N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Rechtszaak Een proces tussen schuldeiser en sportschoolketen SportCity laat zien hoe ver bedrijven gingen om het vege lijf te redden tijdens de coronacrisis.
Tijdens de coronajaren leed SportCity een verlies van 25 miljoen euro (in 2021) en 41 miljoen euro (in 2022). Foto Robin Utrecht / ANP
Hoe creatief mag je boekhouden in tijden van nood? Die vraag stond centraal in een opvallende rechtszaak die onlangs bij de Ondernemingskamer in Amsterdam diende tussen de op een na grootste sportschoolketen van Nederland, SportCity, en een van zijn belangrijkste schuldeisers, het Amerikaanse investeringsfonds HPS Investment Partners.
Tijdens de coronacrisis belandde de onderneming, met 110 filialen verspreid door het land en waartoe ook de inmiddels omgedoopte sportscholen van Fit for Free behoren, in financieel zwaar weer. Net zoals vele andere bedrijven. Door de overheid opgelegde lockdowns dwongen het bedrijf om de deuren van zijn sportscholen in zowel 2020, 2021 als 2022 soms maandenlang gesloten te houden. En dat betekende (fors) inkomstenverlies. In 2021 leed de onderneming een verlies van 25 miljoen euro. In 2022 van 41 miljoen euro.
Controle
Het was het begin van een slepend conflict tussen SportCity en zijn voornaamste financier. Al meteen aan het begin van 2021 trok HPS Investment aan de bel bij de sportschoolketen omdat die niet meer aan de financieringsvoorwaarden zou voldoen. SportCity zocht vervolgens naar een mogelijkheid om een afgedwongen faillissement te voorkomen en stapte naar de rechter. Daar kreeg het, met een beroep op nieuwe faillissementswetgeving, de zogeheten WHOA, succesvol bescherming tegen zo’n ongewenst bankroet.
Het jaar erop deed SportCity echter nog iets dat volgens HPS zelfs regelrecht onwettig was. SportCity had in 2021 een post in zijn boeken opgenomen van circa 30 miljoen euro onder de noemer ‘Covid-schuld’. Dat was abonnementsgeld van leden die hadden doorbetaald tijdens de sluiting van de sportscholen, maar waarvan SportCity dacht dat het dat waarschijnlijk later terug zou moeten betalen, als klanten hun geld terug zouden vragen.
Maar in 2022 zette het een deel van die post om in een voorziening, waarvan SportCity vervolgens besloot dat een deel niet nodig was om klanten te compenseren. Dat deel kon worden toegevoegd aan de omzet. Omdat de pandemie inmiddels bijna voorbij was en het volgens SportCity steeds zekerder werd dat klanten hun geld toch niet terug hoefden. Die wijziging kwam ten gunste van het resultaat en andere financiële graadmeters, die zo iets minder slecht werden.
HPS betwist die lezing van SportCity en ziet het vooral als poging om de financiën kunstmatig te verbeteren. Zo zou de keten namelijk kunnen voorkomen dat HPS zekerheden mocht opeisen, die de belangen van HPS juist moeten beschermen maar waarbij SportCity zelf niet gebaat zou zijn. Bij het verstrekken van de lening had HPS harde financiële eisen gesteld, en werden die niet gehaald dan zou het Amerikaanse investeringsfonds de lening én het onderpand mogen opeisen. Het onderpand waren in dit geval aandelen in (het moederbedrijf van) SportCity, die nu in handen zijn van de Nederlandse investeerder Bencis. Met de aandelen zou HPS de facto controle verkrijgen over de sportschoolketen.
Boekhoudkundige ingrepen
De details van het conflict staan uitgebreid beschreven in de beschikking van de Ondernemingskamer, die al dateert van eind juli maar onopgemerkt bleef tot het Financieele Dagblad er dinsdag over berichtte. De beschikking laat goed zien hoe ver bedrijven die in nood kwamen tijdens de pandemie soms gingen om het vege lijf te redden.
Tal van bedrijven hebben vermoedelijk naarstig gezocht naar uitwegen uit de crisis, en mogelijk daarbij ook de grenzen opgezocht. De impact van de coronacrisis op het bedrijfsleven was groot, onderzocht het Centraal Planbureau in 2020 al. Maar heel zichtbaar wordt dat eigenlijk zelden, waardoor het moeilijk in te schatten valt in hoeverre die maatregelen betamelijk zijn of niet. De zaak tussen SportCity en HPS licht daar een tipje van de sluier van op, ook al vond de rechtszaak zelf verder achter gesloten deuren plaats.
