Waarom blijft Hannah Arendt zo fascineren?

Recensie Boeken

Filosofie Hoeveel klein kwaad mogen we toestaan om het grote te weerstaan? Die vraag stelde Ian Buruma zich aan de hand van het werk van Hannah Arendt. Hij toont vooral waarom ze aldoor relevant blijft.

Adolf Eichmann luistert naar zijn vonnis.
Adolf Eichmann luistert naar zijn vonnis. Foto Bettmann

Wat is het toch met Hannah Arendt? Bijna een halve eeuw na haar overlijden in 1975 lijkt de Duits-Amerikaanse filosofe populairder dan ooit. Haar boeken worden opnieuw uitgegeven, zoals onlangs haar essaybundel Tussen verleden en toekomst uit 1968. Eerder dit jaar verscheen een aflevering over haar werk in de serie ‘Elementaire deeltjes’ van uitgeverij Atheneum. In Zomergasten koos kosmoloog Thomas Hertog vorige maand een fragment waarin Arendt spreekt over het vertrouwen in mensen. En nu is er In de schaduw van het Kwaad, een essay van Ian Buruma over haar klassieker Eichmann in Jeruzalem.

Buruma’s boekje is een uitgave in de serie Nieuw Licht, waarin filosofen Frank Meester en Coen Simon een hedendaagse denker een vraag voorleggen ‘die in een klassiek geworden tekst al eerder aan de orde werd gesteld’. Die tekst is het boek dat Hannah Arendt schreef over het proces tegen de SS’er Adolf Eichmann in Jeruzalem in 1961-62. De vraag die Buruma moet beantwoorden met behulp van Arendts tekst is: ‘hoeveel klein kwaad mogen we toestaan om het grote kwaad te weerstaan?’

Deportaties

Twaalf of dertien was Ian Buruma toen hij voor het eerst over de zaak Eichmann las. SS-Obersturmbannführer Adolf Eichmann gaf tijdens de Tweede Wereldoorlog leiding aan de afdeling die de praktische kant van de Holocaust regelde: de deportaties en de dienstregelingen van de treinen. Voor zover bekend bracht hij nooit eigenhandig iemand om het leven. Eichmann was het prototype van de Schreibtischtäter. Na de oorlog vluchtte hij naar Argentinië, waar hij verder leefde onder de naam Ricardo Klement. In 1960 werd hij ontvoerd door leden van de Mossad, de Israëlische geheime dienst, waarna hij in Jeruzalem voor de rechter werd gebracht. Nadat hij schuldig was bevonden aan onder meer misdaden tegen de menselijkheid werd hij 1962 opgehangen.

De Joodse Hannah Arendt was zelf maar ternauwernood ontsnapt aan de vernietigingsmachine van de nazi’s. Ze groeide op in Duitsland, vluchtte eerst naar Frankrijk en later naar de Verenigde Staten, waar ze jarenlang stateloos was voordat ze een Amerikaans paspoort kreeg. De ondertitel van haar verslag van het Eichmann-proces luidt De banaliteit van het kwaad. Eichmann was in haar ogen, hoewel medeverantwoordelijk voor de massamoord op zes miljoen Joden, geen monster. Hij was volgens haar, schrijft Buruma, ‘een banale pennenlikker, een hansworst zoals zij hem noemde, die moorddadige bevelen uitvoerde, zonder een moment na te denken over de morele consequenties. Er was niets crimineels aan de persoonlijkheid van Eichmann, aldus Arendt.’ Hij was verontrustend gewoon.

In zijn essay geeft Buruma niet echt antwoord op de vraag die hem is gesteld, hoeveel klein kwaad we mogen toestaan om groter kwaad te weerstaan. Het is in de eerste plaats een heldere samenvatting van het werk van Hannah Arendt. Daarbij beperkt hij zich niet alleen tot Eichmann in Jeruzalem. Buruma verwijst ook naar haar werk over totalitarisme, waarover zij al schreef voor het Eichmann-proces. ‘Totalitaire bewegingen’, schrijft Arendt, ‘scheppen voordat zij aan de macht komen “een leugenachtige wereld, die consistent is, en daardoor de behoefte van de menselijke geest meer tegemoet komt dan de werkelijkheid”.’ Autoritaire leiders creëren hun eigen realiteit: dat is een gedachte die natuurlijk net zozeer geldt voor het Duitsland van Adolf Hitler in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw, als voor het Rusland van Vladimir Poetin of het China van Xi Jinping nu. Daarmee geeft Buruma impliciet wel antwoord op de vraag waarom Hannah Arendt nog altijd in de belangstelling staat: haar werk is onverminderd relevant.

Over de vervolging van de Joden in de vorige eeuw schreef Arendt: ‘Wat nooit eerder was voorgekomen was niet het verlies van een thuis, maar de onmogelijkheid om een nieuw thuis te vinden. Er was plotseling geen plek om naar te vluchten zonder de ernstigste beperkingen, geen land waar ze konden worden opgenomen, geen plek waar ze een eigen nieuwe gemeenschap konden oprichten.’ Buruma merkt daarover op: ‘Dit was de situatie voor Duitse Joden zoals Arendt na 1933. Maar het is nu ook de situatie voor talloze mensen uit Afrika en het Midden-Oosten die hun thuis hebben verloren en eindeloos vastzitten in vluchtelingenkampen zonder uitzicht op een nieuw thuis.’

Buruma’s In de schaduw van het kwaad is een prettige introductie in het werk van Hannah Arendt, die vooral de lust opwekt om het origineel te gaan lezen.

Lees ook: Hoe Hannah Arendt het verleden verkende, juist om iets nieuws te beginnen