N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Necrologie
Martin Walser (1927-2023) Martin Walser was de laatste van de grote naoorlogse Duitse schrijvers die in zijn werk de Bondsrepubliek bekritiseerde.
Martin Walser was in alles groot. Als schrijver, als fysieke verschijning, maar ook als provocateur. Vrijdag is hij in het stadje Überlingen aan het Zuid-Duitse Bodenmeer overleden. Hij werd 96 jaar oud.
Sinds de dood van zijn generatiegenoten Günter Grass en Hans Magnus Enzensberger gold Walser als de laatste van de grote Duitse schrijvers die in de tweede helft van de twintigste eeuw de Duitse Bondsrepubliek op literair en politiek gebied bekritiseerden.
Geboren als zoon van een kolenboer die in 1937 al overleed, studeerde Walser na de Tweede Wereldoorlog in Regensburg en Tübingen literatuurwetenschap, geschiedenis en filosofie. Na zijn promotie op het werk van Kafka begon hij als redacteur bij de radio hoorspelen te schrijven. Aanvankelijk waren die existentialistisch getint, maar geleidelijk aan gingen ze steeds meer over de psychische en maatschappelijke problemen van gewone mensen. Consumptiedwang was daarin een belangrijk thema.
Ook zijn korte verhalen, die in 1955 gebundeld werden in Ein Flugzeug über dem Haus und andere Geschichten, gaan vaak over alledaagse ervaringen van gewone mensen. In hun soms surrealistische en grotesk-absurde trekken, herken je de invloed van Kafka.
Steeds meer ontpopte Walser, die het marxisme had bestudeerd en zich aansloot bij de SPD, zich als een maatschappelijk geëngageerde, linkse schrijver. Zo legde hij in zijn in 1957 verschenen romandebuut, Ehen in Philippsburg, de relaties tussen cultuur, politiek, economie en massamedia bloot. Het boek werd een bestseller en kreeg de Hermann-Hesseprijs. In zijn volgende roman Halbzeit (1960), het eerste deel van een trilogie, beschreef hoe menselijke waarden verloren gaan als alles om de economie draait. Het tweede deel van deze trilogie, Das Einhorn (1966), is behalve een roman over ouder worden ook een provocerende satire over het decadente culturele leven in de naoorlogse Bondsrepubliek. In zijn roman Jenseits der Liebe (1976) nam Walser de onmenselijkheid van het zakenleven op de hak. Bijna al zijn personages zijn niet opgewassen tegen het leven.
‘Unser Auschwitz’
In zijn toneelstukken uit de jaren zestig, een periode waarin hij partij koos voor Willy Brandt en tegen de Vietnamoorlog, heeft hij het voor het eerst over het nazi-verleden, dat hij van verschillende kanten belicht. De nazi-tijd speelde ook een belangrijke rol in zijn essayistische werk. Dat bleek toen hij in 1965, naar aanleiding van de Auschwitzprocessen in Frankfurt am Main, het essay Unser Auschwitz publiceerde. Hierin laat hij zich uit over de zin en onzin van de Duitse schuldvraag, aangezien de mens wat het kwaad betreft volgens hem uiteindelijk onveranderbaar is.
In zijn autobiografische roman Ein springender Brunnen (1998) behandelt hij de geschiedenis van een sterk op hem gelijkende jongen, Johann, tijdens de Tweede Wereldoorlog in een dorp aan het Bodenmeer. Die oorlog komt in het verhaal nauwelijks voor, behalve als aan het einde van de roman bekend wordt dat Johanns oudere broer is gesneuveld.
In het literaire tv-programma Das Literarisches Quartett, kreeg Walser ervan langs, omdat Auschwitz geen enkele rol in de roman speelde. Indirect werd Walser door presentator Marcel Reich-Ranicki beschuldigd van zowel nivellering van het nazi-tijdperk als geschiedsvervalsing. Terwijl het Walser er alleen om te doen was geweest zijn jeugdervaringen op een literaire manier te beschrijven, zonder latere politieke en historische oordelen daarbij een rol te laten spelen. Het boek was het begin van een rel in de Duitse media.
Toen hem eind 1998 de Vredesprijs van de Duitse Boekhandel werd toegekend, gaf Walser zijn critici weerwoord. In zijn dankrede in de Sint-Paulskerk in Frankfurt verweet hij vooraanstaande Duitse groeperingen en politici ervan misbruik te maken van de misdaden van de nazi’s door die voortdurend te thematiseren en zich op die manier systematisch aan de ‘goede kant van het gelijk’ te scharen. Hierdoor zou de herdenking van die misdaden een cliché worden en haar betekenis verliezen. Volgens Walser was het daarom tijd om een streep te zetten onder het nazi-verleden.
Rel
Die rede was aanleiding voor een nog grotere rel en overschaduwde de rest van Walsers leven. Zijn critici meenden nu dat hij de nazi-misdaden had willen bagatelliseren, wat allerminst zo was.
In 2002 kreeg die rel een nieuw vervolg toen Walser in de roman Tod eines Kritikers wraak nam op literatuurcriticus Marcel Reich-Ranicki, die van Joodse komaf was. Deze keer werd hem ook antisemitisme verweten.
Het belette Walser hierna niet om gestaag en onverstoorbaar door te werken aan zijn omvangrijke oeuvre, dat zo’n vijftig boeken telt. Tot en met 2022 verscheen jaarlijks een nieuw werk van zijn hand. Het schrijven hield hem duidelijk in leven.
Daarnaast was er ook zijn ontembare nieuwsgierigheid naar de liefde. ‘Ik kan slechts uit liefde schrijven’ zei hij in 2015. ‘Liefde is mijn voornaamste beweegreden.’ In datzelfde jaar deed hij in Shmekendike Blumen: ein Denkmal een verzoenende handreiking naar zijn critici op de Vredesprijsrede uit 1998.