N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Boeken
Vluchtelingencrisis Arnon Grunberg relativeert in zijn nieuwe non-fictieboek de obstakels voor een humaner asielbeleid. Maar waar hij vluchten als iets onvermijdelijks ziet, meent socioloog Ruud Koopmans in zijn boek dat de irreguliere migratie gestopt kan worden.
Het Europese migratiebeleid wordt de laatste jaren gekenmerkt door onophoudelijke misère. Verdronken vluchtelingen op de Middellandse Zee, overvolle asielzoekerscentra en de toenemende ommuring van het continent zijn de tekenen van de aanhoudende Europese onmacht om effectief en humaan met immigranten om te gaan.
De afgelopen maand stond in het teken van de Tunesië-deal, waarbij Europa vele miljoenen euro’s betaalt aan de autocratische president Kais Saied met als doel om de migratie vanuit zijn land naar het Italiaanse eilandje Lampedusa te beperken. Dat diezelfde Saied intussen migranten uit landen van beneden de Sahara omwille van hun zwarte huidskleur in de verzengende hitte zonder water de woestijn in stuurt, lijkt de Europese leiders niet te deren. Hou ze buiten, is het devies; mensenrechten spelen hoegenaamd geen rol.
Ook twee recente non-fictieboeken over asiel en migratie erkennen volmondig dat de bestaande situatie verre van optimaal is, al verschillen ze flink in hun probleemanalyse. Schrijver Arnon Grunberg verrast door na 83 toneelstukken, romans, relatiegeschenken, een Boekenweekgeschenk, essays, filmscripts, gedichten, brieven, reportages, bundelingen, reisverhalen, novelles, lezingen, Bijbellezingen, korte verhalen, columns, reportages, verhandelingen en een graphic novel zijn officiële debuut te maken als auteur van een non-fictieboek, te weten De vluchteling, de grenswacht en de rijke Jood.
Al in de tweede alinea van de proloog noemt Grunberg een genre dat hij expliciet níét wil bedrijven: het pamflettisme. Een missionaris is hij niet en hoewel hij empathie toont met mensen die soms uitzichtloos in het asielsysteem verstrikt raken, schrijft hij verderop in het boek dat ‘het mechanische mededogen waarmee de vluchteling soms wordt bejegend’ hem net zo tegenstaat als ‘de mechanische afkeer waarop veel vluchtelingen met hetzelfde gemak worden getrakteerd’. In plaats daarvan ziet Grunberg zichzelf als chroniqueur van de ‘vluchtelingenproblematiek’ – ‘een poging tot geschiedschrijving terwijl de geschiedenis voort danst’.
Chantabel
Ruud Koopmans, hoogleraar sociologie aan de Humboldtuniversiteit te Berlijn, neemt in zijn boek De asielloterij. Het Europese vluchtelingenbeleid van 2015 tot de Oekraïneoorlog en hoe het beter kan wel expliciet stelling. Het asielstelsel eist volgens Koopmans meer levens dan het redt, sluit de zwaksten buiten, laat de landen van eerste opvang in de steek, overbelast de opvangcapiciteit, bedreigt de binnenlandse veiligheid, versterkt het rechts-populisme, splijt de Europese politiek en maakt Europa chantabel door autocraten.
Ook al zullen beide auteurs elkaar bij het schrijven niet op het netvlies gehad hebben, toch praten de boeken met elkaar. Zo bedrijft Koopmans precies het pamflettisme dat Grunberg veracht. En ook Koopmans’ voorgestelde alternatief voor het bestaande stelsel, met als kern het ophalen van vluchtelingen uit kampen in plaats van hen de oversteek te laten maken, vindt bij Grunberg geen genade: ‘Dat zou de boze burger die zich ook wel vrijdenker noemt pas goed boos maken.’
Dit betekent overigens niet dat Koopmans een slecht boek geschreven heeft. De twee auteurs kiezen nu eenmaal verschillende vertrekpunten en voor beide valt iets te zeggen.
De observerende romancier Grunberg, die zich in 2003 al met het thema bezighield in zijn roman De asielzoeker, stelt de vluchteling centraal. In een prachtig betoog, vol kenmerkende aforismen, meandert hij via de DDR, Oekraïne, de Joden, de Middellandse Zee, Polen en de asielopvang in Nederland naar de conclusie dat de mens nu eenmaal wil ‘stemmen met de voeten’. Vluchtelingen, stelt hij, ‘stromen door Europa als eindeloze rivieren’, die je niet kunt tegenhouden, alleen verleggen.
