeltslak en is er weinig politieke wil om te beschermen wat verdwijnt. Uit stilte volgt vergetelheid en daaruit volgt een steeds verder verschralende wereld.

Niet alleen de wildernis verdwijnt, maar ook de herinnering eraan, en daarmee de kans het verlies terug te draaien. Als je niet weet wat je mist, zal je er niet voor vechten. En dat geldt ook voor de wildernis boven ons hoofd, de ongerepte sterrenhemel, die door toenemende lichtvervuiling steeds verder uit zicht raakt.

Over twintig jaar, kopte de Engelse krant The Observer onlangs, zouden de sterren voor de meeste aardbewoners zomaar onzichtbaar kunnen zijn. Nieuw onderzoek wijst uit dat onze planeet inmiddels elk jaar 10 procent lichter wordt. En Nederland ligt in het hart van een de meest lichtvervuilde gebieden ter wereld. Dat heeft verschillende redenen. De vlakheid van ons land maakt dat straling door niets wordt geblokkeerd, de glastuinbouw kleurt op veel plaatsen de hemel oranje en de dichtbevolktheid maakt dat het strooilicht van steden en industrie tot in bijna elke uithoek te zien is. Tel daar onwetendheid en gebrek aan beleid bij op en voilà: een land waar maar een handvol plekken echte duisternis kennen.

In de overvolle Randstad is de situatie logischerwijs het meest dramatisch. In vijftig jaar tijd verloor de stad waar ik woon zo ongeveer al het uitzicht op haar sterren. Daarmee werd in een halve eeuw het grootste uitzicht van de mensheid weggevaagd door steeds meer en steeds feller licht. Zo nu en dan stak iemand de afgelopen decennia een vinger op, vroeg zich hardop af of we al die sterren wel konden missen. Was de fonkelende kosmos boven ons hoofd niet al duizenden jaren een cruciaal aspect van de menselijke ervaring? Was het niet de bron van veel wetenschap, grote vragen, troost en zingeving? Maar nooit kwam het écht op de politieke agenda. Licht wordt geassocieerd met vooruitgang en groei en voor groei moet alles wijken.

Illustratie Kazuma Eekman

Inmiddels is de lichtvervuiling zo extreem dat ze vooral veel groei dwarsboomt. Van insecten die rond lantaarnpalen cirkelen tot ze doodvermoeid neerstorten. Van vogelsoorten die vroegtijdig broeden in de buurt van kunstlicht, waardoor hun jongen te vroeg uit het ei kruipen en onvoldoende voedsel vinden. Van de magische glimwormen en vuurvliegjes die razendsnel in aantal afnemen nu elke berm baadt in een oceaan van led.

En ook wij menselijke dieren lijden onder al die lampen. Onderzoek wijst op de negatieve effecten van kunstlicht op het immuunsysteem. Het onderdrukt de aanmaak van melatonine, verstoort ons bioritme en zou invloed hebben op de ontwikkeling van kanker, obesitas en diabetes. In het verontrustende artikel in The Observer stelt een onderzoeker dat onze onwetendheid over de schadelijke effecten van kunstlicht te vergelijken is met de onwetendheid over roken in de jaren tachtig.

Van een oplossing die gemak en veiligheid bracht is licht nu wereldwijd een prangend probleem geworden. Prettig aan dit probleem is dat het in principe makkelijk valt op te lossen. Je zet de overtollige lampen uit en laat, waar mogelijk, de nacht weer donker zijn. Maar de praktijk blijkt helaas weerbarstiger.

Onderzoek wijst op de negatieve effecten van kunstlicht op het immuunsysteem. Het onderdrukt de aanmaak van melatonine, verstoort ons bioritme en zou invloed hebben op de ontwikkeling van kanker, obesitas en diabetes

Het afgelopen jaar was ik betrokken bij een duisternispilot in het Amsterdamse Vliegenbos. Een simpel plan, slimme verlichting installeren waarbij lantaarnpalen om elf uur ’s avonds uit springen, bleek op allerlei manieren gecompliceerd. Om te beginnen omdat alle lantaarnpalen in Amsterdam zijn aangesloten op één combinet. Dat net werd aangelegd in de overtuiging dat mensen altijd alleen maar méér licht zouden willen en nooit minder, waardoor we nu in de vreemde situatie zijn beland waarin minder licht meer geld kost.

Een te installeren timer in het binnenwerk van de palen moest in het geval van het Vliegenbos uitkomst bieden. Alleen bleken net deze palen van het soort dat geen makkelijk te openen luikje heeft, waardoor het binnenwerk ontoegankelijk was. Ook hier was in het ontwerp de mogelijkheid dat iemand zo’n paal ooit zou willen uitschakelen niet in overweging genomen. De lange weg naar de uiteindelijke oplossing toonde vooral dat verduisteren op beleidsniveau nog lang niet de prioriteit heeft die het zou moeten hebben. En dat brengt me bij het grootste probleem rond lichtvervuiling: de culturele mythe waarin licht goed is en donker slecht, licht veilig en donker gevaarlijk.

Lichte paniek

De angst voor duisternis is makkelijk invoelbaar. De afgelopen drie jaar maakte ik met onze organisatie De Nacht-Wacht bijna tweehonderd nachtwandelingen en nog altijd kan ik in een donker bos worden overvallen door een lichte paniek. Maar er is een verschil tussen onveilig zijn en je onveilig voelen. In een donker bos gaat het meestal om dat laatste.

