N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
‘Alle regeringen worden geconfronteerd met problemen die ze niet kunnen oplossen – daar zijn regeringen voor. De essentie van politieke problemen is dat ze niet ‘opgelost’ kunnen worden.”
Dit citaat kan slaan op de stikstofcrisis in Nederland, de Toeslagenaffaire of de ellende rondom de Groningse gaswinning. Het kan ook slaan op Europese problemen zoals klimaatverandering of de oorlog in Oekraïne. En toch komen deze paar regels uit een boek dat niet over het heden gaat maar over gebeurtenissen van bijna tweehonderd jaar geleden. Revolutionary Spring: Fighting for a New World 1848-1849 van de Australische historicus Christopher Clark, dat eerder dit jaar verscheen.
Clark, hoogleraar in Cambridge en auteur van het invloedrijke Slaapwandelaars, over het begin van de Eerste Wereldoorlog, onderzocht ditmaal de revoluties die in 1848-1849 grote delen van Europa op zijn kop zetten. Alles kwam toen samen: sociale malaise, misoogsten, hongersnoden, uitbuiting, enzovoort. Regeringen konden die problemen niet allemaal oplossen, ook doordat ze werden afgeleid door revolutionaire bewegingen die overal de kop opstaken.
Aanvankelijk rolden er koppen en kwamen her en der sociale hervormingen. Toch kreeg de gevestigde orde de boel onder controle – en draaide vaak de klok terug. Hoe kwamen besturende elites daarmee weg? Door te focussen op nieuwe horizonten, schrijft Clark. Door problemen te negeren, een nieuw verhaal te vertellen en aandacht te vestigen op ontwikkelingen en kansen. Dit was een politieke afleidingsmanoeuvre, om uit de doodlopende straat te komen.
Dat nieuwe verhaal was een nationalistisch verhaal. Het sloeg op allerlei plekken in Europa aan, een continent met evenveel echte als ingebeelde naties. Bij een nieuw perspectief hoorde ook een nieuw jargon dat mensen kon begeesteren. Zo, langzaamaan, werd het woord ‘natie’ een sleutelwoord van de post-revolutionaire tijd, het pad naar een nieuwe toekomst, „een woord waar de tijd doorheen stroomde”.
Nationalisten falen net zo goed zodra ze zelf in de regering komen
Wat wordt in het Europa van vandaag de nieuwe afleidingsmanoeuvre? Met welk nieuwe verhaal worden politiek en samenleving vlot getrokken? Lokaal, regionaal, nationaal en Europees hebben politieke bestuurders zich vastgereden in complexe problemen waar zij zelf amper verantwoordelijk voor zijn. Toch worden ze keihard afgerekend op het feit dat ze niet even snel oplossingen vinden.
Sommigen denken dat het pad naar de toekomst opnieuw in het nationalisme ligt. De wereld wordt onveilig en gevaarlijk. Mensen trekken zich terug in kleine gemeenschappen, hunkerend naar bescherming. Ze hebben genoeg van de globalisering en vallen terug op wat ze overzien en vertrouwen. Deuren dicht, ramen toe. Hedendaagse nationalisten zijn de eersten om dit verhaal te propageren. Nu meerdere crises opnieuw samenkomen – oorlog, inflatie, sociale ongelijkheid, recessie –, met economische en politieke stagnatie tot gevolg, profiteren zij. Natuurlijk: in veel landen staan ze aan de zijlijn en nagelen ze regeringen aan de paal omdat die problemen niet oplossen. Maar zodra zij zelf in de regering komen en verantwoordelijk zijn, falen ze evenzeer. Meloni, Morawiecki en Orbán hebben zélf afleidingsmanoeuvres nodig en poken conflicten op met ‘woke’, migranten, onafhankelijke instituties of Brussel.
Lees ook dit interview met Christopher Clark, uit 2014: ‘Elk land heeft een smoking gun in de hand’
Daarbij, en dit is een groot verschil met 1848-1849: dit is geen nieuw verhaal. Nationale leiders die een ‘Europa van de naties’ willen, weten dat ze dit allang hebben. Zij zijn het die in Brussel alle belangrijke besluiten nemen en alles vetoën wat hun niet zint. Daarom willen ze de EU niet uit, zeker nu Amerika, China en Rusland, elk op een andere manier, op het continent inbeuken. Dankzij de EU hebben Europese landen meer macht dan ze zonder EU zouden hebben – een punt dat Alan Milward al in 1992 maakte met zijn formidabele boek The European Rescue of the Nation-State.
Het échte nieuwe verhaal kan dus maar beter gaan over wat Europa én de lidstaten werkelijk hard nodig hebben: sterke Europese defensie, een schoner continent, sociale gelijkheid en economische voorspoed.