N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Kraamzorg Ooit hadden gezinnen met een baby recht op 80 uur kraamzorg. Inmiddels is 24 uur hier en daar de standaard. Personeelstekorten nopen tot pleisters plakken. „Maar met beeldbellen ben je er niet.”
Het zijn de details die tellen. Een lege vriezer. Geen ledikantje in huis. Een vader die geïrriteerd zijn vuist balt. Een kind in vies ondergoed. Een brief van de deurwaarder in de kast. Een moeder die haar baby niet wil knuffelen.
Zulke details zie je niet direct. Op dag één staat immers de koffie klaar en zit iedereen er onberispelijk bij. Dag twee: idem. Maar na drie dagen kraamzorg is de schijn niet meer op te houden. Dan komen bij moeder de kraamtranen, toont het gezin zijn dagelijkse dynamiek en heeft de kraamzorg met de stofzuiger elke kamer in huis wel eens bezocht.
Niemand die zó veel achter de voordeur ziet als een kraamverzorgende. Acht dagen lang verblijft ze na de geboorte van een kind in elk willekeurig huishouden in Nederland. Bij arm en rijk, elk opleidingsniveau. Ouders met een psychiatrische stoornis, een burn-out, een verstandelijke beperking. Ouders zonder familie, of juist het hele huis vol. Nederlanders, Surinamers, Turken, Marokkanen, Letten, Ieren, Irakezen, Syriërs, Afghanen. En hoe vaak Ans van Huet (61), werkzaam in Gelderland, van buitenlandse gezinnen wel niet te horen krijgt ‘Oh, wat is dat hier in Nederland toch goed geregeld, in ons land is er niets’.
Dan knikt ze. Ja, ja, het is een prachtig vak. Een Nederlandse vinding, ooit bedacht om de relatief hoge kindersterfte tegen te gaan. Een kraamverzorgende is er voor een goede start voor elke pasgeborene. Je assisteert soms bij de bevalling. Maar je bent daarna ook de oren en ogen van de verloskundige. En een hulplijn voor het gezin in een kwetsbare tijd. Want al is het nieuwe leven vrijwel altijd welkom, een roze wolk is de kraamtijd lang niet altijd. Het is een hectische periode, ieders leven staat even op z’n kop. En dan is de kraamzorg er voor rust, reinheid, regelmaat.
Hoge nood
Maar hoe lang nog? Dat denkt ze ook. Want toen Ans van Huet 41 jaar geleden begon hadden gezinnen nog recht op 80 uur kraamzorg. Tien dagen acht uur per dag in één gezin – „en je ging pas weg als de afwas klaar was”. De kraamzorg werd in de jaren erna afgeschaald naar 64 uur: werkte ze acht dagen van acht uur. En nu is het zo’n 48 uur: acht dagen van zes uur. Maar dat is officieel, want het tekort aan kraamverzorgenden is zo groot dat 24 uur – acht dagen van drie uur – in veel regio’s zowat de nieuwe standaard is. Doet Ans van Huet twee gezinnen op één dag. Sommigen doen er zelfs drie.
De nood in kraamland is wel vaker hoog geweest. Ook in 2008 en 2017 trokken kraambureaus vanwege personeelsgebrek aan de bel. Maar zo nijpend als nu waren de tekorten nog nooit, zegt Corina Munts, beleidsadviseur van Bo Geboortezorg, de brancheorganisatie die met 132 leden een groot deel van de sector – 8.679 kraamverzorgenden onder wie 1.140 zzp’ers – vertegenwoordigt.
De nood is een gevolg van „communicerende vaten”. Kleine marges, hoge werkdruk, laag salaris. Waardoor de uitstroom naar andere sectoren toeneemt en de werkdruk oploopt met tot gevolg nog meer uitval en een ziekteverzuim dat sinds de coronaperiode al structureel hoger ligt – ruim 10 procent. En in de zomermaanden zijn de roosters vanwege vakanties helemaal moeilijk te vullen.
Tekorten zijn er vooral in de Randstad, Brabant, Limburg en Twente en er waren dit voorjaar zelfs kraamzorg-organisaties die een cliëntenstop afkondigden. Ze konden ouders niet meer inschrijven, ook niet voor 24 uur kraamzorg – het absolute minimum volgens de geldende norm.
Om de zorg alsnog te garanderen sloot Bo Geboortezorg in juni een convenant met Zorgverzekeraars Nederland (ZN). Daarin is besloten de tarieven voor kraamzorg tijdelijk met 10 procent te verhogen – 3 procent vloeit naar de lonen – en de digitale kraamzorg – via apps, beeldbellen en instructievideo’s – te verruimen van één declarabel uur naar zeven uur bij het eerste kind en vijf bij het tweede. Van organisaties wordt verwacht dat ze bij ouders de verwachting over de kraamzorg bijstellen en bespreken of mantelzorg beschikbaar is – opa of oma.
