Dit is het winnende verhaal van de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd 2023, door Elise Kuit

Verhaal Elise Kuit won de tiende editie van de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd, waar NRC als partner aan verbonden is. Hieronder lees je haar winnende verhaal.

Sandra stak de vlijmscherpe appelboor in een goudreinet.
Sandra stak de vlijmscherpe appelboor in een goudreinet. Foto Getty Images/iStockphoto

De Moeder, De Zoon en de Verse Appeltaart

1.

Het spekvet op het hakblok had dezelfde kleur als Jeannes bovenarm. Sandra keek hoe haar bazin dunne reepjes afsneed, ze sisten in de koekenpan. De walm vermengde zich met de hitte in het keukentje.

‘Maar San, hoeveel jaar heeft Batu dan gezeten?’

Sandra trok aan haar sigaret, haar afgekloven nagels waren geel.

‘De helft. Goed gedrag, staat allemaal in die brief.’

Sandra staarde naar een schimmelplek op het plafond.

‘Als ik niet wil dat mijn zoon weer bij mij komt wonen, dan moet een advocaat bezwaar…’

‘Een ad-vo-caat?’

Jeanne gromde, haar armvlees lilde.

‘Als alleenstaande moeder heb je maar te slikken wat de hoge heren beslissen. Maak de appels voor de taart eens schoon. Heb je het menubord op het terras gezet?’

Sandra knikte en pakte de emmer met appels uit het steegje. Op de achtergrond klonk het geruis van de Route du Soleil.

‘Ik blijf zijn moeder.’ Ze klonk hees.

‘Dat je het uit je strot krijgt na wat hij met dat meisje…’ Jeannes onderkin rilde.

Het belletje boven de restaurantdeur rinkelde. Een Duits gezin wilde op het terras lunchen.

2.

De ergste hitte was geweken, Sandra had de parasols ingeklapt en nam de terrastafels af, druppels spatten op haar t-shirt. De vaste jongens zaten in een kring van plastic stoeltjes, halve liters rustten op hun buiken.

‘Hé schatje!’

Pépé was de automonteur van het dorp, een man met kolenschoppen als handen. Op dronken avonden zaten die handen vaak onder Sandra’s topje. Sandra liet hem begaan, ze vond eenzaamheid erger dan motorolie op haar tepels.

‘Ga je een wet t-shirt contest houden?’ Pépé stak zijn wijsvingers omhoog voor zijn borst.

‘Coucou: Sandra’s tietjes!’

De mannen grinnikten, Sandra voelde hun ogen op haar huid.

‘Of eigenlijk…’ Pépé liet zijn vingers tot zijn knieën zakken, ‘is dit meer in de buurt.’

De kerkmuur weerkaatste hun vette lach. Jeanne schommelde met een plateau het terras op.

‘P’tit Pépé, zo’n grote bek! Gelukkig vallen alle meisje nog steeds voor jou in katzwijm… van je lijfgeur.’

De mannen joelden, ook Sandra lachte.

Pépé plantte haar op zijn schoot.

‘Pas maar op, moedertje, want wie moet je straks anders beschermen tegen dat beest van een zoon van je?’

Sandra duwde haar billen tegen zijn kruis, vanavond was Pépé van haar.

3.

Sandra woonde een eindje buiten het dorp. Haar tuin was verwilderd, een roos woekerde over het dak. Sinds haar Dimi was overleden, liet ze de natuur haar gang gaan. Dimi had van strak gehouden. Een gazon was hem natuur genoeg. Dimi onderhield het gras militaristisch. Elke week maaide hij zich in het zweet, stak de randen af, zaaide hij de kale plekken bij. Hun gras was groener dan bij de buren. Het bloed van Batu’s vriendinnetje had er donker tegen afgestoken. De dag na het proces goot Sandra bleek over het gazon. De dorpelingen spraken er schande van. Jeanne had haar schouders opgehaald toen Sandra daarover klaagde.

Sandra wist dat Jeanne andere zorgen had. Haar restaurant draaide steeds slechter. Tijdens de rechtszaak zat het elke dag vol. Verslaggevers en cameraploegen uit het hele land streken neer in het dorp en lieten de kassa rinkelen. Ongelofelijk wat dat journaille kon zuipen.

Na het vonnis werd het stiller dan ooit. Alleen toeristen, mensen die het niet konden weten, stopten nog. Pas na een jaar verschenen de vaste jongens weer. Schoorvoetend weliswaar, maar waar konden ze anders heen? Sandra was blij ze terug te zien.

4.

Het seizoen liep op zijn einde, het geruis van de Route du Soleil was bijna niet meer hoorbaar. Overdag was er alleen Loïc, op zijn vaste plek op het terras.

‘Gepensioneerd gendarme, zo heb ik ze het liefst. Niemand meer om te commanderen, maar met een dik staatspensioen en een droge keel.’

Sandra had het Jeanne zo vaak tegen de vaste jongens horen zeggen. Dan wees Jeanne met haar duim naar Loïc, die elke dag om tien uur bij de bar verscheen. Loïc was betrouwbaarder dan de kerkklok.

‘Sandra, nog één.’

Loïcs stem was zacht maar autoritair. Ze zette het glas op zijn tafeltje en begon appels voor de tarte tatin schoon te maken.

