N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Toetreding Met Kroatië erbij telt de eurozone per 1 januari 2023 twintig landen. Andere Midden-Europese landen blijven huiverig en verzetten zich tegen toetreding. „Echt cruciaal wordt het pas in tijden van crisis.”
Kroatië, het jongste lid van de Europese Unie, blijkt de beste leerling van de inburgeringsklas. Eerder dan Roemenië en Bulgarije maakt het per 2023 deel uit van het opengrenzengebied Schengen. Bovendien vervangt de euro op 1 januari de kuna als officiële munteenheid, iets waar zelfs Polen en Tsjechië, die zes jaar eerder EU-lidstaat werden, niet aan toe zijn. „Voor ons is toetreden tot de eurozone een volkomen logische, natuurlijke stap”, zegt Ana Sabic vanuit Zagreb.
Sabic is binnen de Kroatische Centrale Bank verantwoordelijk voor Europese samenwerking, met als doel het invoeren van de euro. Dat is iets waar Kroatië zich sinds het in 2013 lid werd van de EU gestaag voor heeft ingezet: met beteugeling van de staatsschuld, matige inflatie en een stabiele wisselkoers van de kuna tegenover de euro.
„Kroatië is een kleine, open economie met veel handel en financiële integratie met de eurozone. Bovendien is het aannemen van de euro een verplichting voor lidstaten die na het Verdrag van Maastricht [1992] tot de EU zijn toegetreden”, legt Sabic uit. Al voegt ze onmiddellijk toe dat de vanzelfsprekendheid is verdwenen dat lidmaatschap van de EU ook zou leiden tot het invoeren van de euro. „Een land dat [de euro] niet wil, kan eindeloos vertragen. Daarnaast is het sinds de eurocrisis lastiger geworden om erbij te mogen.”
Dat Kroatië de euro invoert, zo’n tien jaar na de Europese staatsschuldencrisis waarin de muntunie bijna ten onder ging, bewijst dat de munt nog aantrekkelijk is. Christine Lagarde, voorzitter van de Europese Centrale Bank, noemde het toevoegen van het twintigste lid „een motie van vertrouwen voor de eurozone”.
Bulgarije in de wachtkamer
Tegelijkertijd zit er op dit moment maar één andere lidstaat, Bulgarije, in de wachtkamer voor de euro. Zes andere EU-leden met een eigen munt maken op dit moment geen aanstalten om die in te wisselen. Denemarken heeft als enige al vóór het ontstaan van de muntunie een uitzondering bedongen, en hoeft dus geen aansluiting te zoeken bij de eurozone. Zweden (sinds 1995 EU-lid), Polen (2004), Hongarije (2004), Tsjechië (2004) en Roemenië (2007) zetten simpelweg geen politieke stappen om dichter bij de euro te komen. Soms tegen de wens van hun eigen bevolking in. En dat ook in tijden van economische onzekerheid en dreigende crisis met de nodige risico’s.
Zsolt Darvas, een Hongaarse econoom verbonden aan de Brusselse denktank Bruegel, ziet hoe regeringen in die landen „politieke motieven laten prevaleren boven economische”. Onder „de slogan van soevereiniteit” bepalen politici en (politiek benoemde) bazen van centrale banken dat zij beter af zijn zonder de euro: omdat ze dan hun eigen monetaire beleid kunnen maken, zelf de rente kunnen bepalen en crisismaatregelen kunnen nemen. Darvas: „Dit zijn over het algemeen regeringen die verdere Europese integratie sowieso niet zien zitten.”
Volgens hem bestaan de vermeende voordelen van een eigen munt nauwelijks, aangezien de economieën van de betreffende landen toch al stevig verbonden zijn met West-Europa, waar hun voornaamste handelspartners zitten. „Ze kunnen amper onafhankelijk beleid maken dat ze positief onderscheidt.”
