N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.

Als gepensioneerde vrienden aan het reizen slaan, worden het vreemden. Ze vertellen over tolwegen in Frankrijk, toiletten in Portugal en feestdagen in Mongolië. Ik luister met de dood in het hart en een schuine blik op de klok. Als ze vragen hoe het met ons gaat, moeten we diep nadenken. Vroeger zou ik over de nieuwe poes vertellen. Nu lukt me dat niet meer.
Fred en Trijnie zijn even thuis tussen twee reizen door. Ze nodigen ons uit in hun nieuwe appartement. De TomTom weet zich geen raad met het adres. ‘Heuk 133’ blijkt een fonkelnieuw wijkje achter een slagboom. We bellen aan en roepen onze naam door de intercom. Dan zoeven we omhoog in een lift.
Fred en Trijnie wachten ons op. Ze zien er bruin en weldoorvoed uit. Hun oude huis was groot en rommelig. Hier staan maar vier meubelen: twee reusachtige leren stoelen en twee leren banken.
„We hebben iemand ingehuurd die alles voor ons ontworpen heeft”, zegt Trijnie. „Alle oude troep hebben we weggedaan.”
„Je merklappenverzameling toch niet?”, zeg ik tegen Trijnie.
„Ook die mooie oude archiefkasten?”, vraagt Thijs.
Fred haalt zijn schouders op. „We wilden niet dat onze kinderen na onze dood met al die oude rommel opgescheept zouden worden.” Hij gaat in de rode stoel zitten en Trijnie in de gele. Ze drukken op een knopje en het voetendeel gaat omhoog. Ze drukken op een ander knopje en de hele stoel kantelt zodat ze beiden in liggende positie komen.
„Houston space control”, zegt Thijs.
„Als je niet meer goed ter been bent, is dit zo handig!”, roept Trijnie. „We zijn nu nog goed, maar dat duurt niet eeuwig natuurlijk. Daar moet je rekening mee houden. Je wilt je kinderen toch niet tot last zijn.”
Hoe oud zijn ze eigenlijk? Net zeventig, misschien.
„Ga toch zitten!”, roepen Fred en Trijnie.
Ik ga op de rode bank zitten, Thijs op de gele.
Bij de koffie met gebak vertellen Fred en Trijnie over de Thaise volksaard en het nationale feest in Brazilië waar ze elkaar achterna zitten met gekleurde rijst. Fred laat foto’s zien op het enorme televisiescherm aan de wand.
„Hoe is het met de kinderen?”, vraagt Thijs.
„Jannie lijkt het goed te doen in Hongkong en Gijs zit nu in Dubai.”
„Al kleinkinderen op komst?”
„Niet zover ik weet”, zegt Trijnie. „Fred, heb je de foto’s van Bali al laten zien?”
Als we na twee uur vertrekken en bij de deur staan, vraagt Fred aan mij: „Geef je nog les in verhalen schrijven?”
„Nee”, zeg ik.
„Nicolien heeft net een bestseller geschreven”, zegt Thijs.
Fred lacht. „En waar koop je zoiets? Online?”
„Of in een boekwinkel”, zeg ik.
We gaan in de lift naar beneden. Stijf gearmd lopen we naar onze auto. Pas als we de slagboom gepasseerd zijn, durven we te praten. Dit waren ooit onze vrienden, deze mensen in hun praalgraf. Wat is er misgegaan?
Nooit, nooit, nooit gaan we weer naar Fred en Trijnie.