‘Batu komt deze week vrij, non?’

Sandra stak de vlijmscherpe appelboor in een goudreinet.

‘Sandra?’

Sandra krabde aan de korsten op haar armen, psoriasis, de dokter noemde haar een typische stresspatiënt.

‘Ja, Loïc. Deze vrijdag.’

‘Ik zal blij zijn de jongen eindelijk weer te zien.’

Sandra stak zwijgend de appelboor in een nieuwe reinet, sap druppelde op haar schoen.

5.

Dimi was wat de dorpelingen menselijk wrakhout noemden. Hij spoelde aan voor werk in de fabriek en bleef haken aan een vrouw. Dimi was elke dag te vinden in Jeannes bar. Als innemer met een gouden vingertje werd hij al snel op handen gedragen door de vaste jongens. Ze zagen met plezier hoe de toen nog ranke Jeanne verliefde blikken wisselde met de gulle nieuwkomer. De schok was dan ook groot toen Sandra haar verloving met Dimi aankondigde. Wat moest hun vriend met dat scharminkel? Alle jongens wisten Sandra te vinden als de nood hoog was, wie had er niet op een eenzame zaterdagnacht in het steegje gestaan? Maar als je Jeanne kon krijgen? De jongens haalden hun schouders op en dronken op het prille geluk. Ze hieven opnieuw het glas toen krap negen maanden later Sandra hun zoontje Batu kwam laten zien. Als kersverse vader gaf Dimi nog meer rondjes, en daarom knepen alle jongens een oogje toe als Jeanne met hun vriend in het steegje verdween.

Loïc stond in die jaren vaak op Sandra’s stoep, gebeld door ongeruste buren. Sandra die krijsend Dimi’s kleren uit het raam gooide, Batu hongerig in zijn wiegje, Dimi bij Jeanne aan de toog. Loïc liep uren met Batu op zijn arm door het huis, zorgde dat het kind wat at. Toen de jongen groter werd nam Loïc hem soms mee op zijn rondes.

Batu vertelde Loïc alles. Dat hij bij de gendarmes wilde later, met een vlindermes onder zijn kussen sliep, smoorverliefd was op zijn buurmeisje.

6.

Het was Loïc geweest die Batu had gearresteerd. Dimi had gebeld en gesmeekt of de gendarme alleen wilde komen. Nooit zou Loïc vergeten wat hij die dag gezien had. Het bloed zat door de hele keuken, een grote plas lag voor de oven. Het buurmeisje vond Loïc in de tuin, op het gazon. Haar keel was doorgesneden, haar ogen uitgestoken. Batu wiegde haar in zijn armen, zijn jongenslijf rood van het bloed.

Zonder handboeien zette Loïc Batu in het politiebusje. Binnen pakte hij wat kleren, de geur in het huis verwarde Loïc. Een mix van gestold bloed en vers gebakken appeltaart, hij proefde het op zijn tong.

7.

De media maakten van Batu een beest. Hoe meer zij tierden, hoe stiller Batu werd. De dorpelingen zagen zijn zwijgen als schuldbekentenis, lang voor de rechter hadden zij hun oordeel al geveld. Loïc had als gendarme altijd vertrouwd op zijn onderbuikgevoel, en dat pleitte Batu vrij. Maar na zijn eerste blauwe oog zweeg ook Loïc. Het jaar erop ging hij met vervroegd pensioen.

Het moordwapen werd nooit gevonden. Men vermoedde dat Batu haar keel had doorgesneden met het vlindermes dat in zijn kamer was gevonden. De patholoog getuigde op het proces dat het meisje was bezweken aan verwondingen aan haar hersenen, toegediend via haar oogkassen met een buitengewoon scherp voorwerp. Cilindervormig, aldus de patholoog.

Batu kreeg tien jaar. Na de rechtszaak liep het dorp leeg en zoop Dimi zich dood. Sandra bleef werken bij Jeanne, voornamelijk achter in het keukentje, afwassen en appels schoonmaken. Veel meer was er niet te doen.

De uren dat Loïc niet in de bar was, ploos hij het moorddossier uit. De politieverhoren van Sandra en Dimi waren haastwerk geweest, ze hadden immers hun dader al. Slechts één zinnetje in Dimi’s dossier liet Loïc niet los: ‘Onze Batu wilde mee naar Parijs met dat meisje, dat kon Sandra gewoon niet verkroppen.’

Het hield Loïc ’s nachts uit zijn slaap.

8.

Het was Pépé die Batu als eerste herkende, maar alleen Loïc liep op de jongeman af en omarmde hem stevig. Batu was magerder geworden, Loïc zag diepe groeven rond zijn mond.

‘He gore flikkers!’ Pépé’s stem vulde het café.

‘Ga lekker neuken, Batu zal wel weten hoe, na al die jaren op de Anale Academie!’

De mannen brulden, bierglazen sneuvelden, Jeanne suste de boel met een rondje van het huis. Loïc zag hoe Sandra stilletjes uit het keukentje tevoorschijn kwam en op haar zoon afliep. Voorzichtig omhelsde ze Batu, haar appelboor nog in haar hand. Batu keek over zijn moeders schouder naar zijn oude vriend.

‘Het bloed rook naar appeltaart.’

Loïc knikte. Hij wist precies wat Batu bedoelde.