In veel landen waar de euro geïntroduceerd werd, bestaat de perceptie dat deze tot prijsverhoging leidt. Maar die bedraagt maar 0,2 procent, blijkt uit onderzoek
In tijden van economische voorspoed maakt het voor die landen niet veel uit of ze binnen of buiten de eurozone vallen. „Met de euro zijn er kleine baten, zoals prijstransparantie en lagere transactiekosten voor bedrijven, die de concurrentiepositie ten goede komen. Maar erg veel maakt het niet uit”, zegt Darvas.
Zo heeft Slowakije (5,4 miljoen inwoners) het de afgelopen jaren met de euro niet bijzonder veel beter gedaan dan vergelijkbare buurlanden als Tsjechië (10,7 miljoen inwoners) en Hongarije (9,7 miljoen inwoners) zonder.
Voor Duitse automakers blijkt het weinig uit te maken waar in Europa hun fabrieken staan. Darvas: „Echt cruciaal wordt het pas in tijden van crisis, zoals we nu zien. Dan brengt de euro stabiliteit.” Op dit moment krijgt Hongarije daarom schokken te verwerken die Slowakije bespaard blijven.
Betere kredietbeoordeling
Crisisbestendigheid tijdens „financiële turbulentie” is volgens Ana Sabic ook het belangrijkste voordeel voor Kroatië. Met vier miljoen inwoners, collectieve schulden (van overheid, bedrijven en huishoudens samen) in euro’s die 130 procent van het bruto binnenlands product bedragen en een sterke afhankelijkheid van toerisme, is het land kwetsbaar in geval van grote wisselkoersschommelingen en mogelijke speculatie tegen de kuna.
Door de toenadering tot de eurozone kreeg Kroatië al een betere kredietbeoordeling van internationale beoordelaars Fitch, Moody’s en Standard & Poor’s en werd lenen op de internationale kapitaalmarkt goedkoper. Sabic: „De euro zal significante en permanente baten met zich meebrengen en kleine en eenmalige kosten.”
Die kosten hebben te maken met de introductie van de munt en de verwachting van lichte prijsstijgingen. In de meeste landen waar de euro geïntroduceerd werd, bestaat de perceptie dat deze tot forse prijsverhoging heeft geleid – ook in Nederland.
Volgens onderzoek van de Europese Commissie bedroeg de toename specifiek door de euro slechts 0,2 procent. Maar met een inflatie in Kroatië van nu al bijna 14 procent, bestaat het risico dat burgers de euro daarvan de schuld zullen geven.
„Die angst is vrij prominent in het publieke debat”, zegt Sabic van de Kroatische Centrale Bank. „De bestaande inflatie maakt het bovendien lastig om te controleren of producenten en verkopers hun prijzen verhogen omdat het noodzakelijk is, of dat zij misbruik maken van de introductie van de euro.”
Electoraat wil euro wel
Ondanks de hoge inflatie verwacht Sabic dat Kroaten de euro snel zullen omarmen. Politiek gezien is de toetreding onbetwist. Zowel de rechtse regering als de linkse oppositie is voor. „Peilingen laten zien dat minstens 55 procent van de burgers vóór is. En we weten uit de Baltische Staten dat steun na het invoeren van de munt alleen maar is toegenomen.”
Opvallend genoeg is – volgens Eurobarometer, dat de publieke opinie in de EU peilt – ook in Roemenië, Hongarije en Polen een meerderheid van de bevolking voor het afschaffen van de eigen munt. En dat terwijl regeringen van die laatste twee landen zich er fel tegen verzetten.
„Deze Poolse regering zal waarschijnlijk altijd tegen blijven, hoeveel rationele argumenten er ook voor zijn”, zegt voormalig minister van Financiën Jan Rostowski. Zelf was hij als vertegenwoordiger van de huidige centrum-rechtse oppositiepartij Burgerplatform ook tegen toetreding tot de eurozone toen hij het van 2007 tot 2013 voor het zeggen had.
Maar in tegenstelling tot de huidige machthebbers van de conservatieve PiS-partij is hij van gedachten veranderd. „De eurocrisis en de tijd die het kostte om die onder controle te krijgen, schaadden het vertrouwen binnen én buiten de eurozone. Dat is nog steeds niet helemaal hersteld, maar er is grote vooruitgang geboekt.”
