N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Economie Het CBS ziet de oorzaak van de daling vooral in de dalende export en de verminderde uitgaven van huishoudens. Tegelijk importeerde Nederland juist meer goederen.
De Nederlandse economie is in het tweede kwartaal van dit jaar met 0,3 procent gekrompen ten opzichte van het eerste kwartaal van 2023. Dat blijkt uit cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) woensdag publiceerde. Daarmee komt Nederland in een recessie terecht, omdat nu al twee opeenvolgende kwartalen sprake is van een krimp.
In het eerste kwartaal van dit jaar was de economie ook al met 0,7 procent gekrompen ten opzichte van het laatste kwartaal van afgelopen jaar. Het CBS zoekt de oorzaak van de krimp vooral in de dalende export en de verminderde uitgaven van huishoudens. Tegelijk importeerde Nederland juist meer goederen. Consumenten zouden voorzichtiger zijn vanwege de prijsstijgingen voor boodschappen en energie. Zo kochten huishoudens 1,6 procent minder dan in het eerste kwartaal.
Energiesector profiteert
De sectoren die het meest bijdroegen aan de economische terugval waren de horeca, de handel, vervoer en opslag. Energiebedrijven profiteerden dan weer door de hoge prijzen, en droegen positief bij aan de economie. Nederlandse bedrijven investeerden dit kwartaal wel meer dan begin dit jaar. Die investeringen werden vooral gedaan in vervoersmiddelen en machines. Ook de overheid gaf 0,7 procent meer uit. Woninginvesteringen liepen dan weer terug vanwege de hogere rentes in de bouwsector.
Het aantal vacatures in Nederland nam volgens het CBS iets af, en het aantal werkloze mensen ook. Wel groeide het aantal banen licht met 7.000. CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen spreekt van 122 vacatures per 100 werklozen. „De arbeidsmarkt is daarmee even krap als in de de vorige twee kwartalen.”
De huidige toestand van de Nederlandse economie stemt niet overeen met die van omliggende landen. Zo hebben België en Frankrijk te maken met groei en stagneerde de Duitse economie. Volgens Van Mulligen herstelde de Nederlandse economie een stuk sneller van de pandemie dan de rest van Europa.
De laatste tijd heb ik geregeld gedacht aan fysicus en Nobelprijswinnaar Peter Debye. En dan moest ik ook denken aan mannen met plastic tasjes. Daarover straks meer.
Eerst de theoretisch natuurkundige Paul Ehrenfest die in 1910, jong en begaafd, een rondreis langs Duitstalige universiteitssteden maakte. Ehrenfest was op zoek naar een aanstelling aan een van die universiteiten.
In München sprak hij lang met de befaamde mathematisch-fysicus Arnold Sommerfeld. En ach, de kinderen zijn hier zo blozend, schreef Ehrenfest aan zijn vrouw Tatiana Afanassjewa. Nog aantrekkelijker vond hij daarna Zürich, met zonnige straten en parken. Hij wandelde er met Debye, die hoogleraar aan de universiteit van Zürich was. Wat zouden we hier gelukkig kunnen zijn, schreef hij aan Afanassjewa.
Na een tocht langs Praag en nog oostelijker gelegen steden was Ehrenfest alweer bijna thuis, toen Debye een brief aan Sommerfeld in München schreef. Ook Ehrenfest kwam ter sprake. „Een jood van het type hogepriester”, zo karakteriseerde Debye hem, die „met zijn lastige Talmoedische logica een uiterst schadelijke invloed [kan] uitoefenen.” Debye was bang dat al Ehrenfests kritische vragen nieuwe ideeën in de kiem zouden smoren – en daarmee leken de kansen van de (onwetende) Ehrenfest in Zürich verkeken.
Geschopt tot directeur
Kort daarna kwam het toch goed. Nobelprijswinnaar en theoretisch natuurkundige Hendrik Lorentz koos de in Wenen opgegroeide Ehrenfest tot zijn opvolger in Leiden. Debye verruilde intussen Zürich voor Utrecht en schopte het via posities in onder meer Göttingen uiteindelijk tot directeur van het Kaiser Wilhelm Institut für Physik in Berlijn. Hij volgde er in 1934 de voor het nationaal-socialisme gevluchte Einstein op. En in Berlijn schreef Debye in 1938 als voorzitter van het Deutsche Physikalische Gesellschaft ook de brief waarin hij Joodse leden van het DPG opriep om afstand van hun lidmaatschap te doen. Heil Hitler!, sloot hij af.