De Ondernemingskamer ging uiteindelijk niet volledig mee in de eisen van HPS (vernietiging of op zijn minst aanpassing van de jaarrekening van 2021). SportCity mocht de boekhoudkundige ingrepen doen. Maar de rechter vindt wel dat SportCity de gewraakte Covidschuld-post, en de latere omzetting daarvan, niet had mogen opnemen zonder verdere toelichting. Ook oordeelt de Ondernemingskamer dat de jaarrekening van 2021 „ernstig tekortschiet” in het geven van inzicht in de vermogenspositie van de sportschoolketen.
Robert van Moorsel, advocaat bij het kantoor Corporate & Recovery.legal in Den Haag en gespecialiseerd in het ondernemings- en faillissementsrecht, concludeert: „Het is goed dat dit soort zaken naderhand in de openbaarheid komen. Corona was zowel een periode van pure angst, hoop op betere tijden als nieuwe tegenslagen. Dat leidde tot kunst-en-vlieg·werk bij ondernemingen en vaak ook bij investeerders. Vaak bleef dat verborgen voor het grote publiek. Nu er meer rust is, kan deze zaak echt goed worden bekeken en afgehandeld.”
„Een deal die de Italiaanse modesector voor altijd verandert”, kopte de Turijnse krant La Stampa donderdagmiddag, toen het nieuws over Prada’s aankoop van Versace wereldkundig werd gemaakt. Wekenlang werd al over de deal gespeculeerd. Eerst werd een bedrag van 1,5 miljard euro genoemd, maar uiteindelijk heeft Prada, het luxehuis uit Milaan, wegens de turbulentie op de financiële markt 1,25 miljard euro voor de kleinere rivaal Versace betaald.
De overname versterkt de Italiaanse positie in de luxemarkt, en betekent concurrentie voor de Franse holdings LVMH en Kering. De prijs die Prada voor Versace betaalt, is een stuk minder dan de ongeveer 2,15 miljard dollar (1,9 miljard euro), schuld inbegrepen, dat de Amerikaanse groep Capri Holdings (het vroegere Michael Kors) in 2018 voor Versace aan de familie Versace en de durfinvesteerder Blackstone had betaald.
De geruchten over een overname zwollen aan toen Donatella Versace midden maart een stap opzij zette als creatief directeur bij Versace en vervangen werd door Dario Vitale, voormalig designdirecteur van Miu Miu, dat tot de Prada-groep behoort. Donatella leidde Versace sinds de moord op haar oudere broer Gianni in 1997 in Miami. De modeontwerpster, die in mei 70 wordt, blijft wel nog ‘chief brand ambassador’ van het merk.
Een extra klap
In de Italiaanse modewereld werd al gedacht dat ze een andere rol bij Versace aanvaardde, precies om deze overname mogelijk te maken. Ook aan het hoofd van Prada staat immers een sterke vrouw, Miuccia Prada, die wat persoonlijkheid, stijl en modesmaak betreft niet méér van Donatella Versace kan verschillen. Waar mode bij Versace opzichtig is en mag knallen, en het merk smijt met kleuren en goud, glitter en glamour, staat Prada juist voor ingetogen en tijdloze elegantie en sobere, chique klasse.
Het archetype van Prada is de ‘ruler’, de leider, terwijl het archetype van Versace dat van de ‘lover’, de minnaar is
„Elk modemerk staat voor een eigen archetype”, zegt Gabriele Moschin, docent fashion design management en AI in de mode, aan modeopleidingen in Italië en Finland. „Het archetype van Prada is de ‘ruler’, de leider, terwijl het archetype van Versace dat van de ‘lover’, de minnaar is.” Er is ook een geografisch verschil. Prada belichaamt het noordelijke minimalisme uit het chique, internationale Milaan, terwijl Versace, dat voluit voor Zuid-Italiaans maximalisme gaat, voortvloeide uit het naaiatelier van de familie in het broeierige, veelkleurige Reggio Calabria. Gianni Versace gebruikte zijn jongere zusje Donatella als paspop om zijn creativiteit op te oefenen. „Hij kleedde mij aan en stuurde me dan de straat op in een gele minirok, met hoge leren laarzen en gebleekte haren. Ik was toen twaalf!”, vertelde Donatella Versace in de Italiaanse pers.
