Naar welke inwoner leidt het bezorgkarton?

Grof vuil in De Pijp.

Foto Simon Lenskens

Reportage

Amsterdam Hoe houd je een stad schoon waarin het stikt van karton en volop wordt gestroopt naar statiegeld? Amsterdam probeert het met een permanente kringloop van ophalen, reinigen en handhaven. „De stad schoon houden maakt me blij.”

‘Een goed begin.” Elton Westmaas moet lachen als hij en collega Tarkan Sebit hun Volkswagenbus parkeren op een pleintje in de Amsterdamse Pijp. Het is een van de eerste hotspots op hun dagelijkse ronde. Naast de containers ligt een lange sliert van platgestampt karton en lege dozen van een bezorgdienst.

De toezichthouders stappen uit en trekken hun mobiel. Op zoek naar etiketten en adressen. Westmaas snijdt een druipende plastic zak open. „Expats, denk ik.” Peuken en junkfood. Geen adres. Meer geluk hebben ze bij de dozen. Mensen scheuren hun adres er vaak wel af, zegt Westmaas, maar dat is niet de enige manier om de herkomst van afval te achterhalen. „Er zijn meerdere wegen die naar een schone stad voeren, laten we het daarop houden.”

Soms lukt het wegmoffelen ook maar half. „Dan snijden ze het label uit een doos en gooien het in een vuilniszak die ze ernaast zetten”, lacht Sebit. Dom, want toezichthouders snijden die zakken open. Het zou natuurlijk het mooist zijn, zegt Westmaas, als mensen zich gewoon aan de regels houden: dozen scheuren en plat de container in. „Dan past er drie keer zoveel in.” Ook hinderlijk: burgers die het deurtje van een container openwrikken om er toch nog iets in te gooien – of er iets uit te vissen.

Een gemeentelijke campagne (‘Samen scheuren we de stad schoon’) moet Amsterdammers meer kartonbewust maken. Hoognodig, want sinds iedereen online shopt en eet, stikt de hoofdstad in het karton – en daar zijn de papierbakken niet op berekend.

Karton is niet het enige probleem. Sinds er statiegeld op blikjes zit, zijn door de hele stad verzamelaars – of zeg maar stropers – opgedoken, de jongste plaag van de hoofdstedelijke afvalketen. Overal in de stad worden vuilnisbakken opengetrokken.

Lees ook deze reportage: Kom, kom! De volgende prullenbak kan de jackpot zijn

Teamleider Zouhair el Baoudi, in de auto toerend langs zijn zeven veegploegen in het centrum, trapt op de rem bij het Centraal Station. In de motregen staat een belader – een vuilnisophaler – te foeteren naast een scheve vuilnisbak. Ook hier: de blauwe zak aan flarden gescheurd, alles eruit gerold. De belader kan de zak er nu niet meer uit trekken, hij moet de hele bak optillen en in zijn wagen leegkieperen. De pest voor je rug. „Je wordt er schijtziek van”, klaagt hij, „mensen graven en doen maar in die bakken.” El Baoudi probeert hem door zijn open autoraampje wat te troosten. Heus, er komt snel weer een wagen met een grijper voor hem vrij. Dat moet helpen.

Overleg van het Team Afval Meldingen. Foto Simon Lenskens

Paraplu

Afvalmensen praten graag over hun werk. Over „een stukje service aan de burger”, „normen en waarden bij de mensen” en het „correct aanbieden” van afval. Maar soms wordt het ze teveel. „Ik vind het een eer om te mogen werken voor Amsterdam. De stad schoon houden maakt me blij”, zegt El Baoudi. Maar ook hij baalt van de strooptochten naar statiegeld. Bij de Dam wijst hij op een prullenbak waar een rekje met ronde gaten aan is bevestigd. Een proef van de gemeente. Passanten kunnen hun lege blikjes plaatsen in dit ‘doneerrekje’, om te voorkomen dat de stropers de bakken opentrekken. Een succes is het nog niet, in het rekje prijken lege koffiebekers en een paraplu. „Altijd andere objecten”, zegt El Baoudi hoofdschuddend. Hij geeft gas.

