Er gloort weer hoop voor een beursgang nu ‘grote jongen’ CVC zijn debuut wil maken in Amsterdam

Naar de beurs Sinds 2009 waren er niet zo weinig beursnoteringen in Europa. Toch is Euronext voorzichtig optimistisch. Zeker nu CVC, Europa’s grootste private-equityfirma, een beursgang in Amsterdam overweegt.

De Amsterdamse beurs verwelkomde dit jaar tweeënhalve nieuwkomers: Ferrovial, Global InterConnection Group en DSM-Firmenich.
De Amsterdamse beurs verwelkomde dit jaar tweeënhalve nieuwkomers: Ferrovial, Global InterConnection Group en DSM-Firmenich. Foto Merlin Daleman

Bij een bedrijf dat naar de beurs wil, draait alles om timing. Je maakt een inschatting van je aantrekkingskracht, zet dat af tegen de animo onder beleggers – die op hun beurt weer rekening houden met macro-economische ontwikkelingen als inflatie, rente en conjunctuur. En heb je dat allemaal in kaart gebracht, dan is het zaak exact op het juiste moment die eerste pas te zetten.

Lees ook: De beurskoers is flink ingezakt. En dat voorspelt weinig goeds voor vastgoedfondsen

Maar duidelijk is dat er dit jaar maar weinig van die stappen worden gezet. Het schamele aantal van 34 bedrijven waagde het afgelopen halfjaar de gang naar een Europese beurs. Dat is het laagste cijfer voor een eerste halfjaar sinds 2009, toen de schok van de economische crisis nog wereldwijd voelbaar was. En veel geld is er dit jaar ook niet opgehaald bij beleggers. Die 34 waaghalzen ontvingen samen 2,36 miljard euro, 42 procent minder dan beursnieuwelingen een jaar eerder incasseerden, zo berekende AFME, de Europese brancheorganisatie van zakenbanken.

Die terughoudendheid voor zogenoemde IPO’s (initial public offering) is ook buiten Europa merkbaar, maar minder sterk. Wereldwijd stapten 615 bedrijven naar de beurs in de eerste zes maanden van dit jaar. Dat is 5 procent minder dan in de eerste helft van 2022, blijkt uit cijfers van accountant EY.

Om beter te kunnen concurreren met de Britse en vooral Amerikaanse beurzen werkt de Europese Unie inmiddels aan soepeler regels, de zogeheten EU Listing Act. Die moet de administratieve lasten van een beursgang verkleinen en daarmee goedkoper maken. Ook moet het mogelijk worden in de hele Unie ‘dual-class aandelen’ uit te geven. Die geven bepaalde aandeelhouders meer stemrecht op hun stukken. Zo houden eigenaren van met name kleinere bedrijven meer zeggenschap na een IPO – iets waar institutionele beleggers in de regel dan weer niet dol op zijn.

De EU werkt aan soepeler regels voor beursgangen om te concurreren met de VS en het VK

Europese beurzen zijn sinds eind 2021 minder in trek dan daarvoor. Dat komt door toegenomen onzekerheid, waarvoor drie oorzaken zijn aan te wijzen. In de eerste plaats is dat de hoge inflatie in de eurozone sinds de Russische inval in Oekraïne en de daaropvolgende energiecrisis. Die inflatie daalt weliswaar, maar ze ligt met gemiddeld 5,5 procent nog altijd ver boven de door de Europese Centrale Bank (ECB) gewenste 2 procent en blijkt bovendien hardnekkig. Daarnaast is er de gestegen rente. De ECB verhoogde de tarieven snel en fors om de inflatie te bestrijden, maar hogere rente doet tegelijk de aantrekkingskracht van een beursgang afnemen. En tot slot is er de vrees voor een diepere recessie.

Beursklimaat

„We komen uit een lastige periode”, zegt René van Vlerken, hoofd noteringen bij beursuitbater Euronext Amsterdam. Hij mocht op het Beursplein dit jaar tweeënhalve nieuwkomer verwelkomen: het Spaanse bouwbedrijf Ferrovial, het Britse infrabedrijf Global InterConnection Group (via een spac, een ‘lege beurshuls’) en het gefuseerde fijnchemiebedrijf DSM-Firmenich, waarvan het Nederlandse deel al langer genoteerd stond. Dat is niet veel. Van Vlerken: „Het klimaat is nog steeds weifelend. Als beleggers willen investeren, kijken ze heel kritisch naar het type bedrijf, de waardering en het groeiperspectief ervan. Toch denk ik dat we grosso modo niet te negatief moeten zijn voor de komende zes tot negen maanden.” Zo is de werkloosheid laag, en is de economische terugval mild gebleken.