Hoe succesvol de overname wordt op financieel gebied, is nog koffiedik kijken. Europese luxemerken kampen onder meer met de onzekerheid van Donald Trumps importheffingen. Versace had het financieel al moeilijk, en de stap opzij van Donatella Versace was een extra klap. Prada, dat wil groeien, sloot 2024 juist af met een omzetgroei van 17 procent, vooral dankzij het succes van Miu Miu, een merk dat aanslaat bij (kapitaalkrachtige) jongeren wereldwijd.
Effect
Hoe zal Versace er onder de vleugels van Prada gaan uitzien? Een fusie van twee zeer uiteenlopende modestijlen sluit modekenner Gabriele Moschin uit. Als twee modemerken zo verschillend zijn, moeten ze die eigenheid vooral koesteren. „Gaan merken binnen één groep al te zeer op elkaar lijken, bestaat het risico dat ze elkaar kannibaliseren, ten koste van het succes van de hele groep.”
Moschin zou de nieuwe creatieve directeur bij Versace aanraden in het archief te duiken, en het tijdperk met Gianni aan het roer als inspiratiebron te gebruiken. „Een iconisch stuk als de ‘oroton-jurk’ (een gemetalliseerde look), die in de jaren negentig door topmodellen Naomi Campbell en Kate Moss werd gedragen, was enkele jaren geleden opnieuw populair”, “noemt hij als voorbeeld. De modedocent hoopt in ieder geval dat Versace weer zal verbazen. „Het symbool van het merk is de Medusa [een mythologische figuur met slangenhaar en met een verstenende blik]. Precies dat moet ook het effect zijn van een Versace-designerstuk: als mannen ernaar kijken, moet hun blik verstenen.”
Lees ook
Vertrek van Donatella Versace versterkt geruchten over een overname door Prada
Na dagen stoïcijns vasthouden aan zijn eigen importheffingen, maakte president Trump woensdag ineens toch de draai. De vorige week met veel tamtam aangekondigde heffingen werden alsnog negentig dagen aangehouden. Daarop keerde de rust op de financiële markten weer (heel even) terug.
In analyses wat er nou precies gebeurd is, wordt opvallend vaak verwezen naar de reactie die de markt van Amerikaanse staatsobligaties vanaf afgelopen maandag liet zien. Waar eind vorige week alleen de aandelenbeurzen omlaag gingen, begon deze week ook de waarde van obligaties te dalen, de rente liep als gevolg daarvan op. Een aandelenmarkt is voor een president nog wel te negeren, als het om economisch beleid gaat, maar voor de obligatiemarkt gelden andere wetten. Vier vragen over de macht van deze zogenoemde treasuries.
1. Wat is de obligatiemarkt?
De markt voor obligaties is een van de grootste financiële markten die er bestaat. Volgens de grootste obligatiebelegger ter wereld, het Amerikaanse Pimco, heeft de wereldwijde obligatiemarkt (zowel staats- als bedrijfsleningen) een omvang van meer dan 100.000 miljard dollar. Ter vergelijking: het totale mondiale bbp was vorig jaar 85.000 miljard.
Staatsobligaties zijn leningen die een land uitgeeft om uitgaven mee te financieren. De standaardeenheid voor een (staats)obligatie is 1.000 dollar. Een land dat geld wil lenen, zet een pakket aan staatsobligaties in de markt tegen een bepaalde rente. Dat is de coupon, of de jaarlijkse vergoeding die een afnemer van een obligatie krijgt in ruil voor de lening. Aan het eind van de looptijd van de lening (die kan verschillen van een paar maanden tot tientallen jaren), garandeert het land dat de obligatielening wordt afgelost. De obligatiehouder krijgt zijn geld dan terug. Een land met een gedegen financiële reputatie kan voor een lagere rente geld lenen op de markt dan een land met een slechtere reputatie. Het risico dat de houders van obligaties hun geld aan het eind van de looptijd niet terugkrijgen wordt zo verdisconteerd in de jaarlijkse coupon of rente. Opgeteld vormen alle obligaties de staatsschuld.
Op de markt voor Amerikaanse staatsobligaties wordt snel en veel gehandeld. Die markt is per definitie zo groot als de Amerikaanse staatsschuld. In het geval van de VS is er dus voor een kleine 37.000 miljard dollar aan zogenoemde treasuries in omloop. Een deel daarvan is in handen van Amerikaanse partijen (centrale en commerciële banken en beleggers), maar een substantieel deel (zo’n 8.500 miljard) is in handen van buitenlandse partijen (commercieel en publiek). Dat geldt overigens voor alle staatsobligaties van alle landen: ze zijn vrij verhandelbaar en vaak in buitenlandse handen.
