N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Technologie Het Britse techbedrijf Arm bereidt zich voor op notering aan de Nasdaq. Het belooft een van de grootste beursgangen van het jaar te worden, voortgekomen uit een geflopte Apple-gadget en een mislukt bod.
Sommige mislukkingen pakken succesvoller uit dan andere. Toen Apple in augustus 1993, op de kop af dertig jaar geleden, de Newton op de markt bracht, zat niemand te wachten op deze ‘personal digital assistant’ (PDA), een computer ter grootte van je hand. Op het scherm kon je met een plastic pennetje notities krabbelen. Het apparaat kostte destijds 900 dollar, te vergelijken met de prijs van de duurste iPhone van dit moment.
De handschriftherkenning van de Newton bleek abominabel en de gadget verdween na vijf jaar van de markt. Toch werd het apparaat onsterfelijk: Apple gebruikte namelijk voor het eerst een chip die gebaseerd was op techniek van het Britse Arm. Dit bedrijf uit de stad Cambridge ontwerpt een machinetaal voor chips. De taal – ook wel een set instructies genoemd – bepaalt op welke manier de processor gegevens moet verwerken. Andere fabrikanten gebruiken die codes weer om er zelf chips mee te ontwerpen. Inmiddels is Arms-technologie te vinden in vrijwel elk telefoontoestel, ook in de iPhone.
Sinds die geflopte Newton zijn er 250 miljard apparaten op de markt verschenen die een Arm-processor aan boord hebben, becijferde de Britse chipontwerper zelf. Je vindt de techniek niet meer alleen in mobiele apparaten. Arm-chips draaien in vrijwel alle gadgets, tv’s, auto’s en in de allergrootste datacenters. Arm-processors zijn ook krachtig genoeg om in gewone computers te concurreren met Intel-chips. Apple schroeft daarom in MacBooks en iMacs chips die draaien op Arm-technologie.
Arm-chips draaien in vrijwel alle gadgets, tv’s, auto’s en de allergrootste datacenters
Een mislukt bod
Met een beursgang op komst – die al in september kan plaatsvinden – voegt Arm een nieuw hoofdstuk toe aan zijn geschiedenis. Het bedrijf is nu eigendom van SoftBank Group, het investeringsfonds van de Japanse miljardair Masayoshi Son. Hij kocht Arm in 2016 voor 32 miljard dollar om te kunnen profiteren van de opmars van het internet of things – apparaten en sensoren die via een netwerkverbinding gegevens uitwisselen om ze efficiënt met elkaar te laten samenwerken.
De Britten verdienen geld door hun techniek – bouwstenen voor chipontwerpen – te licentiëren aan fabrikanten, die er hun eigen producten mee ontwikkelen. Vervolgens krijgt Arm ook een percentage van de opbrengst van alle chips met Arm-technologie die verkocht worden. Die royalty’s maakten in 2021 (over 2022 zijn nog geen cijfers vrijgegeven ) ruim de helft van de omzet uit. De totale omzet bedroeg 2,7 miljard dollar; dat jaar werden 26 miljard chips gemaakt die op Arm-ontwerpen draaien.
De Amerikaanse chipontwerper Nvidia deed in 2020 een bod van 40 miljard dollar op Arm. SoftBank ging akkoord, maar de overnamepoging liep stuk op argwaan van toezichthouders. Zij vonden het oneerlijk dat cruciale technologie voor alle chipfabrikanten volledig in handen zou komen van slechts één van die fabrikanten. Ook al bezwoer Nvidia de Arm-techniek eerlijk ter beschikking te stellen aan concurrenten, toestemming voor de overname kwam er niet.
Het bod op Arm van Nvidia bestond uit een combinatie van contanten en eigen aandelen. Doordat de koers van die Nvidia-stukken daarna snel steeg, liep de waarde van het bod op papier uiteindelijk op tot meer dan 80 miljard dollar.
Het afketsen van de Arm-deal heeft de opmars van Nvidia niet gestuit: het is de eerste chipfabrikant met een beurswaarde boven de 1.000 miljard dollar. Dat is voornamelijk te danken aan de groeiende interesse voor artificiële intelligentie (AI). De algoritmes voor toepassingen als ChatGPT worden getraind met grote hoeveelheden data. Voor dit machine learning-proces maakt Nvidia gespecialiseerde processors. Zulke chips maken ook gebruik van Arm-technologie. Niet alleen de mobiele revolutie, ook de voorspelde AI-revolutie zal dus draaien op de techniek die ze in Cambridge bedenken.