Zes tot negen maanden – dat is ook zo’n beetje de periode die een bedrijf nodig heeft om een beursgang voor te bereiden. Vorige week berichtte de Britse zakenkrant Financial Times (FT) dat de grootste private-equityfirma van Europa, CVC Capital Partners, mikt op een beursgang ter waarde van „meerdere miljarden” in Amsterdam, mogelijk nog dit jaar. Het van oorsprong Britse CVC (140 miljard euro beheerd vermogen) heeft geld gestoken in ruim 120 bedrijven, waaronder cosmeticaketen Douglas, chemiebedrijf AnQore, trustkantoor TMF en de voormalige theedivisie van Unilever, Ekaterra.

Dit jaar verloopt bijzonder slecht voor beursgangen


De investeringsgroep denkt al langer aan een IPO, en zou die plannen volgens de FT nu willen uitvoeren omdat ze gunstige perspectieven op de beurs ziet. Het bedrijf staat er ook zelf gunstig voor. Afgelopen maand haalde het bij institutionele en andere beleggers het recordbedrag van 26 miljard euro op voor een nieuw buy-outfonds. Concurrenten als Blackstone, Apollo en Carlyle hebben juist moeite met hun fondsenwerving.

In Amsterdam worden de ontwikkelingen rond CVC met veel belangstelling gevolgd. Van Vlerken: „We hebben in het verleden ook wel een aantal investeringsmaatschappijen op ons koersenbord gehad, maar niet van deze omvang. Het versterkt de internationale positie van Euronext.” CVC wil geen toelichting geven op zijn eventuele beursplannen.

Overigens klinkt het tegenstrijdig: een private-equitypartij die met privévermogen van derden juist buiten de aandelenbeurs om bedrijven financiert, vaak om in beslotenheid aan hogere rendementen te werken, zou nu een beursnotering nastreven die verplicht tot veel grotere transparantie. Volgens Peter Roosenboom, hoogleraar private equity aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit, hoeft dat niet zo’n probleem te zijn. Vaak wordt hiervoor een structuur opgetuigd waarbij niet het fonds zelf, maar de beheermaatschappij ervan (deels) naar de beurs gaat. „Ze hoeven zo geen kijkje in de keuken te geven van elk niet-beursgenoteerd bedrijf waar ze in zitten. Beleggers delen mee in het geld dat wordt verdiend met het beheer van verschillende fondsen en andere financiële dienstverlening.”

‘Grote jongens’

Andere grote private-equitypartijen kozen al eerder voor een beursgang: Bridgepoint in juli 2021, Antin in september 2021 en TPG begin 2022. Allemaal „grote jongens die kapitaliseren op hun goede naam en reputatie”, volgens Rosenboom. En de beursgang heeft een goede reden, zegt hij. „Je biedt een liquide belegging tegen lage transactiekosten en haalt geld op bij een grote groep investeerders. Geld waarmee je activiteiten zelf verder kan uitbouwen.”

Lees ook: Is er sprake van ‘graaiflatie’ bij beursgenoteerde bedrijven? Dat lijkt mee te vallen

Het verschil met de mogelijke beursgang van CVC is dat de branchegenoten die voorgingen dat deden in de hoogtijdagen van private equity, toen lenen goedkoop was en de waarderingen van deze bedrijven hoog. Nu de rente is gestegen en de economische groei tegenvalt, hebben de drie het bijzonder lastig op de beurs. De koersen van Bridgepoint en Antin staan 65 respectievelijk 55 procent lager dan bij hun beursdebuut.

Intussen onderzoekt CVC naar verluidt de beursgang van twee Duitse bedrijven. DKV Mobility (tankkaarten, wagenparkbeheer) zou deze herfst zijn beursdebuut kunnen maken. Ook Douglas, waarvan een nieuwe beursnotering vaker is onderzocht, zou komend jaar naar de beurs kunnen gaan, meldde financieel persbureau Bloomberg deze maand. Daarbij wordt gedacht aan Frankfurt als noteringslocatie.