De markt van Amerikaanse staatsobligaties is zo groot dat die ook wel de alfa en omega van de financiële markten wordt genoemd. De waarde van Amerikaanse staatsobligaties ligt aan de basis voor een veelvoud aan andere financiële producten. Waar de Federal Reserve, het stelsel van Amerikaanse centrale banken, de marktrente op korte termijn bepaalt, is de Amerikaanse staatslening de maat aller dingen voor de rentes op langere termijn (bedrijfslening, consumentenleningen, hypotheken). Omdat de obligatiemarkt zo belangrijk is, is er ook een veelheid aan afgeleide financiële producten omheen gebouwd. Denk aan verzekeringen, derivaten en andere exotische beleggingen gebaseerd op staatsobligaties.
Als een overheid een lening uitgeeft tegen 5 procent rente en de koers van die lening daalt van 1.000 naar 900 euro, dan ontvangt een koper van die gedaalde lening 50 euro rente op een hoofdsom van 900 euro. Feitelijk krijgt hij 5,55 procent rente (50 gedeeld door 900). De 10-jaars marktrente is afleesbaar als het effectieve rendement op staatsleningen met een looptijd van tien jaar. De rente is dus het spiegelbeeld van de koers van de obligatie.
2 Wat gebeurde er de afgelopen dagen op de obligatiemarkten?
Als gevolg van Trumps importheffingen zetten de aandelenbeurzen vorige week een diepe duik naar beneden in. Vrees voor hogere inflatie, lagere winsten en een sputterende economie tastten het vertrouwen van beleggers aan in de winstgevendheid van bedrijven. Normaal gesproken leidt een wegtrekken uit de aandelenmarkt tot een extra instroom op de obligatiemarkt. Beleggers willen weg van risicovolle aandelenbeleggingen en zoeken veiligheid in obligaties. De Amerikaanse staatsobligaties zijn dan vaak de veilige haven.
Maar vanaf maandag ging zowel de aandelenmarkt als de obligatiemarkt omlaag, en fors ook. Dat gebeurde dinsdag en woensdag zo snel en op zo’n grote schaal dat handelaren gedwongen verkopen vermoedden.
Grote vraag was wie de partijen waren die ineens besloten dat de Amerikaanse staatsobligaties geen veilige haven meer waren
Fundamenteler schatten beleggers de gevolgen van de importheffingen dusdanig desastreus in dat ze de hele Amerikaanse economie verzwakken. Het woord recessie was overal te horen. Het gevolg was dat beleggers hun staatsobligaties massaal van de hand deden, het aanbod nam toe, de vraag bleef achter en de prijs daalde. Met als direct gevolg dat de rentes op de Amerikaanse staatsobligaties juist stegen, met vele basispunten tegelijk. Dergelijke schommelingen op de obligatiemarkt zijn uiterst zeldzaam en daarmee in zichzelf al een reden voor grote zorgen.
De klimmende rentes op de uitstaande obligaties (als gevolg van het toegenomen aanbod) begonnen maandag een probleem in zichzelf te worden. Dat de markten onderling hogere effectieve rentes rekenen raakt de Amerikaanse staat niet direct, maar die hogere rentes zouden ook gaan gelden voor nieuwe staatsleningen die de VS uit willen geven. Ze zijn immers een weergave van het vertrouwen dat beleggers hebben in de terugbetaalcapaciteit van de Amerikaanse overheid. Nu al zijn de jaarlijkse rentebetalingen op de gigantische staatsschuld hoger dan de defensieuitgaven van de VS. Als nieuwe schulden nog duurder worden voor de VS, kan dat tot financiële problemen leiden.
Grote vraag was wie de partijen waren die ineens besloten dat de Amerikaanse staatsobligaties geen veilige haven meer waren. Waren het hedgefondsen, die als gevolg van de dalende aandelenkoersen geld nodig hadden als buffer en dus staatsobligaties gingen verkopen? Waren het buitenlandse partijen die het vertrouwen in de voormalige bondgenoot verloren waren? Waarschijnlijk een mix van veel factoren.
Beleggingsanalisten, vermogensbeheerders en beurshandelaren hebben altijd een verklaring voor een koersbeweging of marktreactie. Dat is onderdeel van hun vak. Maar dikwijls is het gissen wat er precies gaande is op de markten; wie er koopt, wie er verkoopt.
