Thuiswerken is een blijvertje, maar de baas trekt wel een grens

Werkafspraken Door corona is thuiswerken gangbaarder geworden, maar wereldwijd willen werknemers dat vaker dan de baas lief is. Grote werkgevers in Nederland laten hun personeel bij voorkeur teamsgewijs regelen wie wanneer op kantoor is.


Illustratie Maud de Vries

‘Als je vandaag niet op kantoor kunt komen, moeten je ouders een verzuimbriefje ondertekenen.” Het is de tekst bij een populaire meme die rondgaat op het intranet van Google. Personeelschef Fiona Cicconi staat erop, gefotoshopt voor een schoolbord.

Het spottende plaatje staat symbool voor de onenigheid over thuiswerken binnen het Amerikaanse techbedrijf. Waar Google zijn circa 190.000 werknemers (van wie 700 in Nederland) tijdens de coronapandemie nog de keuze gaf wel of niet naar kantoor te komen, voert het tegenwoordig ander beleid: terug naar kantoor. Minstens drie dagen per week moeten personeelsleden daar zijn, wat wordt geregistreerd via hun toegangspas. Een deel van hen voelt zich daarmee behandeld als schoolkinderen. Volgens Google zelf werkt het beleid goed. Het bedrijf wil dat werknemers „persoonlijk contact maken en samenwerken”.

Google staat hierin niet alleen. Ook de Amerikaanse techreuzen Meta, Dell en Amazon vragen kantoorpersoneel ten minste drie werkdagen per week fysiek te verschijnen. In Nederland doet een grote werkgever als chipmachinefabrikant ASML intussen hetzelfde, terwijl Ahold Delhaize personeel op het hoofdkantoor vraagt daar zeker de helft van de werkweek aanwezig te zijn. Dan zijn er nog werkgevers als de Amerikaanse zakenbanken JPMorgan Chase en Goldman Sachs, die thuiswerken volledig willen uitbannen – ook als dat tegen de zin van hun werknemers is.

Minder productief

De trend wordt wereldwijd zichtbaar: werkgevers en werknemers zijn het in het post-coronatijdperk minder vaak eens over de wenselijkheid van werken ‘op afstand’ dan toen de pandemie nog woedde. Werknemers met een voltijdbaan zouden graag twee dagen per week thuiswerken, een dag meer dan ze nu gemiddeld mogen. Dat blijkt uit onderzoek in 34 landen door WFH (Working from Home) Research. Dit samenwerkingsverband van onder meer de Amerikaanse universiteiten MIT en Stanford en het Duitse onderzoeksinstituut Ifo ontstond kort na de uitbraak van Covid-19 en doet maandelijks onderzoek naar werkafspraken.

Werknemers met een voltijdbaan zouden graag twee dagen per week thuiswerken

Werkgevers vrezen vooral dat thuiswerken tot minder productiviteit leidt. Uit recent WFH-onderzoek blijkt dat callcentermedewerkers van een groot Amerikaans detailhandelsbedrijf tijdens de coronapandemie thuis 10 tot 20 procent minder productief waren dan op kantoor. Bij een groot techbedrijf in India daalde de productiviteit 8 tot 19 procent, terwijl personeel van een Indiaas bedrijf dat administratieve gegevens invoert thuiswerkend 18 procent minder presteerde.

Daar staan onderzoeken tegenover die aangeven dat een ‘hybride’ werkmodel – afwisselend thuis en op kantoor – gepaard gaat met een gelijke of licht verbeterde productiviteit. Bij onder meer een Chinees reisbedrijf, een Amerikaanse overheidsorganisatie en een ngo in Bangladesh bleek dat zo meer werk werd verricht.

Een experiment onder 1.600 werknemers van online reisorganisatie Trip.com liet zien dat de individuele productiviteit van hybride werkers na zes maanden nagenoeg gelijk was aan die van fulltime kantoorwerkers.

