‘Het slachtofferrolletje, dat is er wel uit bij mij’, zegt hockeykeeper Josine Koning

Hockeykeeper Josine Koning vecht bij Oranje voor een basisplek.

Foto Roger Cremers

Interview

Josine Koning | keeper hockeyvrouwen Oranje Ze is verwikkeld in een keepersstrijd bij Oranje, dat zaterdag begint aan het EK hockey. Tegelijkertijd vecht ze voor gelijke betaling van vrouwen. „Daar zijn mensen erg bang voor.”

Laatst kreeg Josine Koning (27), keeper van Oranje en Hockeyclub Den Bosch, drie doelpunten tegen. Voor zover ze zich kon herinneren, was dat nooit eerder gebeurd, zowel in de Hoofdklasse als bij Oranje. Het was in juni tegen Australië in de Pro League, de competitie voor de sterkste hockeylanden wereldwijd. Het werd 3-3.

Even wennen voor iemand die gewend is geregeld haar doel schoon te houden. „Het is ook wel eens voorgekomen dat we een toernooi hebben gewonnen en dat ik maar één keer balcontact heb gehad.”

Dat zegt veel over de almacht van de Nederlandse hockeyvrouwen – heersend olympisch- en wereldkampioen. Maar óók over de klasse van Koning zelf, die tot de besten in de wereld behoort.

En toch is het niet zeker of Koning de eerste keuze is tijdens het EK hockey in Mönchengladbach, dat deze vrijdag begint. Want de hockeyvrouwen hebben nóg een keeper van wereldformaat, Anne Veenendaal (ook 27). De twee zijn al jaren verwikkeld in wat wel een ‘keepersstrijd’ wordt genoemd. Zelf zijn ze het inmiddels „ontzettend gewend”, zegt Koning voor het EK in het Wagenerstadion in Amstelveen, waar ze trainen.

Alles weer open

Koning won twee jaar terug een belangrijke slag. Ze werd door toenmalig bondscoach Alyson Annan gekozen als eerste keeper tijdens de Spelen van Tokio, waar Oranje goud won. Achteraf was de aanloop niet makkelijk, zegt Koning nu. „Zelfs mensen die ik nauwelijks sprak vroegen: ‘wat denk je, ga je het halen?’ En dan zei ik altijd: ‘ja, ík denk dat ik beter ben, maar ik weet het niet.’”

Lees ook: over de prijzenregen van de hockeysters hing een schaduw – een onderzoeksartikel van NRC naar de cultuur in de vrouwenhockeyploeg

Interim bondscoach Jamilon Mülders – die Annan opvolgde – stelde beide keepers om en om op tijdens het eveneens gouden WK van 2022. Nu is het aan Paul van Ass. Tijdens de Pro League speelden Veenendaal en Koning steeds twee kwarten. Maar misschien wijst Van Ass na de poulefase wel een vaste keeper aan, of laat hij ze het hele EK om en om spelen.

Het EK wordt een interessant meetmoment voor het team, dat onder Van Ass een stuk aanvallender is gaan spelen. Daardoor vallen er in de counter ook meer tegengoals, vandaar de 3-3 laatst.

De nieuwe speelstijl was „heel erg wennen”, zegt Koning. „Mijn eerste reactie als keeper was: ja maar hallo, wat sta ik hier dan te doen?” Maar inmiddels vindt ze het „eigenlijk wel heel leuk”. Ze heeft meer te doen, en het haalt de druk ook wat van de ketel. „Als keeper ben je van nature heel perfectionistisch. Maar de denkwijze dat het niet erg is als we iets tegenkrijgen, is ook wel bevrijdend.”

Koning, opgegroeid in Amersfoort, hockeyt van jongs af aan. Als ze een jaar of tien is, kiest ze voor het keepen. „Ik was er goed in en ik vond het heel leuk.” Eén van haar twee zussen deed het ook al. Ze staat bekend als een koele kikker in het veld. Rustig, stabiel. „Ik ben tactisch ook sterk. En ik ben goed in shoot-outs.”

Dat laatste bewees ze tijdens de halve finale van het WK in 2018 tegen Australië. Haar eerste shoot-outserie voor Oranje. Koning noemde het later tegen hockey.nl het „belangrijkste moment” uit haar carrière. Ze stopte drie ballen, en hielp de hockeyvrouwen naar de finale.

Bij shoot-outs komt ze „in een tunnel”, zegt ze. „Ik ben alleen maar bezig met de bal. Ik kan dan ook heel slecht juichen als ik er een gestopt heb. Het ziet er niet uit. Maar ik vóél dat ook niet intern.”

Als puntje bij paaltje komt is het wel de dood of de gladiolen

Er wordt gezegd dat je beter bent in shoot-outs dan Anne. Vind je dat ook?

„Ja, ik denk dat ik in potentie beter ben.”

En wat bewonder je aan haar stijl?

„Ze is wat extraverter dan ik, als persoon maar ook als keeper. Waar ik meer focus leg op techniek en misschien zelfs wel wat stoïcijns en sober ben, kan zij iets doen waarvan je denkt: wat doe je? Dan rolt ze door, dan is het een show. Dat kan voordeel geven als keeper.”