„The Arabs” was jarenlang het gevleugelde antwoord als obligatiehandelaren niet meer wisten waardoor iets op de markten gebeurde. Dat kwam omdat veel rijke Arabische oliestaten in obligaties zaten. De Amerikaanse auteur Michael Lewis beschreef het smakelijk in zijn semi-autobiografische boek Liar’s Poker over de mores op Wall Street eind jaren tachtig van de vorige eeuw.
3 Waarom is de obligatiemarkt machtiger dan de politiek?
Aandelenkoersen gaan van oudsher meer heen en weer dan de koersen van staatsleningen. Eigenlijk komen obligatiemarkten zelden in het nieuws. Maar als ze aandacht van de media krijgen, is het meestal ook direct ongemeen spannend. Dat heeft te maken met de zeggingskracht van de obligatiemarkt. Een dalende aandelenkoers treft vooral het bedrijf en zijn aandeelhouders. Een dalende koers van een staatslening betekent dat het voor een overheid per direct duurder wordt om geld te lenen.
Overheden lenen op de wereldwijde obligatiemarkt. Een tanend vertrouwen in de kredietwaardigheid van een natie vertaalt zich direct in staatsleningen die minder waard worden waardoor het rendement hierop – het spiegelbeeld van de koers – stijgt. Dat rendement is de rente die de schuldenaar betaalt.
Een ambitieus politicus kan zijn parlement er misschien van overtuigen meer schulden te maken om te investeren, maar als hij of zij de markt niet van die plannen weet te overtuigen, heeft de politicus een groter probleem. Een verlies van vertrouwen maakt zijn of haar plannen onbetaalbaar. De tienjaarsrente liep in de VS deze week razendsnel op van 3,9 naar 4,5 procent. Ofwel, lenen werd binnen een paar dagen 15 procent duurder voor de overheid. Het was een directe uiting van vertrouwensverlies.
4 Wat zijn eerdere voorbeelden van momenten dat de obligatiemarkt machtiger was dan de politiek?
Het is niet voor het eerst dat politieke ambities stuklopen op de disciplinerende werking van de obligatiemarkten. Vorig jaar ontstond op de financiële markten stress over de overheidsfinanciën van Frankrijk. Na jaren van te hoge begrotingstekorten en oplopende schulden onder president Macron dreigde de situatie verder te escaleren bij vervroegde verkiezingen. Oppositiepartijen dreigden de tekorten alleen maar verder te laten oplopen. De Franse regering werd door de markten en de oplopende rente gedwongen tot bezuinigingen en belastingverhogingen.
Toen werd, net als nu, veelvuldig gerefereerd aan de kortstondige, maar felle crisis in het Verenigd Koninkrijk in 2022. Premier Liz Truss wilde miljarden aan permanente belastingverlagingen doorvoeren, die niet waren gedekt op de begroting. Daardoor zou het begrotingstekort uit de hand lopen. De rentelasten voor de Britse staat dreigden onbetaalbaar te worden en het pond kelderde. Toen moest de regering de plannen schrappen, kort daarna trad Truss af. In het VK werd de crisis verergerd door de doorwerking van de plotse stijging van de obligatierentes in een normaliter obscuur hoekje van de Britse pensioensector. Pensioenfondsen zagen zich, als risicomanagement, gedwongen obligaties te verkopen, waardoor de rente erop alleen maar verder de hoogte in schoot.
Ook Nederland is niet onbekend met de ‘obligatie-ordetroepen’, zoals obligatiebeleggers soms worden genoemd (bond vigilantes). In april 2012, tijdens een crisis in het kabinet-Rutte I over bezuinigingen, liep het verschil in rente tussen Nederlandse en Duitse staatsleningen even flink op. Dat was een extra stimulans voor een bonte groep partijen (VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie) om in mei 2012 het ‘lente-akkoord’ te sluiten waarin bezuinigingen werden vastgelegd.
Ik wil terugkomen als de obligatiemarkt
Europese obligatiemarkten waren destijds extra vatbaar voor stress, omdat de Griekse staatsschuldencrisis, die eind 2009 was uitgebroken, was geëscaleerd. In 2011-2012 sloeg deze over naar andere Zuid-Europese landen en Ierland. Nog veel meer dan in het Nederlandse geval zagen deze landen het renteverschil met Duitsland (het stabiele anker van de eurozone) oplopen. Een combinatie van bezuinigingen, hervormingen en ingrijpen door de Europese Centrale Bank bracht deze eurocrisis tot een einde.