Mensen van de afvaldienst praten graag over hun werk, over „een stukje service aan de burger”, over „normen en waarden bij de mensen” en het „correct aanbieden” van afval

De inspectie van de twee toezichthouders op het plein levert intussen een handvol „constateringen” op, met adressen. Die gaan naar de boa’s voor boetes: voor particulieren de eerste keer 100 euro, voor ondernemers 500. Minutenlang staan Westmaas en Sebit data in te tikken op hun telefoons. Het bewijs moet compleet zijn en in tweevoud bevestigd, burgers kunnen tenslotte bezwaar aantekenen. De afgelopen tweeënhalf jaar schreven de Amsterdamse boa’s zo’n 57.000 afvalboetes uit.

Daarna begint het opruimen. Grof vuil moet worden afgevoerd door „de collega’s van grof”, voor ander bijgeplaatst afval komen de trucks van het Team Afval Meldingen (TAM). Maar wat erin past, gaat nu al de container in. In de afvalwereld geldt het broken window-principe: laat één ruitje te lang kapot en het hele gebouw holt achteruit. Afval trekt afval aan – en meeuwen, ongedierte. De twee hebben er handigheid in. Behendig snijdt Sebit de ene doos na de andere langs de vouwranden in stukken en laat ze in de container glijden. „Ik ben een slager van karton”, grijnst hij.

Ook bij de collega’s van het Team Afval Meldingen kennen ze hun karton. Toch fijn dat fietsenmaker VanMoof failliet is, grapt chauffeur Melvin Sirach in zijn kraakpers-truck. Dat scheelt weer een hoop verpakkingsmateriaal. „Een tonnetje per week.” Met collega Melvin Robijn rijdt hij zijn route langs meldingen van bijgeplaatst afval. Losse vuilniszakken, dozen, het „spreekwoordelijke winkelkarretje”, strijkplanken, babybadjes, matrassen („vaak een uitzetting”), bankstellen, keukenkastjes, alles komt langs. De twee duwen het in de container, gooien het achterin hun truck of doen een melding aan collega’s van een andere afdeling. Wat is het ergste probleem? „Mensen hebben tegenwoordig zoveel haast”, zegt Sirach, „en er is weinig sociale controle, dat helpt ook niet.”

11.200 prullenbakken

Hoe hou je een stad schoon met een zeventiende-eeuwse grachtengordel, volkswijken met nauwe zijstraten, een wereldberoemde rosse buurt, 921.000 inwoners, per jaar 13 miljoen dagjesmensen en 7 miljoen bezoekers die langer dan een dag blijven? Lukt dat met 20.000 containers (14.000 ondergronds), 11.200 prullenbakken en een gemeentebestuur dat de afvalaanpak een paar jaar geleden grondig heeft omgegooid?

De hoofdstedelijke afvalketen is lang en ingewikkeld. Tal van directies, afdelingen en diensten hebben er een aandeel in: Afval en Grondstoffen, Stadswerken en ‘Thor’ (Toezicht, Handhaving en Openbare Ruimte). Samen zorgen die voor afvalcycli die dagelijks door de stad draaien en in elkaar moeten grijpen: vuilniswagens, veegploegen, toezichthouders, het Team Afval Meldingen, adoptanten en buurtconciërges die contact met burgers en ondernemers houden. Afval is een wereld op zichzelf. De collega’s die erin werken kennen elkaar en hun wagenpark: daar gaat een truck van ‘grof’, die is van ‘ondergronds’, zij zijn van het TAM en kijk, daar loopt de ‘buco’.

Bij die permanente kringloop van ophalen, reinigen en handhaven volgt Amsterdam sinds 2019 een „integrale” aanpak. In plaats van eigen diensten per stadsdeel, zoals het was, grijpen de schakels van de keten nu door heel de stad in elkaar. Geen ‘eilandjes meer’, maar een uniforme aanpak, gedeelde signalering, data-verzameling en uitwisseling en hetzelfde materieel.