Ook moeten organisaties met elkaar gaan samenwerken om de zorg geregeld te krijgen. Zo kan een kraamzorgorganisatie die nog uren over heeft, deze inzetten voor een cliënt van een ander bureau. Corina Munts noemt het een „unieke situatie”, want de bedrijfstak is van oudsher sterk concurrerend en zo’n samenwerking gaat in tegen de principes van de vrije markt en vrije klantkeuze. „We hebben overleg gehad met Autoriteit Consument en Markt.”
Hoe al dat pleisters plakken eruitziet in de praktijk? Bij Lunavi Kraamzorg, een van de marktleiders in West-Brabant, begeleiden sinds deze week twaalf kraamverzorgenden de kersverse ouders vanachter een scherm. Ze geven instructies over borstvoeding, gebruik van de kruik, het badje en beantwoorden vragen die er zijn. De pilot is uit nood geboren en alleen bedoeld als „aanvulling” op de fysieke kraamzorg, benadrukt Janine Kliphuis, bestuurder bij Lunavi. „Met beeldbellen alleen ben je er echt niet.”
Maar ze ziet ook wel voordelen. De jonge ouders van nu zitten vaak al de hele dag op schermpjes, „die zijn het wel gewend”. Bovendien biedt het werknemers die geen fysieke zorg kunnen leveren, vanwege long covid of omdat ze net een knieoperatie hebben gehad, de mogelijkheid om alsnog te werken.
Er zijn nu zoveel filmpjes op internet. Ouders zijn veel beter voorbereid, assertiever, weten wat ze willen
‘Babymanager’
Lunavi is lang niet de enige die de fysieke zorg met digitale combineert. Vooral grotere organisaties hebben geïnvesteerd in apps met namen als ‘babymanager’ en ‘Nieuw Leven’, vol tips en ‘optimale adviezen’ over herstel na de bevalling.
De tekorten in Brabant zijn zo groot dat kraamzorgorganisaties in meerdere plaatsen kraamzorghotels hebben ingericht. Zo heeft Lunavi samen met Kraamcentrum DAT sinds vorige maand een vleugel van het Bravis Ziekenhuis in Bergen op Zoom in gebruik. Negen kamers op de vijfde verdieping – normaal alleen in gebruik voor longpatiënten in de winter – waar een commode staat en een badje en bedden voor moeder, kind én vader. Met één kraamverzorgende op vier gezinnen.
Een noodmaatregel, beaamt Kliphuis, maar mooier kan ze het niet maken. Zo kan de zorg alsnog geleverd worden en dit haalt „de druk” op de kraamverzorgenden een beetje eraf. Gemiddeld zijn vier à vijf kamers bezet en de cliënten zijn tot nu toe tevreden. „We hebben nog alleen ouders gehad die er zelf voor kozen, bijvoorbeeld vanwege een vroeggeboorte of laag geboortegewicht. Of een moeilijke thuissituatie, zoals iemand met wateroverlast in huis.” Er is dag en nacht zorg en de kosten zijn – anders dan in bestaande kraamhotels – voor de organisatie, niet de cliënt. Kliphuis ziet het vooral als opstart: „Indien mogelijk krijgen ze na een paar dagen ook thuis nog kraamzorg.”
Is dit de toekomst? Tijden veranderen, dat zien de kraamverzorgenden ook wel. „Vaders zag je vroeger nooit”, zegt Ans van Huet. „Vader ging na één dag alweer aan het werk, samen met moeder hield je als kraamverzorgende het gezin draaiende.” Inmiddels is het ouderschapsverlof zo uitgebreid dat vaders in de kraamtijd vaak betrokken zijn, „dat is heel positief”. En ook de verwachtingen van ouders zijn veranderd, ziet Susan Meijers, kraamverzorgende in de regio Limburg. „Er zijn nu zoveel internetfilmpjes, ouders zijn veel beter voorbereid.” Ze zijn ook assertiever, weten wat ze willen. „Ze vragen: kun je morgen van twaalf tot zes komen? Of in de avonduren? Dat was vroeger nooit.”
Keizersnede
Maar ook het vak is veranderd. Kraamverzorgenden hebben meer opleiding en meer kennis dan vroeger. Over borstvoeding, gezondheid, herstel van de moeder. Ook omdat ze meer taken en verantwoordelijkheid hebben gekregen. Een paar jaar geleden verbleven moeders na een keizersnede nog vier dagen in het ziekenhuis, nu vaak maar 24 uur. Want in ziekenhuizen zijn óók tekorten. En dus komen moeders geregeld met een blaaskatheter naar huis. Of na bloedverlies. Of een baby die slecht drinkt, met ondergewicht. En ook de verloskundige, de eindverantwoordelijke aan wie de kraamzorg rapporteert, heeft minder tijd, want ook díé sector kampt met een tekort.