Jullie zitten allebei al een hele tijd in deze positie. Dat lijkt me best lastig.

„Dat is het ook wel. Het grappige is: als je erover praat lijkt het heel makkelijk. Je zegt: ‘we zijn het gewend, we vinden elkaar aardig’. En we vínden elkaar ook aardig. Maar als puntje bij paaltje komt is het wel de dood of de gladiolen.”

Je speelt nu zes jaar in Oranje. Is het veranderd hoe je hiermee omgaat?

„Het volwassen worden heeft geholpen. Ik de beginjaren kon ik mezelf heel zielig vinden.”

Hoe ging dat dan?

„Nou, het was gewoon heel oneerlijk, vond ik. Ik kreeg geen echte kans, ik was toch beter? Toen zat ik in de miemelmodus, het slachtofferrolletje. Dat is er wel uit. Ik weet wat ik moet doen om me niet gek te laten maken.”

Hoe verdwijnt zoiets?

„Het piepen moest eruit. Ik moest gewoon harder gaan werken. Ik heb best lang op talent kunnen teren. Alyson zei tegen me: ‘Ik geloof je niet als je zegt dat je hard wil werken.’ Dat is heftig om te horen, maar het was wel waar.”

Wat heb je toen gedaan?

„Ik stond nog met een half been in het studentenleven. Ik heb de knop omgezet: nu ga ik echt hóckeyer worden. Ik ben beter op mijn voeding gaan letten, serieus mijn krachttraining gaan doen en ook op de dagen dat ik niet hockeyde was ik me ervan bewust dat ik morgen moest trainen.”

„Het piepen moest eruit. Ik moest gewoon harder gaan werken.”
Foto Roger Cremers

Inkomensverschillen

Op 8 maart van dit jaar, internationale vrouwendag, zet Koning een lang bericht op Instagram, waar ze veel reacties op krijgt. Het gaat over de inkomensverschillen tussen mannelijke en vrouwelijke hockeyers in Nederland. Je zou dat onderwerp nu de andere strijd van haar carrière kunnen noemen.

In het Nederlandse hockey is het „algemeen bekend” dat mannen meer verdienen dan vrouwen, schreef ze. „Meer dan eens hoorde ik het salarisverschil tussen topspeelsters uit mijn team en een bankzitter bij een mannenteam. Dit terwijl wij als vrouwenteam al decennia lang op (inter)nationaal niveau medailles hebben gehaald.” Ze eindigt met een oproep aan clubs, sponsoren en hockeybond KNHB: „Maak hier nu eens echt werk van!”

Koning was „vanuit emotie aan het typen”, zegt ze nu. „Ik heb het alleen nog even door een vriendin laten checken: kan ik dit sturen? Zij is een ontzettende feminist, dus die zei: let’s go!”

Als je vrouwen meer wil betalen, dan moet je bij de mannen geld wegsnoepen

Het is nu een paar maanden later. Wat heeft je club gedaan?

„We hebben een goed gesprek gevoerd. Ik heb wel het idee dat ons standpunt begrepen wordt. Maar het is niet dat een gesprek veel verandert natuurlijk.

„Als je dit op korte termijn wil oplossen, als je vrouwen meer wil betalen, dan moet je bij de mannen geld wegsnoepen. Daar zijn mensen erg bang voor, dan heb je concurrentieverlies. Maar bij Den Bosch hebben we een sterke case. Wij presteren al jaren beter.”

De vrouwen van Den Bosch wonnen sinds 2000 negentien keer de titel, de mannen één keer. Het verschil in budget is 60-40 in het voordeel van de mannen.

Zelf kan Koning prima leven van hockey. „Ik doe dit niet voor mezelf.” Ze heeft een zogeheten A-status, omdat ze international is, en krijgt maandelijks een kleine 3.000 euro bruto van NOC-NSF. Daarvoor geldt wel dat je jaarlijks niet meer dan 10.000 euro extra mag verdienen.

Er wordt ook gezegd: misschien verdienen de mannen wel te veel.

„Ja, dat denk ik wel.”

Het inkomensverschil is deels te verklaren doordat de mannen veel vaker van club wisselen, denkt ze. Daarbij is het hockey voor een groot deel afhankelijk van sponsoren, die soms willen dat hun geld alleen aan de mannen besteed wordt.

Klopt het dat jij erachter kwam dat een nieuwe mannelijke collega-keeper, minder ervaren, evenveel verdiende als jij?

„Ik weet niet zeker of dat echt waar is. Maar vaak kloppen de bedragen die rondgaan wel. Het was volgens mij zijn tweede hoofdklassejaar. En ik was toen al vijf keer landskampioen, olympisch kampioen en twee, drie keer Europees kampioen. Het lastige is: ik gun het hem best. Maar goed, ja, ik was wel pissig.”

Wanneer zou je tevreden zijn?

„Moeilijke vraag. Maar ik zou willen beginnen met drie of vier clubs in de hoofdklasse die hun budget 50-50 verdelen.”