Het is wennen, zegt iedereen in de keten. Teamleiders onderstrepen de grotere efficiëntie en winst in samenwerking, in de cabines van de trucks en in de kantine klinkt gemopper over nieuwe zakelijkheid en een afnemende band met de buurt en met directe collega’s. „Het is bedrijfsmatiger geworden”, zegt een chauffeur, „je staat verder af van de bewoners.” De oude mevrouw die je herkent als je langsrijdt, dat werk. Ja maar, zegt aanvoerder Maurice Jörissen van Thor, er kan nu veel beter onderling worden gecommuniceerd en sneller worden gehandeld: „Je kunt ook op een digitale manier nader tot elkaar komen. Er is iemand voor je, altijd. Ook buiten je eigen stadsdeel.”

Streven is zoveel mogelijk probleemlocaties te promoveren van een D (slechtste score, meer dan vijf stuks afval naast de containers) naar A+ (helemaal schoon). Tegelijk wordt in de peiling gehouden welke plekken naar een D afglijden. Amsterdam wil dat 90 procent van de containers minstens een B haalt. Recent schommelt die score er nog onder, van 82 (april) tot 86 procent (juni). Kopzorg blijft het centrum met de beruchte „rode loper”, de toeristische corridor van Centraal Station naar de binnenstad. Daar is het dweilen met de kraan open. Ook al omdat de bodem van het gebied bijna geen ondergrondse containers kan dragen.

Kantoor van het Team Afval Meldingen (TAM). Foto Simon Lenskens

Groene graffiti

Statistiek en ‘informatiegestuurd werken’ zijn één ding, de praktijk van afval blijft weerbarstig – en onvoorspelbaar, zoals met het statiegeld. Dus probeert de stad behalve de ‘doneringsrekjes’ en de kartoncampagne nog van alles om de inwoners afvalwijs te maken, vertelt Zoulikha el Mouzaine, teamleider aanpak bijplaatsingen. Ze wandelt mee langs hotspots in Oost en wijst naar „groene graffiti” op de stoep. Een „gronduiting” van de gemeente in groene letters met aanwijzingen naar de dichtstbijzijnde container. „Mensen kijken toch al de hele tijd omlaag op hun telefoon, dus misschien zien ze dit dan ook”, hoopt El Mouzaine. Met één hand werpt ze in het voorbijgaan wat afval in een container. „Ik ben erg van het opruimen, ja.”

Nog een poging: een containertuintje. Plantenbakken rond een container die het bijplaatsen van afval moeten voorkomen. Leuk idee, maar zoiets werkt eigenlijk alleen als er ‘adoptanten’ zijn, zegt El Mouzaine. Burgers die containers in de gaten houden, schoonmaken en afval melden. Dat doen nu zo’n 2.910 Amsterdammers. Samen hebben ze 4.559 containers onder hun hoede.

En dan is er nog de ‘buco’: gemeentelijke buurtconciërges zoals Mohammed Frafri, een levendige net-zestiger die met zijn „wapen”, de telefoon, dagelijks door zijn buurt patrouilleert. Buco’s spreken bewoners en ondernemers aan en seinen via de app of telefoon andere schakels van de afvalketen in. „Wij zijn de verbinders”, zegt Frafri trots.

Terug in de garage van de toezichthouders is er een high five voor collega Ilias, net terug met zijn wagen. Hij had vanochtend „in één keer beet”: een volle laadbak kartonnen dozen van een hippe bistro in Oud-Zuid. Hij heeft er een „warm-koud gevoel” bij, zegt hij. Zo’n vangst geeft „voldoening”, maar is ook weer een teken van slordige afvalmanieren. Hét psychologische dilemma van de hele afvalketen. „Je wilt wat vinden, maar ook weer niet.”