Schrijver Gijs Wilbrink: ‘Ik wilde de scene van de jaren negentig oproepen, met zwarte geverfde muren en flipperkasten’

Gijs Wilbrink.

Daniel Niessen

Interview

Succesdebuut Gijs Wilbrink schreef met De beesten het succesvolste literaire debuut van de afgelopen tijd. Over een mythische motorcrosser en de Achterhoek, waar nu eens niet laatdunkend over wordt gedaan. „Zouden mijn ooms en tantes dan opeens niet meer deugen?”

Ergens, in een van de ontelbare zeecontainers die onze planeet rijk is, ligt of bungelt nog een konijnenpootje dat aan Gijs Wilbrink toebehoort. Een konijnenpootje dat door zijn uitgever in China werd besteld, hiernaartoe getransporteerd had moeten worden, op een fraai plekje zou worden neergelegd, gefotografeerd zou worden en dan het voorplat van Wilbrinks debuutroman De beesten zou gaan sieren. Want geraak in Nederland maar eens aan een konijnenpootje. Maar de Chinezen leverden niet; het pootje arriveerde nooit op de burelen van de uitgeverij, zodat Thomas Rap dan maar gebruik maakte van een foto van een pootje dat op internet stond.

Het stond het succes van De beesten geenszins in de weg. We zijn nu een halfjaar na de tewaterlating verder en de met 400 pagina’s behoorlijk omvangrijke roman is aan een veertiende druk toe.

Er ‘is iets’ met De beesten, er hangt iets omheen waardoor het zijn weg naar zoveel lezers wist te vinden. Er waren die mooie recensies natuurlijk (vier sterren in deze krant en zelfs vijf in de Volkskrant), maar als alleen dat een garantie zou zijn voor commerciële voorspoed zouden er op dit, maar ook op enig ander moment, veel meer literaire werken van Nederlandse en Belgische komaf in de bestsellerlijsten staan. Is het de ambitie, zijn het die 400 pagina’s? Is het die rauwe titel, die twee woorden die aan Wilbrinks familiekroniek voorafgaan? Of is het toch dat konijnenpootje, dat van oudsher ook al functioneerde als een talisman?

Hoe het ook zij, De beesten is er volop, misschien wel omdat de mythologisch getinte geschiedenis van de aanvankelijk zo succesvolle, maar in de versukkeling geraakte motorcrosser Tom Keller iets heel anders belooft te zijn dan het doorsnee Nederlandse debuut. Niet aanwezig: hippe millennials die zich in een grote stad het hoofd breken over de toekomst van het systeem. Wel present: stroperij, motorcross en Normaal, de band van Bennie Jolink. Woorden die allemaal zouden kunnen schuilen onder een grote paraplu: de Achterhoek. Want die streek en de mensen die er vandaan komen zijn misschien wel de belangrijkste personages van De beesten, nu eens niet figurerend in een roman waarin er met het platteland afgerekend wordt, maar eerder bezongen en omarmd, alsof het er liefdevol kan spoken. Wilbrink (1984) woont inmiddels al langer in Utrecht dan hij ooit in de Achterhoek woonde, maar de streek waar hij is geboren en getogen is hij altijd blijven opzoeken.

Isa, dochter van het hoofdpersonage Tom Keller, keert als grootstedeling noodgedwongen terug naar de Achterhoek, maar ze staat niet echt negatief tegenover de boerenstreek. Dat is wel opvallend. In negen van de tien Nederlandse romans gaat het dan over hoe bekrompen het daar is.

„Het zal iets te maken hebben met mijn eigen positie. Ik ben al vroeg vertrokken, maar nooit helemaal weggegaan en altijd naar de Achterhoek teruggekeerd. Ik moest ook altijd een beetje lachen om mensen die ik in de stad ontmoette en die dan heel laatdunkend deden over het platteland waar ze vandaan kwamen. Dan zag ik altijd mijn ooms en tantes voor me die nog in de Achterhoek woonden. Die zouden dan opeens niet meer deugen?”

Er zit veel Achterhoekse ziel in ‘De beesten’. Put je uit eerste hand of was dat zoeken?

„Ik heb bijna tien jaar aan het boek gewerkt, wat al laat zien dat ik niet gewoon ben gaan zitten schrijven. Ik voelde me met de Achterhoek verbonden, maar moest ook bekennen dat ik van veel zaken niets wist. Ik had wel eens verhalen gehoord over hoe het vroeger ging, dat ze in de tijd van mijn grootouders moesten stropen om aan eten te komen, maar dat had net zo goed verzonnen kunnen zijn. Dus ik ben het gesprek aangegaan, in eerste instantie met ooms, tantes en andere familieleden, maar via hen ook met onbekenden. Van motorcross wist ik bijvoorbeeld helemaal niks, en dus heeft oom Johan me geïntroduceerd bij de Heksenplas, een befaamd crossterrein, en heb ik daar interviews afgenomen.