Dan maar de beurs
Toen de koop door Nvidia niet doorging, koos SoftBank Group voor een andere optie: een gang naar de Amerikaanse techbeurs Nasdaq. In mei deed het daarvoor de officiële aanvraag. Masayoshi Son had de Arm-leiding al uitgebreid met ervaren mensen uit de chipwereld, onder wie Tony Fadell die ooit Apples iPod ontwierp, voormalig Qualcomm-topman Paul Jacobs en Rosemary Schooler, van Intels data- en AI-divisie.
SoftBank is ook al volop in gesprek met strategische investeerders over deelname in het bedrijf. Voor chipfabrikanten is dat een manier om nauw betrokken te blijven bij een van de belangrijkste partijen voor hun halfgeleiders. In het geruchtencircuit vallen namen van zowel Aziatische chipmakers (TSMC, Samsung en SK Hynix) als die van het Amerikaanse Intel. Son heeft daarnaast Nvidia gepolst. Volgens de Britse zakenkrant Financial Times wil Nvidia een belang van enkele honderden miljoenen dollars in Arm nemen – gebaseerd op een beurswaarde die tussen de 40 en 80 miljard dollar kan uitkomen.
SoftBank had eerder al groot succes met een beursgang van een van zijn investeringen. In 2014 brachten de Japanners de Chinese techreus Alibaba naar de beurs en dat werd de belangrijkste financiële pijler onder het investeringsfonds. Het leverde Son tientallen miljarden dollars op.
Of Arm ook zo’n hit wordt, staat te bezien. Het bedrijf voelt de gevolgen van de Amerikaanse exportbeperkingen, waardoor het zijn meest geavanceerde techniek niet meer mag leveren aan sommige Chinese bedrijven, zoals Alibaba. Ook moest het vorig jaar nog wegens een terugval in de techindustrie flink in eigen vlees snijden. De nieuwe Amerikaanse topman Rene Haas schrapte 15 procent van de ruim zesduizend banen. Aan de andere kant past zo’n reorganisatie ook bij het ‘mooi maken’ voor de beursgang.
Arm voelt de gevolgen van Amerikaanse exportbeperkingen en een terugval in de techindustrie
Redder van Apple
Als Arm straks naar de Nasdaq gaat, is het de tweede keer dat het Britse bedrijf een beursnotering krijgt. In 1998 werd het al aan de Londense beurs verhandeld. Toen was Apple ook nog een belangrijke aandeelhouder: Arm komt namelijk voort uit een joint venture van Apple en de Britse chipontwerper Acorn. Dat laatste bedrijf maakte begin jaren tachtig handzame computers voor een tv-cursus van de BBC. Omdat er weinig geld was voor onderdelen van deze ‘BBC Micro’, ontwikkelde Acorn een slimme combinatie van instructies voor de processor, waardoor die alleen de meest voorkomende taken hoefde uit te voeren. Op deze manier kunnen computerchips niet heel veel verschillende berekeningen uitvoeren, maar wát ze kunnen, doen ze wel heel snel. De afkorting die daarbij hoort, is RISC: reduced instruction set computer.
Het voordeel: Acorn kon voor zijn BBC-computer een veel goedkopere chip gebruiken. Die RISC-chip hoefde minder hard te rekenen, veroorzaakte daardoor minder warmte en had ook geen ventilator meer nodig om gekoeld te worden.
Dat die vereenvoudigde aanpak ook van pas zou komen in een PDA, telefoon of elk ander apparaat dat op batterijen werkt en energiezuinig moet zijn, was nog niet bij de ontwikkelaars opgekomen. Dat bleek pas toen Apple op zoek ging naar een geschikte processor voor de Newton. Het Amerikaanse techbedrijf vroeg Acorn de technologie te leveren via een joint venture. Dat bedrijf kreeg de naam Acorn RISC Machines, maar Apple vond ‘Advanced’ beter klinken dan ‘Acorn’.
De Amerikanen hielden 43 procent van de aandelen in de joint venture. Eind jaren negentig, toen Apple op omvallen stond, leverde de verkoop van dat belang net genoeg op om het hoofd boven water te houden. Apple-oprichter Steve Jobs was in 1997 net teruggekeerd als topman. Een van z’n eerste besluiten: stoppen met de geflopte Newton.