Deze Poolse regering blijft waarschijnlijk altijd tegen, hoeveel rationele argumenten er ook voor zijn
Jan Rostowski oud-minister Polen
Rostowski ziet nu net als Sabic en Darvas meer voordelen dan nadelen. Vooral als schild tegen speculanten en hoge rente op de internationale kapitaalmarkt. „Zeker sinds de eurozone tijdens de coronapandemie gezamenlijke schulden durfde aan te gaan, ben ik om.”
Ondanks bereidwilligheid van de oppositie is het onwaarschijnlijk dat de euro een belangrijk verkiezingsthema wordt tijdens de parlementsverkiezingen die komend najaar moeten plaatsvinden. Rostowski: „Polen kent een voornaam obstakel tegen toetreding dat andere landen niet hebben. In onze grondwet staat dat de zloty ons wettige betaalmiddel is. Om dat te veranderen is een – onhaalbare – tweederdemeerderheid nodig [van het parlement].”
Ook is de urgentie voor Polen, met een bevolking van 38 miljoen mensen en een grote binnenlandse afzetmarkt, minder groot dan voor kleinere landen. Dit maakt het land ook minder kwetsbaar. Tegelijkertijd heeft Polen wel een hoger dan gemiddelde inflatie (17,5 procent) en depositorente (6,25 procent).
Hongarije in de problemen
Intussen zit Hongarije, het thuisland van econoom Zsolt Darvas, „in enorme economisch problemen”, zegt hij. De inflatie is er met 22,5 procent de hoogste van de EU. De depositorente is opgelopen tot 18 procent (in de eurozone bedraagt die 2 procent). En voordat de centrale bank begin december met een renteverhoging ingreep – en ongekend kritisch was op de eigen regering – verloor de forint 11 procent van de waarde ten opzichte van de euro.
In zijn jaarlijkse persconferentie gaf de populistische Hongaarse premier Viktor Orbán toe dat er argumenten bestaan om toe te treden tot de eurozone, maar dat de argumenten om het niet te doen sterker zijn. Volgens hem „vertraagt toetreden tot de euro de economische groei”. Volgens Darvas is het tegenovergestelde waar, al zal het directe economische profijt van de euro bescheiden zijn.
Darvas en Rostowski maken zich zorgen over de aankomende recessie in Europa, maar geloven niet dat de Poolse en Hongaarse economie ‘gered’ zouden worden door snelle toetreding tot de euro – als die al mogelijk zou zijn.
„Landen als Polen, Hongarije en Tsjechië hebben tijdens de eurocrisis gezien welke problemen onder andere Griekenland en Spanje hadden, en hebben toen besloten dat ze erbuiten beter af zijn.
De politiek bepaalt
Voor iemand zonder economische achtergrond klinkt dat misschien logisch, maar uiteindelijk gaat het om behoorlijk monetair en fiscaal beleid”, zegt Darvas. „[Het ontbreken daarvan] was in Griekenland en Spanje toen het probleem en is het nu in Polen en vooral Hongarije. In Tsjechië voert de regering een beter beleid en daar is de crisis nu ook minder heftig.”
Uiteindelijk bepaalt de nationale politiek over de toetreding tot de euro. In Tsjechië zoekt zelfs de verder pro-Europese regering geen toenadering. Uit peilingen komt duidelijk naar voren dat de Tsjechen het meest eurosceptisch zijn van alle EU-burgers: 67 procent is tegen de invoering van de munt.
En dan is er nog de bereidwilligheid van de bestaande leden van de eurozone, die Kroatië wel en Bulgarije niet toelaten in hun midden. De schuldencrisis van met name Griekenland heeft de eurozone terughoudender gemaakt. „Ons proces om toe te treden, is veel ingewikkelder en veeleisender geweest dan in het verleden”, zegt Ana Sabic, met hoorbare opluchting in haar stem dat dat proces eindelijk is afgerond.