N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Een kleine voorspelling: het gebruik van het woord ‘dossiervreter’ zal de komende maanden toenemen. Met dank aan Pieter Omtzigt. Want nee, functie elders is niet gelukt. En of hij nu als de zoveelste politicus zal opstappen of een eigen partij zal beginnen, er zal veel over hem worden geschreven. In stukken die hem onder meer zullen typeren als een ‘eersteklas dossiervreter’.
Dossiervreter is een bijzonder woord. Het is samengesteld uit twee woorden die los van elkaar een negatieve gevoelswaarde hebben. Dossier = saai. Ambtelijk. Iets uit stoffige archieven. Vreter = ongeremd. Bovenmatig. Te veel van het goede.
Maar zie, plak deze woorden aan elkaar, en je krijgt iets positiefs. Iemand met grote kennis van zaken. Een vechter. Een lastpak die bijvoorbeeld knokt tegen een systeem waarin steeds minder kiezers vertrouwen hebben: de huidige regering.
Dossier is een betrekkelijk jong woord. Het dateert uit het begin van de negentiende eeuw en betekent: verzameling geschriften over één onderwerp. De uitspraak verraadt al de Franse herkomst. In die taal betekent dos ‘rug’. Een rugomslag houdt een bundel geschriften bij elkaar. En je kunt erop noteren waar die bundeling over gaat. Dat is hoe de herkomst van het woord dossier wordt verklaard.
Vreter is een oud woord. In de vorm freter staat het al in een van de eerste Nederlandse woordenboeken: de Schat der Neder-duytscher spraken uit 1573 van Cornelis Plantijn.
De Dikke Van Dale kent de samenstelling dossiervreter sinds 2006. In feite is het al een stuk ouder. We vinden het voor het eerst in 1985. Terugkijkend op de politieke activiteiten van de Duitse bondskanselier Helmut Schmidt schreef de Volkskrant toen: „Bij Helmut Schmidt was dat anders. Die was een ‘dossiervreter’ en wist van specifiek departementale kwesties vaak meer dan de ministers zelf.”
De aanhalingstekens tonen ons meteen de herkomst van het woord: dossiervreter is een vertaling van het Duitse Dossierfresser.
Ruud Lubbers
In het Nederlands maakte dossiervreter daarna langzaam opgang. Pas vier jaar later, in 1989, duikt het voor de tweede keer op, andermaal in de Volkskrant. „Lubbers is een dossiervreter. Hij weet na lezing alle details”, schreef die krant toen.
In de jaren daarna passeerden allerlei andere dossiervreters de revue, uit binnen- en buitenland, maar in een opvallend traag tempo. Eentje in 1990, twee in 1991 en zo druppelde het door, met tussendoor soms jaren niks. In NRC Handelsblad debuteerde het woord pas in 1993, in een stuk over Ruud Lubbers (toen de langstzittende premier van Nederland).
Dat kranten dit woord zo mondjesmaat gebruikten, is vermoedelijk te verklaren door het vreet-stuk. Dat is een plat woord, waardoor dossiervreter iets volks krijgt. Weliswaar een compliment, maar enigszins ordinair.
Die schroom verdween aan het begin van deze eeuw. In 2008 debuteerde dossiervreter in de Tweede Kamer. In een lofrede op de VVD-politicus Henk Kamp, die toen de Kamer verliet. De Kamervoorzitter typeerde hem bij die gelegenheid als „een man van feiten, cijfers en argumenten, een dossiervreter met een spartaanse en sobere mentaliteit: niet drinken, niet roken en gezond eten om de lange werkdagen te kunnen volhouden”.
Inmiddels is Pieter Omtzigt dus de bekendste Haagse dossiervreter. De pitbull die zich vastbijt in stukken. De eenpitter die later dit jaar mogelijk de Haagse politiek volledig op z’n kop zal zetten.