Er is veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen licht en veiligheid en keer op keer is de conclusie dat die twee lang niet altijd samengaan. Ga maar na: een verlicht fietspad door een donkere omgeving maakt je als fietser ook kwetsbaar, want goed zichtbaar. Bovendien is het moeilijk vanuit het licht het donker in te kijken, waardoor je onthand raakt. Te veel licht ontneemt je het zicht op de omgeving, waar het donker juist je blik verbreedt. Tijdens mijn nachtwandelingen ben ik altijd weer verbaasd over hoeveel je eigenlijk ziet zonder kunstlicht. Zelfs zonder maan is de nacht niet zwart, het is een schaduwlandschap waar je ogen, als ze eenmaal gewend zijn, van alles onderscheiden.

Illustratie Kazuma Eekman

Als vrouw krijg ik soms het verwijt dat mijn inzet voor de duisternis een stap terug is voor al die vrouwen die ’s avonds niet in het donker durven lopen. Het enige wat ik daarop kan antwoorden is dat het niet het donker is dat we vrezen, het is wie zich in dat donker verscholen houdt. Een plek verlichten doet dat gevaar niet verdwijnen. Een plek waar geen sociale controle is en wél verlichting wordt juist gevaarlijker, wijst onderzoek uit.

Voor de duidelijkheid, ik pleit niet voor totale verduistering. Soms zijn lampen nodig. Maar vaak, heel vaak, ook niet. Sinds de opkomst van het kunstlicht is er gesproken over de winst die het ons opleverde, nu is het tijd om het verlies in kaart te brengen. Het aangetaste ecosysteem, de aanslag op onze gezondheid, de prachtige wereld van schaduwen en schimmen die we nauwelijks nog kennen en natuurlijk, daar is hij weer: die sterrenhemel die we langzaam vergeten.

Terug in de tijd kijken

Je kunt nergens verder kijken dan in de duisternis, schreef de Noorse dichter Jon Fosse. Die dichtregel is op verschillende manieren waar. Naar de sterren kijken is terug de tijd in kijken. Is de verte toelaten in je gedachten. Ruimte maken voor mysterie, verwondering, de ongrijpbaarheid van alles. Voor het feit dat er nog iets is waar we als mensheid geen invloed op hebben, iets dat ons ooit vormde en voor de allergrootste vraag stelt: waar komen we vandaan? Waar is dit begonnen? Waar gaat het naartoe? Vragen die je niet stelt om een antwoord te vinden, maar ruimte in de gedachten te scheppen. Te blijven leven in de wetenschap dat niet alles valt uit te leggen en dat het uiteindelijk een krankzinnig gegeven is dat we op dit rotsachtige planeetje aan de rand van de Melkweg zweven zonder te weten of we in de kosmos alleen zijn of met velen.

De regel van Fosse is ook op een andere manier te interpreteren. De duisternis verruimt de zintuigen. Je gehoor scherpt zich, je pupillen verwijden, je hele systeem wordt alert in het donker. Het nachtgezicht van de wereld haalt alles op een vreemde manier nabij. De bomen met hun scherpe contouren lijken meer aanwezig dan overdag, planten dringen zich op in de geursporen waarmee ze nachtvlinders lokken, er is het gevoel voor even te kunnen oplossen in je omgeving, in plaats van je er steeds maar toe te moeten verhouden.

Je gehoor scherpt zich, je pupillen verwijden, je hele systeem wordt alert in het donker

In een recent verschenen publicatie stelden onderzoekers dat intensief contact met de natuurlijke leefomgeving dé manier is om intergenerationaal geheugenverlies te stoppen. Nieuwe generaties moeten de wereld in, weg van het ongezonde blauwe licht van een scherm.

Als de voorspellingen kloppen, zal er de komende tijd nog veel uitsterven. Behalve redden wat er te redden valt, zullen we nieuwe herinneringen moeten maken om toekomstige mensen te kunnen vertellen wat er was en een uitbundig levende wereld voor ogen te blijven houden.

Tijd dus om waar dat nog kan het donker op te zoeken en te voelen hoe dat al het vertrouwde vreemd maakt. In ons land is dat niet makkelijk. Nachtelijke natuurgebieden zijn begrijpelijkerwijs afgesloten om flora en fauna te beschermen. Maar ook buiten de natuurgebieden is er iets van duisternis te vinden, met de nodige voorzichtigheid. Wandel of schuifel vanaf een uur na zonsondergang eens door het dichtstbijzijnde park of veld. Ruik, zie, hoor, voel wat een beetje duisternis al kan doen.

Oudere mensen die meeliepen met onze nachtwandelingen herinnerden zich hoe ze ooit aan de rand van onze stad de Melkweg konden zien vanaf hun balkon. Hoe straten eruit zagen in wit maanlicht. Hoeveel nachtvlinders er in de parken vlogen. Wat ze zeggen over mensen geldt misschien ook voor sterren, motten en maanverlichte straten: het uitsterven is pas voltooid als ook de herinnering aan iets of iemand is uitgestorven.

Praat mee over dit onderwerp en stuur een brief!

Wilt u reageren op een artikel? Stuur via dit formulier een brief (maximaal 250 woorden) naar de opinieredactie van NRC.

Als uw brief gepubliceerd wordt, dan nemen we per e-mail contact met u op. Anonieme brieven en brieven die aan verschillende media zijn gestuurd, plaatsen wij niet. De opinieredactie kan uit uw brief citeren in de zaterdagrubriek ‘Inbox van de redactie’.