„De vonk van de roman, zou je kunnen zeggen, was dat ik tien jaar geleden in de ban raakte van Amerikaanse series die allemaal op het mysterieuze platteland speelden. True Detective, maar ook het oudere Twin Peaks. Grimmige vertellingen. Ik dacht: maar ik kom zélf uit zo’n streek, waarom zou ik niet eens proberen om daar zo’n soort vertelling te situeren? Dat, en dan gecombineerd met Europese invloeden als Tonio Kröger van Thomas Mann en in Nederland de latere romans van Jeroen Brouwers. Vooral Cliënt E. Busken heeft me vertrouwen gegeven in de keuze die ik al in de stijl had gemaakt, namelijk om iemand lekker door te laten ratelen, een beetje à la Faulkner. Niet geremd door logica of door de interrupties van anderen.”

De succesjaren van Tom Keller bevinden zich in de jaren zeventig. Zijn dochter Isa maken we midden jaren negentig mee. Waarom koos je niet voor een tijdvak dat je zelf aan den lijve meemaakte?

„Ik was nog maar zes toen de jaren negentig begonnen, maar ik heb sterk de indruk dat ik een jarennegentigkind ben. Ik heb dat decennium zo ongeveer non-stop voor de tv gezeten, MTV kijkend. Ik heb nu een grote nostalgie naar de popcultuur van die tijd. En dus was het een van mijn wensen om de scene van die tijd in de roman op te roepen, met kraakholen waarvan alle muren zwart waren geverfd en met flipperkasten in de hoek. Het voelt ook altijd alsof we nog steeds in de jaren negentig leven, terwijl je dat echt niet kunt zeggen, want het is inmiddels al dertig jaar geleden.”

Bijkomend voordeel is dat de onderwerpen die in Isa’s alternatieve milieu spelen een mooie spiegel zijn voor de huidige tijd. Ze hebben het al druk met activisme, dierenrechten en de rol die de boer daarin speelt.

„In de alternatieve milieus van de late jaren negentig en nul speelden die vraagstukken volop. Ik ben toen niet alleen muzikaal gevormd, maar ook moreel. Je kreeg de dilemma’s via bands en andere popcultuur in de maag gesplitst. Ik ben later wel van andere kunst gaan houden, maar ik kan zo weer terugvallen op mijn vorming in die tijd om te weten waar ik me in het maatschappelijke debat bevind. Ik keek als puber op tegen de oudere leerlingen die een podium opstapten en riepen: ‘Eerste nummer: Vlees is moord!’ Die vraagstukken waren toen niche, maar in de huidige tijd voer voor de talkshowtafels. Tegelijkertijd wil ik de activisten niet heilig verklaren en wordt Isa, een meisje uit het kraakmilieu, aangerand door iemand uit dezelfde scene.”

Je hebt er al aardig wat, maar heb je enig idee wie je lezers zijn?

„Ik geloof dat het in alle lagen van de samenleving gelezen wordt, maar dat er wel bovengemiddeld veel mannen tussen zitten. Die komen af op dat stropen en die motorcross en denken een echt masculien mannenboek in handen te hebben, vermoed ik, terwijl De beesten wat dat betreft een beetje Trojaans paard is waarin die klassieke rolpatronen eerder doorbroken worden en je een feministisch boek in handen blijkt te hebben.”

Heel boeiend is hoe je motorcrosser Tom Keller beschrijft. Hij is het personage waar alles om draait, maar hij komt helemaal niet aan het woord.

„Dat is zo gegroeid. Ik schreef een scène waarin hij als jongen naar een fietsenmaker gaat en bedacht me opeens, terwijl ik al een mooi eindje met het boek op weg was, dat ik helemaal geen idee had hoe die gozer praatte. Die fietsenmaker, dat ging wel, maar uit Tom kreeg ik geen woord geperst. Ik besloot toen om die ontmoeting te vatten in een monoloog van die fietsenmaker. En toen ik vervolgens de scène aan wat mensen voorlegde bleek het niemand te zijn opgevallen dat Tom al die tijd muisstil was geweest. Hé, dacht ik, hier heb ik iets te pakken, hier moet ik verder mee.”

Het versterkt het profiel van Tom als een mythisch figuur, iemand die gevormd wordt naar de verhalen van anderen.

„Ergens in het boek wordt hij een weersomstandigheid genoemd. Als het goed gaat met Tom, dan gaat het goed met het dorp waarin hij woont. Gaat het slecht met Tom, dan is het dorp bedroefd en weet het niet meer goed wat het met zichzelf aan moet.”

Waar haalde je hem vandaan?

„Ik zou strak kunnen zeggen: uit mijn verbeelding. Maar als je puur naar die motorcrossloopbaan van hem kijkt, dan zal het de kenners wel opvallen dat hij wel iets van Gertman Wolsink heeft. Dat is echt een legende in de Achterhoek, een motorcrosser die in de jaren zeventig veel succes heeft gehad en bijna wereldkampioen werd. De Vliegende Tandarts noemden ze hem, hij was ook tandarts. Ken je ‘Oerend hard’ van Normaal? Dat gaat over toch over ‘Bertus op z’n Norton’? Dat was eerst ‘Gertman op z’n Norton’. Maar daar stak de platenmaatschappij toen een stokje voor, omdat de rest van Nederland niks aan zou kunnen met de naam Gertman. Maar ik wilde Wolsink ook weer niet tekortdoen door een tragische motorcrosser van hem te maken, dus daarom laat ik in de wedstrijdverslagen van Tom af en toe doorschemeren dat er ook nog ééntje beter was dan hij.”