„Er zijn nog altijd mensen die denken dat we er alleen zijn voor de beschuitjes”, zegt Hennie Nolles (40), kraamverzorgende in Friesland, Groningen en Drenthe. Maar ook als er geen complicaties zijn, is er genoeg te doen. Oké, ze somt op. Acht uur beginnen. Ontbijt voor de kraamvrouw. Eitje erbij. „Geen verwennerij, eiwitten zijn pure noodzaak, om aan te sterken.” Oh, de vaatwasser is vol, uitruimen. En er staat nog een emmer met was die van boven komt. Controles doen van de kraamvrouw: wond, baarmoederstand. Mevrouw gaat douchen. „‘Even in de buurt blijven’, denk ik dan.” En oh, mevrouw is doorgelekt in bed. Bed verschonen. Emmer met was naar boven. Wasmachine aan. Borstvoeding loopt nog niet. Mevrouw helpen met aanleggen. Baby moet verschoond. Baby in badje. Bad-instructie aan de ouders. Baby helpen met aankleden. Borstvoeding is nog niet op gang. Nog eens aanleggen. Administratie doen. Ah, de verloskundige komt binnen. Overdracht. Lunch verzorgen. De kraamvrouw gaat even op bed, vader ook. Kan ze mooi even het sanitair schoonmaken – „Ook echt nodig, om het infectiegevaar te beperken.” Ah, de was is klaar. Ophangen. Baby wordt wakker. Administratie. Vaatwasser… Nee, dat gaat niet via beeldbellen. En ook niet vanuit een kraamzorghotel.
Wat je met al die alternatieven vooral mist, zegt Hennie Nolles, is signaleren, „onze belangrijkste taak”. Als de verloskundige binnenkomt en aan de kraamvrouw vraagt ‘hoe gaat het’, is het antwoord meestal: ‘goed’. Nooit: ‘ruk’. „Terwijl…” Slechte nachten, een baby die overmatig spuugt, rugklachten na de bevalling. Dan zegt Nolles: ‘Joh, ik zie dat je slecht loopt. Misschien even naar de fysio.’ Vroegtijdig signaleren om grotere problemen te voorkomen, is het idee. Dat geldt ook voor gezinnen in armoede, met spanningen thuis of bij een postnatale depressie. Een kraamverzorgende gaat eerst in gesprek – ‘ik zie dat…’ – en verwijst zo nodig door. Ze mag volgens de meldcode rapporteren aan de verloskundige.
Dubbele diensten
Maar hoe doe je dat als je dubbele diensten draait? ‘Twee keer drie’, ofwel: twee gezinnen op één dag. Voor Hennie, Ans en Susan is dat inmiddels vrij normaal, zeker in de zomer. Ze kennen ook kraamverzorgenden die ‘drie keer drie’ doen. „Is echt niet de bedoeling, maar ja…” Aan signaleren kom je dan niet toe, zegt Van Huet. Dat heeft tijd nodig. Even aan de koffie met de kraamvrouw voel je dat ze een écht gesprek wil aangaan. „Maar dan moet je alweer naar het volgende gezin.”
De collega’s van de planning zijn leidend. Die maken de roosters en vragen wekelijks of ze niet ‘toch nog een paar uurtjes extra kunnen’. Weigeren vinden veel kraamverzorgenden moeilijk, ziet Susan Meijers. „De nood is hoog en veel mensen zijn niet zo assertief.” Dan nemen ze een extra dienst aan, zelfs na hun werkdag, omdat een cliënt net is bevallen. Want de kraamzorg moet er dan verplicht binnen een uur zijn, „ook al is het midden in de nacht”.
De onregelmatigheid maakt het beroep zwaar, ziet FNV-bestuurder Feli Escarabajal. Kraamverzorgenden in loondienst hebben ‘wachtdiensten’, een blok van acht uur waarin ze kunnen worden opgeroepen om binnen een uur bij een bevalling te zijn en dan verdienen ze 11,44 euro bruto, „voor het hele blok”. Veel werknemers willen dat niet meer. Die worden zzp’er of kiezen een ander vak. De ouderenzorg, de kinderopvang. „Verdient beter en is minder onregelmatig.”
Vooral de jongere generatie stelt andere eisen aan het vak, ziet Janine Kliphuis van Lunavi. „Die wil eigen regie over de werkdag.” Daarom poogt ze de roosterdruk te verlagen, om de uitstroom te beperken. Zoals door samenwerking met andere kraambureaus zodat ze de capaciteit kan verdelen – en de flexibiliteit in de roosters vergroot. Maar échte oplossingen om de kraamzorg „toekomstbestendig” te houden zijn het niet, zegt ze ook. Bo Geboortezorg, de brancheorganisatie, is nog druk bezig met zo’n langetermijnplan. Maar waar iedereen het over eens is: de lonen moeten omhoog om concurrerend te zijn met andere sectoren.
‘Waarom ga je niets anders doen?’ vragen vrienden aan Hennie Nolles. Ze is net hersteld van een burn-out en ze heeft er heus wel aan gedacht. Maar ze kan geen ander beroep bedenken. Het allermooiste vindt ze ouders met een eerste kind. Dan ziet ze hen de eerste dag „bijna trillend” de baby verschonen en na acht dagen, als ze weer de deur uitloopt, hebben ze een zelfverzekerde blik. ‘Wij kunnen dit.’