Zo komen dan de oudere fysici – destijds louter mannen – met hun plastic tasjes in beeld. Want die, opnieuw opgedoken, brief leidde een kleine twintig jaar geleden tot rumoer. Dat rumoer leidde vervolgens tot een rapport van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Dat rapport werd daarna gepresenteerd in het Verzetsmuseum. En daar kwamen op een miezerige dag fysici – de achterliggende documenten in die tasjes – hun visie geven. Want: Debye was geen antisemiet.
Hij had ook Lise Meitner helpen vluchten. Debye had louter de voortgang van de wetenschap voor ogen; was een gewone fysicus in een ongewone tijd; boog mee omdat het onvermijdelijk was. En hij had ook veel gevoel voor humor, voegde iemand toe.
Het NIOD-rapport benadrukte intussen Debye’s meerduidigheid. Debye presenteerde zich als ‘buitenstaander’ en ‘onschendbare vertegenwoordiger van de wetenschap’. Maar vanuit die ‘comfortabele onbetrokkenheid’ accepteerde hij ook dat hij als bestuurder soms met de nationaal-socialisten moest samenwerken. Hij werd met reden een opportunist genoemd, aldus het rapport.
Hoeveel meer een man uit één stuk was dan de eerder genoemde, sobere en kreukvrije Lorentz. Meerduidig was hij net zo goed: wie is dat niet. Lorentz was tuinderszoon én Nobelprijswinnaar. Hij werkte graag in afzondering aan zijn elektronentheorie of later, voor de maatschappij, aan berekeningen voor de bouw van de Afsluitdijk. Maar hij was ook een ‘wetenschapsdiplomaat’ die meerdere talen sprak en met visie de internationale Solvay-conferenties leidde die zo’n belangrijke rol speelden bij het ontwikkelen van de quantummechanica.
Feministische lectuur
Lorentz geloofde niet alleen dat internationale samenwerking de wetenschap zelf ten goede kwam, maar net als de Leidse rechtsgeleerde Cornelis van Vollenhoven dacht hij ook dat zulke samenwerking vrede kon bevorderen – en streefde dat na. En wat ik zelf erg leuk vind is dat Lorentz vier vrouwelijke promovendi had en feministische lectuur verspreidde onder de eerste generatie vrouwelijke natuurkundestudenten.
Lorentz overleed in 1928. Hij maakte niet meer mee hoe de nationaal-socialisten de wetenschap in Duitsland verwoestten en ook de wetenschap in de rest van Europa grotendeels om zeep hielpen. Hij maakte evenmin mee hoe Debye in 1940 met de staart tussen de benen naar de Verenigde Staten uitweek. Maar na de Tweede Wereldoorlog kregen Lorentz’ ideeën navolging bij onder meer de oprichting van het Europese instituut voor deeltjesonderzoek Cern, dat de deeltjesfysica én de Europese samenwerking vooruit hielp en een succesvol voorbeeld werd voor nog veel meer Europese onderzoeksinstituten. Inmiddels heeft natuurlijk elke onderzoeksgroep een minder of meer internationaal karakter – en dat is trouwens vaak óók essentieel omdat wetenschappelijke kennis net zo goed van strategisch en militair belang is.
En nee, ik denk hieraan niet voor niks. Want waar staan we nu? De vragen die spelen lijken misschien minder zwaar dan die uit de tijd van Debye. Maar toch. Buigen we mee met mensen die discriminerende uitspraken ‘gewoon’ vinden? Met rancuneus wetenschapsbeleid? Of kiezen we toch het voorbeeld van Lorentz? Ik hoop het. Slopen gaat zo oneindig veel sneller dan opbouwen.
Margriet van der Heijden is natuurkundige en hoogleraar wetenschapscommunicatie aan de TU Eindhoven.
Het is de grote angst van veel politici en bestuurders: kan Europa de concurrentiestrijd met de VS en China nog wel aan? In deze aflevering onderzoeken Maarten en Marike niet alleen in hoeverre die zorgen terecht zijn, maar ook wat Europa moet doen om zijn positie in de wereldeconomie te versterken. Moeten wij meedoen aan industriepolitiek? Aan protectionisme? Hoe zorgen we dat jonge bedrijven meer risico’s kunnen nemen, en niet zomaar naar Amerika vertrekken? Oftewel: hoe zorgen we voor meer innovatie in Europa? En wordt het niet (eindelijk) eens tijd voor een echte gemeenschappelijke markt?
Heeft u vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze ombudsman via [email protected].
Morgen is het Black Friday, de dag waarop we dat ene product zo goedkoop mogelijk op de kop kunnen tikken. Maar is dat wel zo? Economieredacteur Timo Nijssen zocht uit hoe consumenten verleid – en soms zelfs misleid – worden met zogenaamd hoge kortingen.