Dat Grunberg geen prediker wil zijn belet hem niet om enkele scherp geformuleerde observaties te doen. Zo bestaat ‘de asielcrisis’ in zijn ogen slechts uit ‘de door het afschalen (van de opvangcapaciteit, red.) veroorzaakte problemen’. Dat afschalen is op zijn best een vorm van gierigheid, stelt hij, ‘al wordt die gierigheid graag ook efficiency genoemd.’
Ook het uit zijn romans bekende nihilisme komt in Grunbergs non-fictiedebuut naar voren. Bijvoorbeeld waar hij schrijft dat migratie ‘niet eenzijdig’ is: ‘men reist niet uitsluitend van A naar B, men wil ook best wel van B naar A na verloop van tijd. Hoe makkelijker legale migratie, hoe vanzelfsprekender men na dat verloop van tijd, in sommige gevallen, ook weer terugkeert.’ Om de alinea te besluiten met: ‘Eén ding weten we namelijk over beloofde landen: ze stellen nogal eens teleur.’
Op dezelfde manier bespot hij ook de jacht op de mensensmokkelaars die Europese politici geregeld afkondigen. Die zal volgens Grunberg net zo succesvol zijn als de oorlog tegen drugs: ‘Het menselijk verlangen is sterker dan de strijd ertegen en gaat in noodgevallen met gemak ondergronds.’
Gaandeweg wordt het de lezer duidelijk: Grunberg mag dan niks op hebben met een mechanisch mededogen voor de vluchteling, maar ondertussen beschouwt hij vluchten als iets diep menselijks, vindt hij de asielcrisis gefabriceerd, bepleit hij legale migratie, ziet hij niets in de strijd tegen mensensmokkelaars, stelt hij dat ‘opvang in de regio’ niks met het belang van vluchtelingen te maken heeft en hekelt hij virulent nationalisme, dat ‘vluchtelingen produceert’. Bij de VVD hoef je met dit soort opvattingen niet aan te komen.
Aan het eind helt zijn betoog nog wat verder naar links, bijvoorbeeld waar hij opmerkt dat het ene paspoort meer waard is dan het andere, dat grenzen vooral minder bevoorrechten tegenhouden en dat de natiestaatprivileges van westerse landen onder druk van migratie uiteindelijk zullen sneuvelen. ‘(…) de opvatting dat de beloofde landen alleen maar voor de uitverkorenen zijn, de winnaars in het spermacasino, en dat de miserabelen maar in de periferie moeten blijven, Turkije, Rwanda, lijkt me evenmin vol te houden’.
Literaire verwijzingen
Dit alles zou al een aardig boek opgeleverd hebben, maar als de auteur Grunberg heet, is het onvermijdelijk dat hij talloze literaire verwijzingen en ook zijn persoonlijke familiegeschiedenis door het verhaal weeft. De diepere lagen die hij hiermee aanboort maken De vluchteling, de grenswacht en de rijke Jood een uitzonderlijk non-fictieboek.
Wanneer hij naar Oekraïne reist om van de oorlog verslag te doen, neemt hij ook een afslag naar de geschiedenis. Zo schetst hij dat hij in 2009 in het stadje Brody, zo’n 100 kilometer ten oosten van Lviv, een volledig verwaarloosde Joodse begraafplaats aantrof waar hij wil komen te liggen: ‘Als levende heb ik weinig fiducie in welke vorm van nationalisme ook, als lijk ligt dat anders. Als lijk wil ik graag terugkeren naar de regio van mijn voorouders.’
Grunberg zet hiermee het concept ‘nationalisme’ op scherp. Zijn deels door de nazi’s vermoorde voorouders werden bij uitstek niet beschouwd als onderdeel van de natie, of die natie nou Oostenrijk-Hongarije, Polen of de Sovjet-Unie heette. Als lijk wil de auteur de regio, tegenwoordig West-Oekraïne, als het ware terugclaimen voor het Joodse volk. Ook Grunberg zal, postuum, met de voeten stemmen. De passages hierover zijn van grote schoonheid.
En passant biedt Grunberg ook nog diepe inzichten over het Nederlandse asielsysteem, door mee te lopen in de opvangcentra in Ter Apel en Schiphol. Wie had er scherp dat de overlast gevende ‘veiligelanders’ slechts 2 procent van de asielzoekers uitmaken, en dat asielzoekers 12 procent van alle migranten vormen? Grunberg mag dan geen ambitie hebben om zich in de ‘loopgravenoorlog’ over ons vluchtelingenbeleid en de omgang met grenzen te mengen, toch vormt zijn boek een zeer aangename relativering van het asieldebat.
