Column | Komkommertijd bestaat niet meer, het is permanent kommertijd geworden – een tijd van kommer en kwel

Frits Abrahams

Als columnist kun je tegenwoordig niet meer met een gerust hart op vakantie gaan. Je bent nog geen dag weg of de wereld wordt achter je zorgeloze rug tot de laatste steen afgebroken. Komkommertijd bestaat niet meer, het is permanent kommertijd geworden – een tijd van kommer en kwel.

Het begon met Rutte die eerst zijn kabinet en vervolgens zichzelf als politicus opblies, officieel vanwege iets met gezinshereniging voor vluchtelingen, maar officieus – ook ik heb mijn uiteraard anonieme bronnen –, omdat hij het gezanik in zijn eigen partij en met D66 beu was. Al die beterweters die steeds maar aandrongen op iets raars dat ze ‘visie’ noemden – komaan zeg, hij wist wel leukere baantjes.

Toch fijn trouwens, al die waardering die hij achteraf kreeg, zelfs van zijn vroegere ‘VVD-mentor’ Geert Wilders, die opeens „ontzettend veel respect” voor hem had, hoewel hij nog niet zo lang geleden in het parlement Rutte had toegesnauwd dat die „niet goed snik” en zelfs „een geboren leugenaar” was.

Rutte zat nu ontroerd naar de respectvolle woorden van Wilders te luisteren. Alles was vergeven en vergeten, het was maar een schijngevecht geweest, je kon het vergelijken met de kermisworstelaars van vroeger die tot vermaak van hun publiek ook deden alsof ze elkaar de strot afbeten.

De maand juli – wereldwijd de heetste maand ooit – was toen nog nauwelijks begonnen. Daarna besloten de scenarioschrijvers en acteurs in Hollywood massaal te staken, sloot de Europese Unie een bedenkelijke vluchtelingendeal met een Tunesische dictator, werd de Krimbrug voor de tweede keer beschadigd, moesten duizenden toeristen op Rhodos vluchten voor bosbranden, verlieten Sigrid Kaag en andere prominente politici de politiek terwijl Frans Timmermans zich juist aan dit front meldde, en stierven geliefde schrijvers als Marga Minco en Milan Kundera.

Intussen ging de film Oppenheimer in première en trof ik voor het eerst op nota bene een maandag een uitverkocht Tuschinski. Eindelijk weer een speelfilm waarvan iedereen elkaar vraagt: „Wat vond jij ervan?” Ik vond de eerste twee uur rommelig, maar het laatste uur, als de wereld zich tegen die arme Oppenheimer keert, wél overtuigend.

Vergeef me dat ik als Ajax-watcher aan deze lijst van belangrijke gebeurtenissen nog toevoeg dat Ajax zijn laatste goede spelers lijkt te verkopen. Leve PSV!

Ter afsluiting van mijn vakantie liep ik met mijn vrouw naar een ons aangeraden restaurant. Het bleek gesloten, waarna wij op de bonnefooi voor een naburig restaurant kozen, hoewel wij konden weten dat dit in Amsterdam nooit goed zal aflopen. De buitenlandse namen van de gerechten waren moeilijk te doorgronden. We kozen de pita met kip, die er op een ander tafeltje best smakelijk uitzag. Maar de schijn bedroog, net als in de Nederlandse politiek. De kip bestond uit smakeloze vezeltjes, de pita – het brood – was taai en saai. Toen de bediende, een vriendelijke jongen, vroeg of het gesmaakt had, schudden wij eensgezind het hoofd. Hij schrok zichtbaar. „Jij kunt er ook niets aan doen”, troostte ik hem, „maar geef het wel door aan de kok.”

Vijf minuten later was hij terug. „Wij bieden u gratis een kop koffie of thee aan”, zei hij.

Buiten regende het nog steeds. Het werd tijd om weer aan het werk te gaan.