In de VS zelf wordt vaker aan andere, binnenlandse episode met obligatiestress in de jaren negentig herinnerd. Tussen eind 1993 en eind 1994 liep de rente op tienjarige Amerikaanse staatsleningen op van krap 6 naar krap 8 procent, waarbij meespeelde dat (Republikeinse) regeringen in de VS jarenlang het begrotingstekort hadden laten oplopen. De regering van de Democratische president Clinton werd gedwongen tot begrotingsdiscipline. Uit die tijd stammen de memorabele woorden van James Carville, adviseur van Clinton. „Vroeger dacht ik: als er reïncarnatie bestaat, wil ik terugkomen als de president of de paus, of als tophonkbalslagman”, zei Carville. „Maar nu denk ik: ik wil terugkomen als de obligatiemarkt. Je kunt iedereen intimideren.”
De Verenigde Staten verhogen de importheffingen op Chinese producten „per direct” van 104 naar 125 procent, maar zwakken de heffingen op import uit andere landen gedurende de komende negentig dagen af naar 10 procent.
Dat lijkt althans de boodschap te zijn vanuit het Witte Huis, want heel duidelijk was het bericht dat president Donald Trump woensdagavond (Nederlandse tijd) op zijn sociale mediaplatform Truth Social zette niet. De Amerikaanse president schrijft dat „meer dan 75 landen” contact hebben opgenomen om de heffingen, die in sommige gevallen opliepen tot zo’n 50 procent, van tafel te krijgen.
Omdat „deze landen op geen enkele wijze hebben geprobeerd wraak te nemen tegen de Verenigde Staten”, zou Trump naar eigen zeggen hebben besloten tot een „pauze van 90 dagen” en „een aanzienlijk verlaagd wederkerig tarief van 10 procent gedurende deze periode”. De maatregelen gaan allebei per direct in.
Over de vraag voor welke landen de „pauze” gaat gelden, bleef de Amerikaanse president vaag. Tijdens een persconferentie zei Witte Huis-woordvoerder Karoline Leavitt later dat de invoerbelasting zou worden „verlaagd naar een universeel niveau van 10 procent”. Meteen daarna merkte minister van Financiën Scott Bessent echter op dat landen die geen vergeldingsheffingen hadden ingesteld, zouden worden “beloond”.
Pakket tegenheffingen
Wat dat betekent voor bijvoorbeeld de EU was woensdagavond om 21.30 uur nog niet duidelijk.
Brussel was het woensdag net eens geworden over een eerste pakket aan tegenheffingen, gericht op onder meer Amerikaanse sojabonen en sigaretten. Verschillende EU-landen zinspeelden al op verdere acties.
Het was woensdagavond tot op het hoogste niveau in Brussel onduidelijk met welke importheffingen de EU nu te maken zou krijgen.
Beurskoersen in de VS reageerden direct op het nieuws. De S&P 500 schoot binnen een half uur met 7,5 procent omhoog; techbeurs Nasdaq steeg zelfs met ruim 10 procent, de snelste stijging sinds 2008. De aandelen van techbedrijven als Apple, Tesla en Nvidia, die voor hun productie sterk afhankelijk zijn van landen als China en Taiwan, schoten de lucht in, en ook de koersen van olie en bitcoin stegen sterk.
S&P 500 schoot omhoog na bekendmaking Trump
De opluchting op de markten was duidelijk merkbaar, na een week waarin de beurzen steeds verder in de min doken uit angst voor de importheffingen. Vóór Trumps aankondiging op woensdag was zelfs op de obligatiemarkten de stress zichtbaar. De rente op 10-jarige staatsleningen van de Verenigde Staten bedroeg woensdagmiddag (Nederlandse tijd) bijna 4,5 procent, flink meer dan de 3,9 procent rente aan het begin van de week.
Dat was een zorgwekkende ontwikkeling. Doorgaans leidt een dalende aandelenmarkt tot een lágere rente op Amerikaanse obligaties, omdat veel beleggers hun aandelen verkopen en in plaats daarvan veilig geachte staatsleningen aanschaffen. Die van de VS gelden zo ongeveer als de veiligste van allemaal. Nu dus niet: veel beleggers verkochten behalve aandelen óók hun Amerikaanse obligaties.
Het werd door sommige analisten gezien als teken van afnemend vertrouwen in de economische en financiële stabiliteit van de Verenigde Staten. Hoe minder vraag er is naar een type obligatie, hoe hoger daarop de rente. Bessent ontkende bij de persconferentie dat de opschorting van de heffingen een reactie was op de onrust op de financiële markten.