Vergeleken met Grunberg is Koopmans wat dor, opsommerig, maar het zou niet eerlijk zijn om de socioloog op literaire gronden met de romanschrijver te vergelijken. Veel interessanter is het om de wereldbeelden van de twee auteurs tegen elkaar af te zetten. Waar Grunberg vluchten als iets onvermijdelijks ziet, is Koopmans ervan overtuigd dat de irreguliere migratie – vluchtelingen die zich onaangekondigd aan de grens melden – gestopt kan worden. In het wereldbeeld van de hoogleraar aan de Humboldt-universiteit in Berlijn is vluchten bovendien een kwestie van ‘prikkels’: men wil naar Europa komen omdat het daar beter is; neem die prikkel weg en men wil niet meer.
Ook stelt hij dat het blokkeren van de ene migratieroute niet noodzakelijkerwijs leidt tot een verschuiving naar andere routes. Hiermee wijkt Koopmans danig af van de meeste migratiewetenschappers, die vluchtbewegingen niet zien als een reactie op een aanzuigende werking in ontvangstlanden, maar als een reactie op onleefbare omstandigheden in herkomstlanden.
Op Koopmans’ wereldbeeld valt nog weleens wat af te dingen, bijvoorbeeld wanneer hij schrijft over de verdeling van vluchtelingen over Duitsland. Dat gebeurt met de zogeheten Königsteiner Schlüssel, die rekening houdt met inwoneraantallen en het welvaartsniveau van opvanggemeenten. Zo kreeg de rijke en drukbevolkte deelstaat Noordrijn-Westfalen in 2019 21,1 procent van de asielzoekers toegewezen, en de Oost-Duitse plattelandsregio Mecklenburg-Voor-Pommeren 2 procent.
Koopmans is van mening dat er met deze verdeelsleutel alsnog te veel vluchtelingen in het voormalige Oost-Duitsland beland zijn, omdat hun komst tot stemmenwinst leidde voor de radicaal-rechtse AfD. Hiermee lijkt hij te willen suggereren dat er geen vluchtelingen opgenomen zouden moeten worden in gebieden waar men niet zo aan buitenlanders gewend is. Dit heeft veel weg van capitulatie voor xenofobie.
Verderop stelt Koopmans bovendien dat het grote aantal vluchtelingen van 2015 mede de Brexit veroorzaakt heeft, omdat het de extreem-rechtse Britse partij UKIP in staat stelde om met een misleidende, racistische poster de angst voor buitenlanders aan te wakkeren. Ook hier wordt het slachtoffer met de dader verward.
Dat De asielloterij toch het lezen meer dan waard is, komt doordat hij de ongemakkelijke thema’s niet schuwt. Hoe komt het bijvoorbeeld dat vluchtelingen in Duitsland zo oververtegenwoordigd zijn in de misdaadstatistieken? Terecht constateert hij dat ‘opvang in de regio’ allang realiteit was toen Europese politici hierom begonnen te roepen en dat Europa de exodus uit Syrië wel erg laat zag aankomen. Ook zijn kritiek op de opportunistische Turkse mensensmokkelmarkt is raak.
Australië
Hoe moet het dan wel? Koopmans kijkt voor een oplossing naar Australië, dat bootmigranten op kleine eilandjes wegstopte en het land daarmee voor vluchtelingen onaantrekkelijk maakte om naartoe te varen. Tegelijk hanteert het land wel humanitaire quota: wie echt in nood is, kan uitgenodigd worden om zich in Australië te vestigen.
Zo ongeveer zou het in Europa ook moeten, aldus Koopmans. Wie toch nog onuitgenodigd naar Europa wenst te verkassen, mag zijn asielprocedure niet langer op het continent afwachten, maar moet dat in een onaantrekkelijk land doen – ironisch genoeg noemt hij met Rwanda precies een land waarvan Grunberg beweert dat het onhoudbaar is om de miserabelen daar te houden.
Zo vergezocht is het niet: Denemarken en het Verenigd Koninkrijk hebben al afspraken met dit Afrikaanse land gemaakt. Overigens noemt Koopmans het VK juist als voorbeeld van hoe het niet moet: vluchtelingen weren zonder daar een humanitair beleid tegenover te stellen. Het is Koopmans niet om minder vluchtelingen te doen, maar om een beleid dat mensen steunt die echt in nood zijn, waardoor ze ook niet meer hoeven te sterven tijdens hun reis en de kostbare asielprocedure niet meer nodig is.
De oplossing van Koopmans rust wel op de aanname dat het vooruitzicht op een asielbehandeling in Rwanda (of Tunesië, of Moldavië) zo onaantrekkelijk is dat de ongenode vluchteling het wel uit zijn hoofd zal laten om nog naar Europa te komen – en dus niet met zijn voeten zal stemmen. Ik help het hem hopen.