Chinees staatskapitalisme vertoont tekenen van instabiliteit

Chinese economie China probeert met een lagere rente de economische groei te stimuleren. Maar tegenvallende cijfers, grote schulden bij gemeentes en een geheimzinnige houding van de autoriteiten ondermijnen het vertrouwen.

Chinezen winkelen in de hoofdstad Beijing. De groei in winkelverkopen viel vorige maand terug.
Chinezen winkelen in de hoofdstad Beijing. De groei in winkelverkopen viel vorige maand terug. Foto Wang Zhao/AFP

De Chinese centrale bank heeft opnieuw een belangrijk rentetarief verlaagd in een poging de achterblijvende economische groei aan te jagen. De Volksbank van China schroefde maandag de zogeheten eenjarige loan prime rate terug met 10 basispunten naar 3,45 procent.

Deze rente wordt gebruikt als basis voor veel consumentenkredieten en de centrale bank hoopt dat met de verlaging ervan burgers meer geld gaan uitgeven. Dat acht de Chinese regering noodzakelijk omdat de economische groei al sinds begin dit jaar achterblijft bij de verwachtingen.

Tegelijkertijd was de verlaging minder groot dan veel Chinese en westerse economen hadden verwacht. De centrale bank zag daarnaast af van de verlaging van een ander belangrijk rentetarief, anders dan economen hadden verwacht. Een speciaal vijfjarig rentetarief, dat gebruikt wordt als basis voor hypotheekrentes, blijft voor nu staan op 4 procent. In reactie op de aankondigingen ontstond een mineurstemming op de Chinese beurzen.

De nieuwe rentemaatregelen tekenen de worsteling van de Chinese economische beleidsmakers, die aan de ene kant de economie weer op stoom proberen te krijgen, maar tegelijkertijd beducht zijn voor averechtse effecten van renteverlagingen. Die kunnen namelijk ook leiden tot een verzwakking van de Chinese munt, de renminbi, en instabiliteit van het financiële stelsel. ‘Gewone’ Chinese banken verdienen immers minder geld als de rente die zij kunnen rekenen aan klanten daalt.

Tekenen van instabiliteit

China worstelt al sinds begin dit jaar met de achterblijvende economische groei, en de zorgwekkende berichten over de economie nemen toe. In het tweede kwartaal kwam het Chinese bruto binnenlands product uit op ‘slechts’ 6,3 procent hoger dan een jaar eerder, zo bleek recentelijk. Die groei is voor westerse begrippen weliswaar zeer hoog, maar flink beneden wat de meeste economen hadden voorspeld: ruim 7 procent.

En dat terwijl het land juist een van de grote aanjagers had moeten worden van de wereldeconomie in 2023, volgens de verwachtingen van economen wereldwijd. Het Internationaal Monetair Fonds voorspelde in april nog dat China goed zou zijn voor bijna 35 procent van de mondiale economische groei dit jaar. De Chinese economie zat zelf volledig op slot vorig jaar door de coronacrisis, maar ging begin dit jaar weer open. Daar werd veel van verwacht door economen.

De tegenvallende economische groei gaat bovendien gepaard met een daling van het prijspeil. In juli daalde de Chinese inflatie met 0,3 procent ten opzichte van juni. Op zich is één maand van geringe deflatie niet zo zorgwekkend, maar tegen een achtergrond van voortdurend tegenvallende economische groeicijfers wordt dit doorgaans gezien als teken van economische zwakte.

Het Chinese staatskapitalisme vertoont meerdere tekenen van instabiliteit. Afgelopen zondag kondigde de centrale bank ook aan dat zij de financiële steun voor gemeenten met schuldproblemen gaat coördineren. Bij die gemeenten zijn de afgelopen jaren grote financiële risico’s ontstaan, omdat ze – op last van de regering in Beijing – enorme investeringen hebben gedaan in infrastructuur en daarnaast met geld hebben gesmeten om de pandemie te bestrijden. Tegelijkertijd verdienen ze de laatste tijd steeds minder geld aan de verkoop van grond.

Eerdere renteverlaging

Waar de Europese Centrale Bank en de Amerikaanse Federal Reserve juist te maken hebben met stijgende prijzen en in ijltempo de rente verhogen, doet de Volksbank in Beijing dus precies het tegenovergestelde. En niet voor het eerst. Vorige week dinsdag verlaagde de centrale bank ook al een andere middellange rente, toen met 0,15 procentpunt naar 2,5 procent. En dat was weer de tweede verlaging van dit tarief in drie maanden tijd. Deze verlaging was overigens groter dan alom verwacht.

Het was een begrijpelijke stap gelet op de reeks tegenvallende economische data over de maand juli die eveneens werden gepubliceerd die dag. De groei in winkelverkopen en in de industriële productie viel onder andere terug. Bij een lagere rente kunnen consumenten en bedrijven goedkoper lenen, wat de consumptie en de investeringen zou moeten bevorderen.

Maar renteverlagingen drukken ook de wisselkoers van de munt. De koers van de renminbi staat al maanden zwaar onder druk. De renminbi, ook wel yuan genoemd, is geen normale valuta. Hij wordt amper vrij verhandeld op de kapitaalmarkten. De Chinese centrale bank bepaalt de koers ten opzichte van andere valuta door een bovengrens en een ondergrens vast te stellen.

China probeert de renminbi een grotere rol te geven in het internationale betalingsverkeer. Daarvoor is het belangrijk dat de koers zoveel mogelijk vrij fluctueert. Aan de andere kant wordt een te grote daling van de renminbi niet getolereerd: dat ondergraaft de Chinese koopkracht.

Sinds begin dit jaar is de renminbi met meer dan 5 procent in waarde gedaald ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Naar de smaak van de Volksbank gaat het de laatste tijd te hard, en dus verhoogde ze afgelopen vrijdag de toegestane bandbreedte voor de wisselkoers, drastischer dan analisten hadden verwacht. Ook kregen commerciële banken die in staatshanden waren de opdracht om renminbi op te kopen en om Amerikaanse dollars te verkopen. Hierdoor werd de daling van de munt voorlopig gestuit.

De sterke Amerikaanse dollar is het spiegelbeeld van de zwakke renminbi. De Amerikaanse economie presteert sinds het einde van de pandemie juist boven verwachting en de Amerikaanse centrale bank verhoogt telkens de rente. Dit maakt de dollar meer waard ten opzichte van andere munten, waaronder ook de Chinese renminbi.

Jeugdwerkloosheid

Wat het vertrouwen in de Chinese economie geen goed doet, is de toenemende geheimzinnigheid over economische data. Vorige week kondigde de Chinese overheid aan voorlopig te stoppen met cijfers te publiceren over de jeugdwerkloosheid. Deze is de laatste tijd sterk opgelopen, van rond de 10 procent vlak voor de pandemie naar een record van 21,3 procent in juni.

Ander Chinees economisch nieuws vestigde vorige week nog eens de aandacht op een belangrijke oorzaak van de sputterende economie: de in zwaar weer verkerende, met schulden beladen vastgoedsector.

Het Chinese vastgoedbedrijf Evergrande, dat sinds 2021 in een crisis verkeert, heeft faillissementsbescherming in de Verenigde Staten aangevraagd, zo bleek uit rechtbankdocumenten die internationale persbureaus hebben ingezien. Het bedrijf leende veel geld van staatsbanken en speculeerde daarmee op grond van lokale overheden. Een ander vastgoedbedrijf, Country Garden, was niet in staat obligatiehouders rente te betalen en lijkt tegen een faillissement aan te zitten.

Lees ook: Komt China er economisch nog wel bovenop? Het wordt steeds twijfelachtiger