Moeilijk meten

Volgens Paul de Beer, hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam, is individuele arbeidsproductiviteit moeilijk meetbaar. „Vooral in een diensteneconomie als de Nederlandse. Bij een klassieke fabriek is dat gemakkelijker: je kijkt hoeveel producten er per uur van de lopende band rollen. Bij diensten is vaak sprake van teamwerk. Dat maakt het effect van thuiswerken moeilijk objectief meetbaar.”

Waar de baas vreest voor verlies van arbeidsproductiviteit, zien medewerkers vooral voordelen van thuiswerken. Als pluspunten noemen ze in het WFH-onderzoek vooral: geen reistijd, besparing op benzine en lunchkosten, en flexibele werktijden.

In veel landen zijn werknemers gewend geraakt aan hun nieuw verworven vrijheid. Ze willen eerder méér dan minder uren per week thuiswerken. Dat is het duidelijkst zichtbaar in Argentinië, Brazilië, Mexico, Turkije en Zuid-Afrika, waar werknemers gemiddeld meer dagen willen thuiswerken dan hun werkgevers nu toestaan. Nederland behoort tot de landen waar dit ‘gat’ tussen wat werkgevers bieden en wat werknemers willen het kleinst is, samen met Japan en Denemarken. De Nederlandse werknemer zou anderhalve dag per volle werkweek willen thuiswerken, z’n baas vindt gemiddeld 1,2 dagen wel genoeg.

Fulltimers werken wereldwijd gemiddeld 0,9 dagen per week thuis. Nederlandse werknemers zitten daar met 1 dag per week net boven. Het vaakst wordt thuisgewerkt in Canada (1,7), het Verenigd Koninkrijk (1,5) en de Verenigde Staten (1,4).

Populaire kantoordagen

In Nederland is het thuiswerken bijna verdubbeld vergeleken met de periode voor de coronapandemie. Het gemiddeld aantal thuiswerkuren steeg van 3,4 naar 6,4 per week, blijkt uit onderzoek van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM), dat ook onder parttimers peilt. Vooral dinsdag en donderdag zijn populaire ‘kantoordagen’. Een kleine 60 procent reist dan voor of naar werk. Op vrijdag gebeurt dat het minst, wat overigens ook al het geval was voor de uitbraak van Covid-19. Van de werkenden geeft overigens 49 procent aan dat zijn of haar taken zich überhaupt niet lenen voor thuiswerken.

Voor corona was er sprake van een soort georganiseerd wantrouwen: je diende aanwezig te zijn op je werk

Steven van Eijck fiscaal econoom

Het kabinet vroeg de Sociaal-Economische Raad (SER) in 2021 om aanbevelingen over thuiswerken na de coronapandemie. Die adviseerde: geef werknemers voldoende zeggenschap over werken op afstand en kom als werkgever en werknemer samen tot afspraken over de geschikte werklocatie. De mogelijkheid van hybride werken moet volgens het adviesorgaan worden verankerd in iedere organisatie, door afspraken tussen werkgever en personeelsvertegenwoordiging of via de cao.

Duidelijk is dat het idee over thuiswerken is veranderd in Nederland. Steven van Eijck, fiscaal econoom en onafhankelijk deskundige voor de SER: „Voor corona was er sprake van een soort georganiseerd wantrouwen: je diende aanwezig te zijn op je werk. Maar tijdens de pandemie moest je werkgever er opeens van uitgaan dat jij je werk thuis voortzette en ontstond er vertrouwen. We zijn inmiddels zo gewend aan thuiswerken dat we daarover nu gewoon die afspraken kunnen maken.”

Als de arbeidsproductiviteit dan toch tegenvalt, moet volgens Van Eijck per sector en functieniveau goed worden onderzocht wat de oorzaak is. „Er zijn altijd mensen die misbruik maken van hun vrijheden en onder werktijd het huis schilderen. Maar dat hoeft niet het einde van thuiswerken te betekenen.”